Doelstellingen: de volgende doelstellingen van het onderzoek voor adolescente patiënten (tussen 12 en 18 jaar oud) met voor een plasmatherapie gevoelig atypisch hemolytisch uremisch syndroom (aHUS) zijn:Primair:•Beoordelen van het effect van…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Hemolyses en aanverwante aandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primair eindpunt:
•Wijziging in de telling van bloedplaatjes ten opzichte van de basislijn
(telling van bloedplaatjes aan beginpunt van de basislijn vóór plasmatherapie)
na de eerste dosis van het experimentele product
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire eindpunten:
• Aantal interventies voor TMA (aantal plasmatherapieën en aantal
dialyses/patiënt/dag) tijdens de behandelingsperiode in vergelijking met het
aantal interventies voor TMA vóór de eerste dosis van het experimenteel product
• TMA-vrije status, gedefinieerd als de afwezigheid van [1] daling in de
telling van bloedplaatjes met meer dan 25% ten opzichte van de telling van
bloedplaatjes aan het beginpunt van de basislijn vóór plasmatherapie (PT), [2]
een plasmatherapie terwijl de patiënt eculizumab krijgt en [3] nieuwe dialyse
gedurende ten minste 12 weken Dialyses die binnen de 14 dagen na de eerste
dosis van het experimenteel product plaatsvinden, zullen niet worden beschouwd
als een nieuwe dialyse voor de behandelingsperiode. Dialyses die beginnen in de
14 dagen vóór de eerste dosis van het experimenteel product en doorgaan tot
hoogstens 14 dagen na de eerste dosis van het experimenteel product zullen niet
worden beschouwd als een nieuwe dialyse voor de behandelingsperiode.
• Wijziging in LDH ten opzichte van de basislijn na de eerste dosis van het
experimentele product;
• Wijziging in de maatstaven van levenskwaliteit - vragenlijst EuroQol 5D - ten
opzichte van de basislijn na de eerste dosis van het experimentele product;
• Wijziging in de nierfunctieparameters, zoals beoordeeld op basis van de
wijziging in CKD-stadium (chronic kidney disease, chronische nierziekte) ten
opzichte van de basislijn na de eerste dosis van het experimentele product;
• Remissie van TMA;
• Veiligheid en verdraagbaarheid van eculizumab;
• PK- en PD-parameters tijdens de inductie- en onderhoudsfase van de
behandeling.
Verkennende eindpunten:
• Wekelijkse resolutie van TMA-gerelateerde trombocytopenie, gedefinieerd als
de afwezigheid van [1] verlaging van de telling van bloedplaatjes met meer dan
25% ten opzichte van de telling van bloedplaatjes aan het beginpunt van de
basislijn vóór plasmatherapie en [2] de telling van bloedplaatjes onder 150 x
109/l;
• Wijzigingen in parameters geassocieerd aan intravasculaire hemolyse, zoals in
haptoglobine en schistocyten, ten opzichte van de basislijn na de eerste dosis
van het experimentele product;
• Wijzigingen in de metingen van trombotische markers, zoals D-dimeergehalte,
gehalte aan fibrinopeptiden 1 + 2, P-selectine op bloedplaatjes,
trombine-antitrombinecomplexen (TAT), bloedplaatjesaggregatie van neutrofielen
en monocyten ten opzichte van de basislijn na de eerste dosis van het
experimentele product;
• Wijzigingen in de metingen voor pro-inflammatoire markers (IL-6, TNF-alfa,
CRP, ESR [sedimentatiesnelheid van erytrocyten], monocyten met weefselfactor,
bloedplaatjes met weefselfactor) ten opzichte van de basislijn na de eerste
dosis van het experimentele product;
• Vergelijking tussen het aantal aanzienlijke vaatgerelateerde bijwerkingen
(MAVE, major adverse vascular events) tijdens de periode vóór de behandeling en
na de eerste dosis van het experimentele product;
• Wijziging in op leeftijd gecorrigeerde systolische of diastolische
hypertensie en vereiste bloeddrukverlagende geneesmiddelen ten opzichte van de
basislijn na de eerste dosis van het experimentele product;
• Wijziging in de verhouding urine-eitwit/kreatinine ten opzichte van de
basislijn na de eerste dosis van het experimentele product;
• Wijzigingen in waarden van complement-eiwitniveaus en/of -activiteit, zoals
C3, C4, C3c, C4d, CH50, AP50, C5b-9, CFH, CFI, CFB, anti-CFH-antilichaam, ten
opzichte van de basislijn na de eerste dosis van het experimentele product.
Achtergrond van het onderzoek
Op basis van de sterke behoefte aan medische behandeling voor patienten met
deze ernstige en levensbedreigende zeldzame aandoening en de bewezen
effectiviteit van eculizumab op de reductie van trombotische microangiopathie
(TMA)hebben individueel behandelende arsten ervoor gekozen om eculizumab te
gebruiken voor de behandeling van hun ernstig zieke aHUS patienten. Tot op
heden is er in beperkte mate klinische ervaring opgedaan bij vier
therapie-resistente patienten, waarvan een jong kind, en bij een
therapie-gevoelige patient. Deze initiele resultaten bij ernstig zieke aHUS
patienten hebben ertoe geleid om de hypothese te genereren dat eculizumab
behandeling de TMA conditie van de patienten met aHUS zal verbeteren
Zie ook blz. 26 en 27 van het protocol ;7.5.1 Eculizumab in aHUS Patients
Doel van het onderzoek
Doelstellingen: de volgende doelstellingen van het onderzoek voor adolescente
patiënten (tussen 12 en 18 jaar oud) met voor een plasmatherapie gevoelig
atypisch hemolytisch uremisch syndroom (aHUS) zijn:
Primair:
•Beoordelen van het effect van eculizumab op de reductie van trombotische
microangiopathie (TMA), zoals aangegeven door trombocytopenie en zoals gemeten
door de wijziging in de telling van bloedplaatjes vanaf de basislijn tot aan
het einde van de behandelingsperiode bij patiënten met voor een plasmatherapie
resistent atypisch hemolytisch uremisch syndroom (aHUS).
Secundair:
•Evaluatie van bijkomende eindpunten voor doeltreffendheid, zoals het effect
van eculizumab op:
*Aantal interventies voor TMA (aantal plasmatherapieën en aantal
dialyses/patiënt/dag) tijdens de behandelingsperiode in vergelijking met het
aantal interventies voor TMA vóór de eerste dosis van het experimenteel product.
*TMA-vrije status, gedefinieerd als de afwezigheid van [1] daling in de telling
van bloedplaatjes met meer dan 25% ten opzichte van de telling van
bloedplaatjes aan het beginpunt van de basislijn vóór plasmatherapie (PT), [2]
een plasmatherapie terwijl de patiënt eculizumab krijgt, en [3] nieuwe dialyse
gedurende ten minste 12 weken.
*Belangrijke hemolytische metingen.
*Maatstaven voor levenskwaliteit.
*Nierfunctiewaarden.
*Remissie van TMA.
•Karakteriseer de algemene veiligheid en verdraagbaarheid van eculizumab.
•Beschrijf de farmacokinetiek (PK) en farmacodynamiek (PD) van eculizumab bij
patiënten met aHUS.
•Voer een reeks verkennende analyses van de doeltreffendheid uit, zoals het
effect van eculizumab op:
*Metingen van de telling van bloedplaatjes.
*Metingen voor trombose.
*Pro-inflammatoire markers.
*MAVE (Major Adverse Vascular Events, aanzienlijke vaatgerelateerde
bijwerkingen).
*Systemische hypertensie en bloeddrukverlagende medicatie.
*Bijkomende hemolytische waarden.
*Bijkomende waarden voor de nierfunctie.
Onderzoeksopzet
Patienten worden gedurende 26 weken met eculizumab behandeld en zullen
post-treatment assessments krijgen na 1 week en na 2, 4 en 8 weken na de
laatste dosis eculizumab. De totale studieduur voor iedere patient is ongeveer
35 weken. (3 dagen Screening Periode, 26 Weken Behandelings Periode, 8 Weken
Post-Treatment Follow-up Periode). De geschatte duur van het onderzoek,
inclusief een registratieperiode van 6 maanden, is ongeveer 14 maanden.
Patienten kunnen na week 26 in aanmerking komen voor een open-label
vervolgstudie. Patienten die voortijdig stoppen met eculizumab of die niet
deel zullen nemen aan de vervolgstudie zullen tot 8 weken na de laatste dosis
eculizumab gevolgd worden.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Eculizumab 900 mg of 1200 mg zal intraveneus worden toegediend volgens de onderstaande schema's: •Inductieperiode: patiënten zullen eculizumab 900 mg via een intraveneus infuus gedurende circa 35 minuten eens per week (elke 7 ± 2 dagen) krijgen gedurende 4 weken, gevolgd door 1200 mg eculizumab voor de 5de dosis (7 ± 2 dagen) later. •Onderhoudsperiode: patiënten zullen eculizumab 1200 mg via een intraveneus infuus gedurende circa 35 minuten elke twee weken (om de 14 ± 2 dagen) krijgen. •Indien de arts plasmaferese, plasmawissel of vers ingevroren plasma toedient, moet 600 mg eculizumab worden toegediend respectievelijk (i) binnen 60 minuten na elk infuus van 1 volume plasmaferese of plasmawissel en (ii) binnen 60 minuten vóór elk infuus van 3 eenheden vers ingevroren plasma.
Inschatting van belasting en risico
Het plaatsen van een i.v. katheter en het prikken met een naald voor het nemen
van bloedmonsters wordt door de meeste patiënten doorgaans goed verdragen. In
zeldzame gevallen echter kunnen deze handelingen gepaard gaan met pijn,
bloedingen, blauwe plekken, zwellingen, klontering, lekken van het geneesmiddel
en eventueel een infectie op de plek van de katheter of waar de naald in de
huid is gebracht.
Patiënten worden ingeënt tegen Neisseria meningitidis. Het vaccin kan
ongewenste bijwerkingen veroorzaken.
De onderzoeksarts kan ook plasmatherapie toepassen als dat nodig is. Het plasma
dat voor transfusie wordt gebruikt kan afkomstig zijn uit verschillende
bloedvoorraden, afhankelijk van de medische instelling waar de patient wordt
behandeld. Hoewel eculizumab wordt getest in verband met de aandoening, kan
niet worden uitgesloten dat patiënten extra risico lopen als gevolg van
reacties op de plasmatransfusie na behandeling met eculizumab.
Publiek
54/56 Avenue Hoche
75008 Paris
Nederland
Wetenschappelijk
54/56 Avenue Hoche
75008 Paris
Nederland
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Mannelijke en vrouwelijke patiënten tussen 12 en 18 jaar oud die gediagnosticeerd zijn met atypisch hemolytisch uremisch syndroom (aHUS). Patiënten kunnen pas gediagnosticeerd zijn, een terugval van de ziekte ervaren of een terugkeer van de ziekte ervaren na een transplantatie.
2. Patiënten moeten een verlaging van de telling van bloedplaatjes vertonen, ondanks ten minste 4 plasmatherapiebehandelingen (PT) in de week onmiddellijk voorafgaand aan de screening. Bij de screening moet de telling van bloedplaatjes minder bedragen dan 150 x 10 9/l en ten minste 25% lager zijn dan het gemiddelde van 3 tellingen van bloedplaatjes verkregen tijdens remissie en telkens minstens 1 maand apart tijdens de 12 maanden voorafgaand aan de screening (aangeduid als het 'gemiddelde telling van bloedplaatjes in remissie').
3. Indien geen tellingen uit het verleden beschikbaar zijn, moet de telling van bloedplaatjes bij screening lager zijn dan 75 x 10 9/l, ondanks de toediening van een plasmatherapiebehandeling met ten minste 4 plasmatherapieën in de week onmiddellijk voorafgaand aan de screening.
4. Bekende regulerende complement-eiwit-, genetische afwijking, zoals een mutatie in complement-eiwit 3, factor H of geassocieerde factor, factor I of membraancofactoreiwit 1 (MCP-1) of bekende factor B gain-of-function-mutatie of bekend anti-CFH antilichaam ("aHUS-laesies").
• Patiënten gediagnosticeerd met aHUS met een van deze aHUS-laesies komen in aanmerking en zullen worden toegewezen aan een van de volgende parallelle categorieën tijdens de behandelingsperiode van het onderzoek:
* (Categorie 1) complement-eiwit 3 of factor H of factor I functionele deficiëntie of abnormale factorinteractie (groep C3/CFH/CFI FFP)
* (Categorie 2) factor B gain-of-function
*(Categorie 3) anti-CFH-antilichaam (groep anti-CFH);
*(Categorie 4) MCP-1-deficiëntie (groep MCP-1);
5. Patiënten gediagnosticeerd met HUS van het atypische type zonder gedocumenteerd regulerend complement-eiwit-, genetische afwijking of bekend anti-CFH-antilichaam komen in aanmerking indien andere etiologieën van HUS uitgesloten zijn, zoals bevestigd in de exclusiecriteria (bijvoorbeeld inclusief negatief voor shigatoxine, niet-infectieus, niet gerelateerd aan blootstelling aan geneesmiddelen [zoals cyclosporine]), niet bekend hiv-positief en negatief voor antifosfolipide-antistoffen). Ook trombotische trombocytopenische purpura moet uitgesloten zijn (ADAMTS13-activiteit moet groter zijn dan 5%; zie de exclusiecriteria). Patiënten die aan deze voorwaarden voldoen, zullen aan categorie 5 worden toegewezen. Deze patiënten zullen daarnaast genetische tests ondergaan om te bepalen of een mutatie kan worden vastgesteld. Indien een mutatie wordt vastgesteld, zal de patiënt worden toegewezen aan de andere, geschikte, categorie.
6. Lactaatdehydrogenase (LDH) niveau >= ULN (bovendrempel van normaal).
7. Kreatinineniveau >= ULN voor de leeftijd (patiënten die acute dialyse nodig hebben voor acuut nierfalen, komen eveneens in aanmerking).
8. Seksueel actieve, vrouwelijke patiënten, die zwanger kunnen worden, moeten doeltreffende, betrouwbare en medisch aanvaardbare anticonceptie gebruiken tijdens de hele duur van het onderzoek, inclusief de opvolgingsperiode.
9. De ouders/wettelijk voogd van de patient moet(en) bereid en in staat zijn om het informatie-en toestemmingsformulier te ondertekenen en patienten moeten bereid zijn om het akkoordgedeelte van de informatiebrochure te ondertekenen
10. In staat en bereid zijn om de onderzoeksprocedures na te leven.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Remmer van ADAMTS13 of ADAMTS13-deficiëntie (ADAMTS13-activiteit < 5%), zoals gemeten tijdens de screeningvisite.
2. Maligniteit.
3. Typische HUS (shigatoxine +).
4. Bekende hiv-infectie.
5. Vastgestelde HUS gerelateerd aan blootstelling aan geneesmiddelen.
6. Infectiegerelateerde HUS.
7. Nierfunctiestatus waarvoor chronische dialyse nodig is (gedefinieerd als dialyse op regelmatige basis als niervervangingsbehandeling).
8. Patiënten met een bevestigde diagnose van sepsis, gedefinieerd als positieve bloedkweken in de 7 dagen na de screeningvisite, die niet zijn behandeld met antibiotica waarvoor het organisme gevoelig is.
9. Aanwezigheid of verdenking van actieve en onbehandelde systemische bacteriële infectie die, naar de mening van de onderzoeker, een accurate diagnose van aHUS twijfelachtig maakt of de behandeling van de aHUS-ziekte zal hinderen.
10. Zwangerschap of borstvoeding.
11.Niet-genezen ziekte door meningokokken.
12. Bekende systemische lupus erythematosus (SLE) of positief voor, of syndroom van, antifosfolipide-antistoffen.
13. Elke medische of psychologische aandoening die, naar de mening van de onderzoeker, het risico voor de patiënt kan verhogen bij deelname aan het onderzoek of die de resultaten van het onderzoek in de war kan sturen.
14. Patiënten die een therapie met IVIg of rituximab ondergaan.
15. Patiënten die andere immunosuppressieve therapieën krijgen, zoals steroïden, mTOR-remmers of FK506-remmers, zijn uitgesloten behalve: [1] als onderdeel van een kuur tegen afstoting na een transplantatie, [2] indien de patiënt bevestigde anti-CFH-antilichamen heeft waarvoor een immunosuppressieve therapie vereist is en [3] indien de dosis van dergelijke geneesmiddelen ongewijzigd is gebleven gedurende ten minste 4 weken vóór de screeningperiode.
16. Patiënten die erythropoïesestimulerende middelen (ESA's) krijgen, behalve indien zij reeds vanaf ten minste 4 weken vóór de screeningperiode een stabiele dosis hebben gekregen.
17. Deelname aan een ander onderzoek met een experimenteel geneesmiddel of blootstelling aan een ander experimenteel geneesmiddel, medisch hulpmiddel of experimentele procedures vanaf 4 weken vóór de screening en tot aan het einde van het onderzoek.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2008-006953-41-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT00844844 |
CCMO | NL27276.091.09 |