PrimairAantonen van de grotere werkzaamheid (gemeten aan de hand van de PFS-duur) van L-BLP25 in combinatie met een hormoonbehandeling (HT) vergeleken met een placebo plus HT, indien deze wordt gebruikt als eerstelijnsbehandeling van hormoonreceptor…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen, congenitaal
- Borstaandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Progressie Vrije Overlevingstijd (evaluatie van ziekteprogressie, vastgesteld
door een onafhankelijke radiologische lezing)
Secundaire uitkomstmaten
• Totale overlevingsduur
• Objectieve tumorrespons
• Duur van de respons
• Klinisch voordeel
• Tijd tot progressie
• Tijd tot chemotherapie;
• Kwaliteit van leven
• Gebruik van gezondheidsmiddelen (healthcare resource utilization)
• Serum CA 15-3
Tolerabiliteits-/veiligheidsvariabelen
• Blootstelling aan medicijnen
• Optreden en type van AE*s
• Bloeddruk, hartslagfrequentie etc. (vitale tekens)
• Veiligheidstests in laboratoria
• Optreden van en reden voor overlijden
Achtergrond van het onderzoek
Stimuvax® is een gedeponeerd handelsmerk van Merck KGaA. Merck KGaA heeft een
licentie verkregen voor Stimuvax® (L-BLP25 of BLP25 liposoomvaccin) van Biomira
Inc. te Edmonton, Alberta, Canada (nu Oncothyreon Inc., Bellevue, Washington,
Verenigde Staten).
Er wordt onderzoek gedaan naar L-BLP25 als een therapeutisch vaccin tegen
kanker dat ontwikkeld is als een actieve, specifieke immunotherapie tegen
kwaadaardige tumoren die MUC1-expressie vertonen. Gegevens over de fysieke,
chemische en farmaceutische eigenschappen, de niet-klinische onderzoeken en de
werkzaamheid en veiligheid bij mensen zijn opgenomen in de Onderzoeksfolder
(the Investigator*s Brochure (IB)).
3.1 Inleiding
3.1.1 Epidemiologie (frequentie) van borstkanker
Borstkanker (BRCA) is de meestvoorkomende vorm van kanker bij vrouwen over de
hele wereld en is verantwoordelijk voor 32 % van alle vormen van kanker bij
vrouwen; het is een groot probleem voor de volksgezondheid, vooral omdat het
vaak voorkomt, het sterftecijfer hoog is en de behandeling vaak moeilijk is.
Vandaag de dag wordt ieder jaar bij meer dan 1,2 miljoen vrouwen de diagnose
BRCA gesteld, en meer dan 320.000 overlijden aan de ziekte. De frequentie
waarmee BRCA voorkomt is bijzonder hoog, vooral in de Europese Unie, Australië
en de Verenigde Staten; de verhoudingen zijn respectievelijk 67,4; 71,7; en
86,3 per 100.000.
Naar schatting zal de diagnose BRCA gesteld worden bij meer dan 182.460 vrouwen
en alleen al in de Verenigde Staten zullen dit jaar 40.480 vrouwen eraan
overlijden. In 2006 deden zich in Europa naar schatting 429.000 sterfgevallen
voor als specifiek gevolg van borstkanker. Ongeveer 75 % tot 80 % van de
patiënten waarbij de diagnose voor het eerst gesteld wordt, bestaat uit vrouwen
met BRCA in een vroeg stadium. Ondanks het gebruik van chemotherapie of
hormoontherapie (HT) overlijden veel van deze patiënten als gevolg van een
plaatselijke terugkeer van de ziekte die niet operabel is, of vanwege metastase
(uitzaaiing) van de ziekte. De vooruitzichten voor uitgezaaide borstkanker
(gemetastaseerde BRCA) zijn slecht; de vijfjaarlijkse overleving is gemiddeld
25 % tot 26 %. Deze feiten zijn alarmerend en maken de ontwikkeling van betere
behandelingsstrategieën voor borstkanker noodzakelijk.
3.1.1 Behandeling van borstkanker
Behandeling van BRCA is moeilijk gebleken. Voor de behandeling van BRCA in een
vroeg stadium is voor de meeste vrouwen een gouden standaard vastgelegd
(combinatie van diverse behandelingen, namelijk een operatie en bestraling,
gevolgd door adjuvante chemotherapie, hormoontherapie of biologische
behandeling), waarbij redelijke resultaten behaald worden als het gaat om
vermindering van het risico op herhaling (d.w.z. opnieuw voorkomen van de
ziekte binnen vijf jaar bij respectievelijk 15,1 % en 26,5 % voor wie behandeld
wordt met tamoxifen, en de controlegroep) en een algemene vermindering van het
overlijdensrisico (sterftecijfers na vijf jaar van respectievelijk 8,3 % en
11,9 % voor wie behandeld wordt met tamoxifen, en de controlegroep).
In tegenstelling tot BRCA in een vroeg stadium is er geen standaardbehandeling
voor vrouwen bij wie inoperabele, plaatselijk vergevorderde, teruggekeerde of
gemetastaseerde ziekte gezien wordt (hiernaar wordt verder verwezen als
gevorderde BRCA). Omdat gevorderde BRCA een ongeneeslijke ziekte is, is de aard
van de behandeling voornamelijk palliatief, gericht op het verbeteren van de
kwaliteit van leven en het verlengen van de overleving. Endocriene behandeling
is op dit moment breed geaccepteerd als voorkeursbehandelingsmogelijkheid voor
vrouwen bij wie de ziekte een hormoongevoelige positieve receptor-reactie
vertoont voor oestrogeen (ER+) en/of progesteron (PgR+) (circa 70% van de
patiënten). Een dergelijke behandeling heeft tot doel te verhinderen dat
oestrogeen zich bindt aan zijn ligand in de tumoren of dat de biosynthese van
oestrogenen verminderd wordt.
Meer dan twee decennia lang is het medicijn tamoxifen, dat een antioestrogeen
werking heeft, de voorkeursmedicatie geweest voor vrouwen met gevorderde BRCA
met ER+ of *ER-onbekend*. Doordat de binding van oestrogeen aan de receptor
geblokkeerd wordt, voorkomt tamoxifen dat oestrogeen-signalen door de ER
(oestrogeenreceptor) verwerkt worden; als gevolg daarvan wordt de tumor ertoe
aangezet te gaan krimpen en de groei van de tumor wordt verminderd; dit leidt
tot een reactiepercentage van 21 % tot 40 % en een progressietijd (TTP) van
ongeveer zes tot acht maanden. Helaas heeft een aanzienlijk aantal vrouwen een
ziekte die niet reageert op tamoxifen, of die in de loop van de behandeling
resistent wordt voor tamoxifen. Bovendien wordt er een verband gelegd tussen
het langdurig gebruik van tamoxifen en het risico op het ontstaan van kanker in
de baarmoeder. Vanwege deze observaties is een zoektocht begonnen naar
alternatieve manieren waarop de oestrogeenstimulans op hormoongevoelige tumoren
geremd kan worden.
Aromatase-remmers (AI*s) zijn naar voren gekomen als interessante
farmacologische middelen en werkzame alternatieven voor tamoxifen als
eerstelijns- of tweedelijns endocriene behandeling van gevorderde BRCA. Deze
medicijnen zorgen ervoor dat de tumor krimpt door verlaging van de systemische
oestrogeenniveaus als gevolg van remming van aromatase, een cytochroom
P450-afhankelijk enzym. Er is bij de endocriene behandeling van
hormoongevoelige gevorderde BRCA in de frontlinie met groot succes gebruik
gemaakt van een nieuwe generatie van AI*s, namelijk anastrozol en letrozol.
Meerdere gerandomiseerde onderzoeken hebben aangetoond dat deze middelen een
sterk verbeterde werkzaamheid hebben ten opzichte van tamoxifen bij vrouwen met
gevorderde BRCA met een ER+, PgR+ of *onbekende hormoonreceptor.'
Twee grote gerandomiseerde onderzoeken ondersteunen de sterk verbeterde
werkzaamheid van anastrozol voor eerstelijnsbehandeling van post-menopausale
vrouwen met gevorderde BRCA met een positieve hormoonreceptor of een *onbekende
hormoonreceptor*. In het eerste onderzoek constateerden Nabholtz et al. dat
anastrozol net zo effectief was als tamoxifen voor wat betreft de respons
(respectievelijk 21 % en 17%) en de responstijd (TTP) (medianen respectievelijk
11,1 en 5,6 maanden; p = 0,09, met een risicoverhouding (hazard ratio - HR) van
tamoxifen:anastrozole van 1,44). De behandeling werd in het algemeen goed
verdragen, waarbij proefpersonen in het onderdeel met tamoxifen vaker trombose
(8,2 %) en vaginale bloedingen (3,8 %) ontwikkelden. In het tweede onderzoek
ontdekten Bonneterre et al. dat anastrozol even effectief was als tamoxifen
(mediane responstijd ongeveer acht maanden in beide onderzoeksdelen, algemeen
vergelijkbare respons van respectievelijk 32,9 % en 32,6 %. Ook hier kwamen bij
tamoxifen vaker trombose en vaginale bloedingen voor.
De werkzaamheid en verdraagzaamheid van letrozol werd beoordeeld in één groot,
dubbel-blind onderzoek in meerdere centra waarbij vrouwen met BRCA met een
positieve hormoonreceptor of *hormoon-receptor onbekend* willekeurig werden
ingedeeld voor hetzij letrozol, hetzij tamoxifen. Bij letrozol werd een
aanzienlijk verbeterde werkzaamheid ten opzichte van tamoxifen gezien voor wat
betreft respons (respectievelijk 32 % tegenover 21%) en responstijd (mediaan
9,4 maanden en 6,0 maanden, respectievelijk). Bovendien werd voor letrozol een
kleine verbetering in de overleving gezien doordat de mediane overleving met
vier maanden verlengd werd ten opzichte van de overleving bij tamoxifen
(respectievelijk 34 maanden tegenover 30 maanden). In beide groepen werd de
behandeling in het algemeen goed verdragen, waarbij bij de patiënten met
tamoxifen evenveel gevallen van trombose voorkwamen als bij degenen die
letrozol kregen.
Over het geheel genomen vertoonden de beide AI*s een sterk verbeterde
werkzaamheid ten opzichte van tamoxifen en daarom zijn zij de
standaardbehandeling geworden voor vrouwen met gevorderde BRCA met ER+ en PgR+.
Zoals te zien is aan deze resultaten van hormoontherapeutische onderzoeken bij
gevorderde BRCA, blijft het belangrijkste doel, het verlengen van de overleving
voor deze ziekte, grotendeels onbehaald. Daarnaast is van gecombineerde
therapieën die gebruik maken van sterke anti-neoplastische medicijnen (bijv.
vinca-alkaloïden, anti-microtubule middelen en DNA-intercalerende middelen) en
rationeel ontworpen specifieke nieuwe middelen (herceptin, lapatinibe) allemaal
bewezen dat het effectieve medicijnen tegen kanker zijn, zowel bij gebruik
alleen of in combinatie met hormoontherapie. Maar het beperkte effect ervan op
de overleving en de verhoogde toxiciteit richten de aandacht op de grote
behoefte aan nieuwe therapeutische strategieën, zoals immunotherapie bij
kanker, die tot doel hebben de klinische resultaten te verbeteren voor
patiënten met BRCA die behandeld worden met vaccins, anti-lichamen of middelen
die invloed uitoefenen op het immuunsysteem.
Eén van de belangrijkste stappen vooruit op het gebied van immunotherapie bij
kanker is de identificatie van antigenen voor tumoren die mogelijk met succes
gebruikt kunnen worden om tumorcellen gericht te benaderen. Het mucine MUC1 is
één van de antigenen die door BRCA-cellen tot expressie komt en het meest wordt
bestudeerd. De kenmerken ervan en de identificatie van de herhaalde peptide in
de kern (20-mer herhaalde peptide) als belangrijkste T-cel-immunogen heeft het
mogelijk gemaakt meerdere vaccins te ontwikkelen die nu intensief worden
onderzocht als behandeling voor BRCA. L-BLP25 is een vaccin op basis van MUC1
dat bestaat uit een synthetische peptide van 25-mer (omgeeft het herhaalde
kerneiwit) in een liposoom formule. Bij eerdere studies in fase I en II is de
immunogeniciteit vastgesteld bij patiënten met onbehandelbare niet-kleincellige
longkanker (non-small cell lung cancer - NSCLC) en hormoon-naïeve
prostaatkanker.
Eén van de recente vooruitgangen met L-BLP25 is dat er een sterke
overlevingstrend gezien wordt ten gunste van L-BLP25 in een subgroep van
patiënten met niet-kleincelllige longkanker waarbij de ziekte zich
locoregionaal heeft ontwikkeld tot fase IIIB. Deze resultaten zijn bemoedigend
en hebben gediend als stimulans voor het huidige onderzoek. Dit fase-III
onderzoek stelt voor om L-BLP25 te gaan gebruiken als extra behandeling bij óf
tamoxifen of één van beide AI's (anastrazol, letrozol) om het effect van de
behandeling te beoordelen, waarbij de aandacht primair gericht wordt op het
vermogen van L-BLP25 om de overleving te verbeteren (gemeten als overleving
zonder progressie [progression-free survival - PFS] die anders alleen door
hormoontherapie geboden wordt.
Doel van het onderzoek
Primair
Aantonen van de grotere werkzaamheid (gemeten aan de hand van de PFS-duur) van
L-BLP25 in combinatie met een hormoonbehandeling (HT) vergeleken met een
placebo plus HT, indien deze wordt gebruikt als eerstelijnsbehandeling van
hormoonreceptor-positieve (ER+ en/of PgR+), inoperabele en plaatselijk
gevorderde, recidiverende of metastatische borstkanker (BRCA).
Secundair
• Veiligheid en tolerabiliteit;
• Totale overlevingsduur (OS-duur);
• Objectieve tumorrespons;
• Duur van de respons;
• Klinisch voordeel;
• Tijd tot progressie (time to progression - TTP);
• Tijd tot chemotherapie;
• Kwaliteit van leven (quality of life - QOL);
• Gebruik van gezondheidsmiddelen (healthcare resource utilization - HRU);
• Serum CA 15-3.
Onderzoeksopzet
Gerandomiseerd (2:1), dubbelblind, gecontroleerd, multicentrisch,
multinationaal onderzoek naar de veiligheid en werkzaamheid van HT met of
zonder L-BLP25.
Als HT zullen alleen tamoxifen, anastrozool en letrozool worden toegestaan,
conform het geautoriseerde gebruiksdoeleinde in de betreffende landen.
Bepalen van het HLA genotype. Voordat de evaluaties voorafgaand aan de
behandeling hebben plaatsgevonden en nadat de proefpersonen hun geïnformeerde
toestemming voor hun deelname aan dit onderzoek hebben gegeven, zullen de
HLA-haplotypes worden bepaald door een aantal geselecteerde laboratoria.
Evaluatiebezoek voorafgaand aan de behandeling (baseline). De evaluatie
voorafgaand aan de behandeling zal uiterlijk 28 dagen vóór de toediening van
cyclofosfamide of een zoutoplossing plaatsvinden. Nadat de proefpersonen het
geïnformeerde toestemmingsformulier voor dit onderzoek hebben ondertekend,
zullen de volgende evaluaties worden uitgevoerd: demografische gegevens,
medische voorgeschiedenis, lichamelijk onderzoek (waaronder lengte, gewicht en
ECOG-score), bloeddruk, hartslagfrequentie etc. (vitale tekens), ECG, diverse
scans (MRI- of CT-scan, echoscopie, botscan of andere scans), afname van
bloedmonsters voor hematologische en biochemische doeleinden, voor stollingen
en serum CA 15-3, afname van plasma en volledig bloed voor een verkennende
immuunresponsanalyse, afname (alleen in centra in Europa en VS) van monsters
van volledig bloed voor de analyse van de circulerende kankercellen
(circulating tumor cells - CTC*s), afname van een bloedmonster voor een
PGx-analyse (optioneel). Indien mogelijk zal opgeslagen tumorweefsel worden
verkregen. De proefpersonen zal gevraagd worden om een aantal
QOL-vragenlijsten in te vullen. Alle proefpersonen zullen een HRU-evaluatie
ondergaan. De inclusie- en exclusiecriteria zullen worden geëvalueerd.
Randomisatie. Proefpersonen die aan de criteria voldoen, worden gerandomiseerd
ingedeeld bij een van de twee onderzoeksarmen in een ratio van 2:1
(onderzoeksarm : controlearm) minimaal vier dagen vóór en ten laatste op de dag
van het bezoek waarop cyclofosfamide of een zoutoplossing zal worden toegediend.
Toediening van cyclofosfamide of zoutoplossing. Uiterlijk vier dagen na de
randomisatie en precies drie dagen voor het begin van primaire behandeling
zullen de proefpersonen een enkelvoudige intraveneuze (I.V.) infusie van 300
mg/m2 (maximaal 600 mg) cyclofosfamide of zoutoplossing toegediend krijgen.
Proefpersonen in de onderzoeksarm zullen de cyclofosfamideoplossing drie dagen
vóór de eerste vaccinatie met L-BLP25 toegediend krijgen. Proefpersonen in de
controlearm zullen een zoutoplossing toegediend krijgen in plaats van
cyclofosfamide en een placebo in plaats van L-BLP25.
Primaire behandelfase. Drie dagen na het bezoek waar cyclofosfamide of een
zoutoplossing wordt toegediend, zullen de proefpersonen beginnen aan een
primaire onderzoeksfase van acht weken. Proefpersonen in de onderzoeksarm
zullen in totaal acht subcutane, blinde vaccinaties krijgen met een
tijdsinterval van telkens een week. De hormoonbehandeling zal op de eerste dag
van de primaire behandelingsfase beginnen. Tot een uur na de blinde vaccinatie
zullen de bloeddruk, harslagfrequenstie etc. (vitale tekens) en plaatsen waar
de injectie is toegediend, worden gecontroleerd. In week 5 zal een
behandelingsevaluatie plaatsvinden, waarin de volgende extra onderzoeken zullen
worden verricht: lichamelijk onderzoek (waaronder gewicht en ECOG-score),
afname van bloedmonsters voor hematologische en biochemische doeleinden, voor
stollingen en een serum CA 15-3 analyse, afname van plasma en volledig bloed
voor een verkennende immuunresponsanalyse, en een HRU.
Proefpersonen in de controlearm zullen een placebo in plaats van L-BLP25
toegediend krijgen. Het behandelingsschema zal hetzelfde zijn als bij de
onderzoeksarm.
Evaluatiebezoek voor de primaire behandeling. Een week na afloop van de acht
primaire blinde vaccinaties (week 9) zal het evaluatiebezoek van de primaire
behandeling plaatsvinden. Tijdens dit bezoek zullen de volgende procedures
worden uitgevoerd: QOL, HRU, lichamelijk onderzoek (waaronder gewicht en
ECOG-score), bloeddruk, hartslagfrequentie etc. (vitale tekens), afname van
bloedmonsters voor hematologische en biochemische doeleinden, voor stollingen
en een serum CA 15-3 analyse, afname van bloedmonsters voor een analyse van de
CTC*s (alleen in centra in Europa en de VS), afname van plasma en volledig
bloed voor een verkennende immuunresponsanalyse, en een controle van de
plaatsen waar de injecties zijn toegediend.
Onderhoudsbehandelingsfase. De proefpersonen zullen onderhoudsbehandelingen
krijgen met een tijdsinterval van 6 weken. Deze beginnen 6 weken na afloop van
de primaire behandelingsfase (d.w.z. aan het begin van week 14), totdat een PD
is gedocumenteerd of de proefpersoon om een andere reden niet langer deelneemt
aan het onderzoek. Tijdens ieder onderhoudsbehandelingsbezoek, dat 30 minuten
in beslag neemt, zullen de bloeddruk, harslagfrequentie etc. (vitale tekens)
worden onderzocht en de injectieplaatsen gecontroleerd. Om het andere
onderhoudsbehandelingsbezoek (d.w.z. om de 12 weken) zullen vanaf week 20 de
volgende extra onderzoeken worden verricht: QOL, HRU, lichamelijk onderzoek
(waaronder gewicht en ECOG-score), bloeddruk, hartslagfrequentie etc. (vitale
tekens), afname van bloedmonsters voor hematologische en biochemische
doeleinden, voor stollingen en een serum CA 15-3 analyse. Daarnaast zullen in
week 20 monsters van volledig bloed worden afgenomen ten behoeve van een
analyse van CTC*s (alleen in centra in Europa en de VS), en plasma en monsters
van volledig bloed in week 14 en, afhankelijk van wat zich eerder voordoet, in
week 20 of aan het bezoek ter afsluiting van de onderzoeksdeelname.
Bezoek ter afsluiting van de onderzoeksdeelname. Als er een PD wordt
vastgesteld of zes weken na de laatste behandeling of voor het begin van een
verdere behandeling tegen kanker, zal er een bezoek ter afsluiting van de
onderzoeksdeelname plaatsvinden. Dit zal bestaan uit een QOL, HRU, een
lichamelijk onderzoek (waaronder gewicht, bloeddruk, hartslagfrequentie etc.
(vitale tekens) en ECOG-score), een ECG, scans, afname van bloedmonsters voor
hematologische en biochemische doeleinden, voor stollingen en voor een serum CA
15-3 analyse, afname van plasma en volledig bloed voor een verkennende
immuunresponsanalyse, CTC's (alleen als in week 20 geen plasma en monsters van
volledig bloed werden afgenomen), een controle van de plaatsen waar injecties
werden toegediend en de overlevingsstatus.
Follow-up. Vanaf zes weken na het bezoek ter afsluiting van de
onderzoeksdeelname en daarna om de twaalf weken zullen er follow-up contacten
worden ingepland, waar de aan het blinde onderzoek gerelateerde AE's
(bijwerkingen) en de overlevingsstatus, alsmede eventuele therapieën (bijv.
chemotherapie) zullen worden geëvalueerd.
Vanaf 24 maanden na het bezoek ter afsluiting van de onderzoeksdeelname zal
telefonisch contact worden opgenomen met de proefpersonen om de
overlevingsgegevens te verzamelen, waaronder informatie over de ondergane
therapieën.
Veiligheidscontrole en parallelle behandeling. Tijdens alle bezoeken in de
primaire en onderhoudsbehandelingsfase zal een AE-evaluatie worden gedaan en
zullen de gegevens worden gedocumenteerd van eventuele bijkomende medicatie en
parallelle procedures. Tijdens de follow-up zullen de AE*s waarvan men denkt
dat ze gerelateerd zijn aan de blinde onderzoeksvaccinatie worden
gedocumenteerd.
Scans. Tumorresponsevaluaties zullen plaatsvinden tijdens het bezoek vóór de
behandeling en daarna om de acht weken tijdens de onderhoudsbehandeling die in
week 14 begint en tijdens het bezoek ter afsluiting van de onderzoeksdeelname.
Bij proefpersonen die vóór de documentatie van PD stoppen met de behandeling
zal om de acht weken een scan worden gemaakt voor de evaluatie van de tumors
totdat een PD wordt vastgesteld of tot aan de verdere behandeling tegen tumors.
Proefpersonen die zich terugtrekken uit het onderzoek vanwege een klinische of
symptomatische achteruitgang, vóór de objectieve vaststelling van een PD, zal
verzocht worden de nodige scans te ondergaan ter bevestiging van een PD. Al het
mogelijke zal worden gedaan om een PD te bevestigen. De tumorevaluatie zal
verricht worden door een onafhankelijk, geblindeerd team van radiologen en
oncologen op basis van RECIST-richtlijnen (Respons Evaluatie Criteria bij
Solide Tumors)
Onderzoeksproduct en/of interventie
Gerandomiseerd (2:1), dubbelblind, gecontroleerd, multicentrisch, multinationaal onderzoek naar de veiligheid en werkzaamheid van HT met of zonder L-BLP25. Onderzoeksproduct: • Een enkelvoudige I.V. infusie van 300 mg/m2 (met een maximum van 600 mg) cyclofosfamide zal 3 dagen vóór de eerste L-BLP25 vaccinatie worden toegediend. • Daarna zullen de proefpersonen acht opeenvolgende subcutane vaccinaties krijgen met 1.000 mg L-BLP25 in week 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8, gevolgd door onderhoudsvaccinaties (1.000 mg L-BLP25) om de zes weken vanaf week 14 totdat een PD wordt gedocumenteerd of de proefpersoon om een andere reden niet langer deelneemt aan het onderzoek.
Inschatting van belasting en risico
Bij deelname aan dit onderzoek is er een risico op de volgende bijwerkingen:
De dosis cyclofosfamide of zoutoplossing die de patient voorafgaand aan de
behandeling ontvangt, kan misselijkheid veroorzaken. De arts kan medicijnen
geven om eventuele misselijkheid te verminderen. In eerdere klinische
onderzoeken waarbij cyclofosfamide gegeven werd voordat injecties met Stimuvax
gegeven werden, gaf ongeveer de helft van de patiënten aan dat zij lichte
misselijkheid ervoeren; de andere helft had geen last van bijwerkingen. Omdat
de voorafgaande behandeling door een ader gegeven wordt, kan er enige irritatie
of een bloeduitstorting ontstaan op de locatie waar de naald ingebracht wordt.
De injectie met Stimuvax of het placebo kan enig ongemak veroorzaken. Daarnaast
kan er mogelijk tijdelijk jeuk, zwelling of roodheid op de plaatsen van de
injecties ontstaan. In sommige gevallen voelt de patient een bult op de
plaatsen van de injecties. Tot enkele dagen na de injecties kunnen er ook
lichte griep-achtige symptomen ervaren worden, zoals vermoeidheid,
misselijkheid, hoofdpijn, koorts en spierpijn.
Zoals met elk medicijn is het mogelijk dat er een allergische reactie optreedt
op het onderzoeksmedicijn. Dit kan uitslag veroorzaken, een daling van de
bloeddruk of moeite met ademhalen.
De kans dat dit gebeurt is klein, en als het gebeurt begint het vaak al binnen
een uur na de injectie. Dit is de reden waarom de patient na de injectie een
uur in de kliniek moet wachten, zodat er een arts beschikbaar is wanneer snelle
behandeling vereist is.
Omdat Stimuvax vergelijkbaar is met een stof die van nature door kankercellen
aangemaakt wordt, is er de mogelijkheid dat er zich een *auto-immuunziekte*
ontwikkelt zoals rheumatoïde arthritis of lupus, hoewel dit tot nu toe nog
nooit gemeld is.
Er bestaat ook het risico op irritatie, bloeduitstorting en mogelijke infectie
als gevolg van het afnemen van bloed voor laboratoriumtests.
Stimuvax bevat een zogeheten adjuvante stof, een bestanddeel waardoor de
activiteit van Stimuvax wordt versterkt. Er zijn gevallen gemeld van
ontstekingen van de hersenen en de ruggengraat en auto-immuunziekten bij
producten die een bestanddeel van de adjuvante stof bevatten in combinatie met
een bestanddeel van dit vaccin. De relatie van het onderzochte product of de
bestanddelen ervan met deze incidenten is onbekend. Deze en vergelijkbare
incidenten worden voortdurend geëvalueerd.
De bovengenoemde bijwerkingen kunnen tijdelijk, langdurig of blijvend zijn. De
meeste van deze bijwerkingen zijn echter omkeerbaar; dat wil zeggen dat ze
ophouden zodra het gebruik van het medicijn wordt afgebroken.
De behandeling met deze medicijnen en de procedures die uitgevoerd worden,
kunnen ook andere risico*s met zich meebrengen die nog niet bekend zijn. Als u
bijwerkingen ervaart, of dat nu de bovengenoemde zijn of andere, of als u meer
wilt weten over de invloed die de medicatie op u zou kunnen hebben, kunt u in
gesprek gaan met de arts of de onderzoeksverpleegkundige die voor het onderzoek
verantwoordelijk is. De telefoonnummers waarop u contact met hen kunt opnemen,
vindt u op de laatste pagina van dit Patiënteninformatieblad.
CT-scans
U krijgt tijdens het onderzoek extra CT-scans
(Computer-tomografie)/Isotopenscans (moderne technieken die het mogelijk maken
de omvang van uw kanker in meer detail te beoordelen) die geen onderdeel
uitmaken van de normale zorg. Dat betekent dat u blootgesteld wordt aan iets
meer straling dan normaal, en dat er een heel klein theoretisch risico is voor
uw gezondheid in de toekomst.
Behalve de bovengenoemde risico*s kunnen er ook risico*s en bijwerkingen
optreden die op dit moment onverwacht of onbekend zijn.
Publiek
Frankfurterstrasse 250
64293 Darmstadt
Germany
Wetenschappelijk
Frankfurterstrasse 250
64293 Darmstadt
Germany
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
• Vrouwelijke ziekenhuis- of poliklinische patiënten van 18 jaar of ouder, die postmenopauzaal zijn op basis van ten minste een van de volgende punten:
- Minimaal vijf jaar lang geen spontane menstruatie gehad;
- Spontane menstruaties in de afgelopen vijf jaar, maar amenorroïsch sinds ten minste 12 maanden en luteïniserend hormoon (LH) en follikelstimulerend hormoon (FLH) in het normale postmenopauzale bereik; (Proefpersonen die amenorroïsch zijn na een hysterectomie, maar die geen bilaterale salpingo-ovariëctomie hebben ondergaan komen niet in aanmerking, tenzij er aanvullende biochemische bewijzen zijn van de menopauze in de vorm van ovariële suppressie en FSH en plasma-oestradiolniveau in het normale postmenopauzale bereik.
- Eerdere bilaterale ovariëctomie;
- Eerdere bilaterale ovariële bestraling en castratie, ten minste drie maanden amenorroïsch en FSH-niveaus > 40 IU/L;
- Geen menstruatie sinds 12 maanden of langer en een serumoestradiolniveau in het normale postmenopauzale bereik (< 22 pg/mL).
• ER- en/of PgR-positieve, histologisch of cytologisch bevestigde primaire borstcarcinomen (institutionele pathologische diagnose van BRCA wordt geaccepteerd).
• Uitscheiden van ten minste een van de volgende vijf HLA (human leukocyte antigen) haplotypes, centraal geëvalueerd door HLA-genotypering: HLA-A2, -A3, -A11, -B7, of -B35.
• Lokaal gevorderde, recidiverende of metastatische BRCA (Proefpersoon moet ten minste één lesie hebben die zich niet in het bot bevindt.)
• Met RECIST meetbare ziekte en inoperabel (niet in aanmerking komend voor borstsparende chirurgie of een mastectomie) zonder redelijke verwachting van een curatieve operatie op dit moment of in de toekomst.
• ECOG-score van 0 of 1.
• Adequate hematologische, lever- en nierfunctie vanaf twee weken vóór het begin van de therapie op basis van de volgende criteria:
- Witte bloedcellen >= 2,500/mm3, absolute neutrofielen >= 1,500/mm3 en bloedplaatjes >= 100,000/mm3;
- Hemoglobine >= 9 g/dl;
- Bilirubine <= 1.5 x ULN, of <= 5 x ULN in het geval van uitzaaiingen in de lever;
- Aspartaat aminotransferase (AST) en alanine aminotransferase (ALT) <= 2.5 x ULN, of <= 5 x ULN in het geval van uitzaaiingen in de lever
- Creatinine <= 1.5 x ULN;
- INR (international normalized ratio), protrombinetijd (PT) en gedeeltelijke tromboplastinetijd (PTT) in het normale bereik.
• Levensverwachting van ten minste 12 weken.
• Geïnformeerde toestemming schriftelijk gegeven voordat aan het onderzoek gerelateerde activiteiten worden uitgevoerd.
• Bereidheid om te voldoen aan de onderzoeksprotocolvereisten.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
• Progressieve ziekte gedurende HT voor BRCA in een beginstadium (adjuvante therapie) of binnen 12 maanden na het beëindigen van een dergelijke therapie.
• HER2 receptorpositieve BRCA, als volgt gedefinieerd: immuunhistochemische (IHC) verkleuring van 3+ (egale, diepe membraanverkleuring van > 30% van invasieve tumorcellen) of een FISH (fluorescente in situ hybridisatie) resultaat van > 6 HER2 genkopieën per celkern, of een FISH-ratio (HER2 gensignalen naar het chromosoom 17 signalen) > 2.2.
• Auto-immuunziekte die naar de mening van de onderzoeker een gevaar zou kunnen vormen voor de proefpersoon. (Een uitzondering zal worden gemaakt voor gecontroleerde type I diabetes mellitus).
• Vastgestelde immunodeficiëntieziekte, waaronder cellulaire immuundeficiënties, hypogammaglobulinemie of dysgammaglobulinemie; erfelijke of aangeboren immunodeficiënties.
• Aangetoonde actieve hepatitis B-infectie of dragerstatus en/of hepatitis C-infectie, aangetoonde HIV (human immunodeficiency virus)-infectie, of een ander infectieproces dat naar de mening van de onderzoeker het vermogen tot een adequate immuunrespons van de proefpersoon zou kunnen aantasten of het optreden van meer en/of ernstige bijwerkingen waarschijnlijk zou maken.
• Vroegere of huidige geschiedenis van kwaadaardige gezwellen anders dan BRCA, met uitzondering van curatief behandelde huidkanker zonder melanomen, plaatselijke carcinomen in de cervix of andere curatief behandelde kanker, met minimaal vijf jaar geen tekenen van de ziekte.
• Immuuntherapie ondergaan (bijv. interferon, tumornecrosefactoren, interleukines of groeifactoren [GM-CSF, G-CSF, M-CSF] of monoclonale antilichamen) of chemotherapie in de 4 weken (28 dagen) voorafgaand aan de randomisatie. Opmerking: proefpersonen die monoclonale antilichamen toegediend hebben gekregen voor scans worden niet uitgesloten.
• Eerdere inname van systemische onderzoeksmedicijnen (waaronder off-label gebruik van goedgekeurde producten) of enige vorm van systemische behandeling (chemotherapie, HT of immuuntherapie) voor inoperabele, plaatselijk gevorderde, recidiverende of metastatische BRCA.
• Eerder ondergane radiotherapie op de locatie van de kanker, indien slechts één locatie zal worden gebruikt voor de evaluatie van de tumorrespons.
• Ziekte van het centrale zenuwstelsel of hersenmetastasen, gedocumenteerd door een CT of MRI-scan.
• Medische of psychiatrische condities die het vermogen aantasten om geïnformeerde toestemming te verlenen, bijwerkingen te melden of zich te houden aan de protocolvereisten.
• Klinisch significante hartziekte, bijv. hartfalen van NYHA klassen III-IV; ongecontroleerde angina pectoris, ongecontroleerde aritmie, ongecontroleerde hypertensie of een door een ECG bevestigd myocardiaal infarct in de voorafgaande zes maanden.
• Splenectomie.
• Noodzakelijke parallelle behandeling met een niet toegestane therapie (bijv. parallelle chemotherapie, radiotherapie, systemische immunosuppressieve medicijnen, gebruik van geneeskrachtige kruiden of botanische formuleringen die bedoeld zijn om kanker te behandelen) tijdens de therapie van dit onderzoek. Palliatieve bestraling van pijnlijk botletsel is wel toegestaan.
• Deelname aan een ander klinisch onderzoek in de 30 dagen voorafgaande aan de randomisatie.
• Aangetoonde overgevoeligheid voor de onderzoeksmedicijnen.
• Aangetoond alcohol- of medicijnmisbruik.
• Wettelijke handelingsonbekwaamheid of beperkte wettelijke handelingsbekwaamheid.
• Tekens en symptomen die wijzen op overdraagbare spongiforme encefalopathie, of familieleden die daaraan lijden/hebben geleden.
• Proefpersonen die als *kwetsbaar* worden beschouwd volgens de ICH GCP richtlijnen (bijv. als de bereidheid van de proefpersoon om als vrijwilliger mee te doen aan een klinisch onderzoek op incorrecte wijze is beïnvloed door de - terechte of onterechte - verwachting van de voordelen die deze deelname opleveren, of door een dreigend antwoord van hooggeplaatste leden in een bepaalde hiërarchie in het geval van weigering om deel te nemen, alsmede personen in hechtenis; personen in verpleeg- en verzorgingstehuizen; daklozen en personen zonder vaste woon- of verblijfplaats).
• Enige andere reden die de proefpersoon uitsluit van deelname aan dit onderzoek.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2008-005544-17-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT00925548 |
CCMO | NL27089.000.09 |