Doel is inzicht krijgen in het lange-termijn beloop van gecompliceerde rouw, schuldgevoelens ensuïcidaliteit na een verlies van een familielid, en het lange-termijn effect van FGT en lotgenotencontact.Verder heeft de studie als doel inzicht krijgen…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
- Psychiatrische stoornissen NEG
Synoniemen aandoening
Aandoening
suïcidaal gedrag
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaat is gecompliceerde rouw gemeten met de Nederlandse versie
van de Inventory of
traumatic Grief (ITG),
Verder hulpzoekgedrag (discipline, aantal keer).
Secundaire uitkomstmaten
secundaire uitkomstmaten zijn suïcidaliteit in de afgelopen maand (PSI),
depressie (CES-D) en
schuldgevoelens (zie De Groot et al, 2007).
Achtergrond van het onderzoek
Gecompliceerde rouw is sterk geassocieerd met suïcidaliteit; preventie van
gecompliceerde rouw kan mogelijk het risico van suïcidaliteit bij nabestaanden
verminderen.
In een gerandomiseerde trial werd eerder de effectiviteit getoetst van
kortdurende, familiegerichte
cognitieve gedragstherapie (FGT), aangeboden tussen drie en zes maanden na de
suïcide. Een jaar na
de suïcide bleek FGT effectiever dan gebruikelijke zorg gecompliceerde rouw en
schuldgevoelens bij
nabestaanden te vermindren. Dit bleek met name voor familieden -al dan niet
genetisch verwant met de
overledene- die kort na de suïcide van een dierbare zelf suïcidaal waren. Er
tevens aanwijzingen dat
FGT effectief is om suïcidaliteit bij nabestaanden te verminderen.
Veel nabestaanden hebben behoefte aan lotgenotencontact, echter de omvang van
de behoefte aan
lotgenotencontact op de verliesverwerking is nooit systematisch onderzocht in
een heterogene groep
nabestaanden.
De toeleiding naar FGT in de eerstelijnszorg, waarbij de huisarts een
sleutelrol heeft in het identificeren
van kwetsbare nabestaanden die baat zouden hebben bij FGT, komt moeilijk tot
stand. Een mogelijke
verklaring is dat nabestaanden niet geneigd zijn hulp te zoeken en/of te
ontvangen, terwijl uit de
literatuur blijkt dat die behoefte groot is. Weinig is bekend over hoe
huisartsen omgaan met de
nabestaanden na een suïcide van een patiënt en welke overwegingen zij maken om
patiënten na de
suïcide van een dierbare al dan niet te verwijzen voor nazorg.
Doel van het onderzoek
Doel is inzicht krijgen in het lange-termijn beloop van gecompliceerde rouw,
schuldgevoelens en
suïcidaliteit na een verlies van een familielid, en het lange-termijn effect
van FGT en lotgenotencontact.
Verder heeft de studie als doel inzicht krijgen in de omvang van het
zorggebruik en determinanten van
het gebruik van lotgenotencontact na een verlies door suïcide.
De vraagstelling is hoe groot de behoefte aan lotgenotencontact is bij
nabestaanden gedurende de
verliesverwerking en welke factoren het gebruik van lotgenotencontact
voorspellen.
Doe is verder inventariseren hoe huisartsen en lijkschouwers omgaan met
nabestaanden na een suïcide, hoe de
opvang van nabestaanden na een suïcide gaat, en wat de aard is van eventuele
problemen die
huisartsen en gemeentelijk lijkschouwers ervaren bij de opvang nabestaanden na
een suïcide. Wat hebben
huisartsen en lijkschouwers aan specifieke behoeften om de opvang van
nabestaanden naar tevredenheid
uit te voeren en de toeleiding naar effectieve nazorg te realiseren?
Onderzoeksopzet
Opzet follow-up
Gegevens worden ontleend aan beschikbare data uit de gerandomiseerde trial en
de IMPRESS studie
(n=219).Van 170 nabestaanden (78%) zijn 1-jaars (t2) follow-up data
beschikbaar. Voor een volgende follow-up (t3) worden participanten (n=219)
opnieuw benaderd met een schriftelijke
vragenlijst. De tijd vanaf de suïcide varieert op dat moment van vijf tot acht
jaar. Participanten gaven
hiervoor eerder schriftelijk toestemming. Om non-respons te beperken wordt een
beroep gedaan op
lotgenotengroepen voor nabestaanden in Friesland en Drenthe, waarmee de
onderzoeker (MdG) zeer
goede contacten onderhoudt. Gevraagd zal worden om het belang van respons te
benadrukken in de
Nieuwsbrieven die door de lotgenotengroepen worden verspreid. Bij non-respons
worden participanten
een maand na de verzending schriftelijk benaderd met een herinnering. Naar
verwachting leidt dit
uiteindelijk tot een 65% respons (n=110).
Via zelfrapportage vragenlijsten wordt eerstelijnszorg-, tweedelijnszorg- en
lotgenotencontact
geïnventariseerd die in de periode vanaf een jaar na de suïcide tot de
follow-up werd gezocht in verband
met de index-suïcide. Daarnaast worden huidige gecompliceerde rouwsymptomen,
suïcidaliteit, schuldgevoelens en depressie gedurende de periode vanaf een jaar
na de suïcide tot de follow-up,
uitgevraagd. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer een uur en deze kan
in een gefrankeerde
antwoordenvelop worden teruggestuurd.
Kwalitatief onderzoek wordt uitgevoerd onder 18 huisartsen en 8 gemeentelijk
lijkschouwers die recent
met een suïcide zijn geconfronteerd. Huisartsen en lijkschouwers zullen op
volgorde van binnenkomst twee weken na de suïcide schriftelijk door de
onderzoeker (MdG) worden benaderd naar aanleiding van suïcidemeldingen die door
GGD
Groningen (gemiddeld 65 casus per jaar, CBS Statline 1996-2005) worden gedaan
aan de hand van de
naam van de huisarts van de overledene en de overlijdensdatum. De identiteit
van het slachtoffer blijft
geheim. Huisartsen en gemeentelijk lijkschouwers worden uitgenodigd voor een
interview naar hun ervaring en
omgang met de nabestaanden. Zij zullen ongeveer twee maanden na de
suïcide in de praktijk worden bezocht voor een interview van circa een uur.
Inschatting van belasting en risico
Geen risico's in de zin van gezondheidsrisico's. Wel kan de vragenlijst
herinneren aan een periode die sommige mensen hebben (willen) afsluiten.
80-95% van de nabestaanden verwerken een verlies door suïcide zonder veel
problemen. De 5-20% waarbij mogelijk sprake is van psychische of psychologische
problemen kunnen met dit onderzoek worden opgespoord. Dat kan nuttig zijn omdat
we weten uit de lteratuur dat nabestaanden van suïcide niet geneigd zijn om
hulp te zoeken bij psychische of psychologische problemen.
Publiek
Postbus 93 245
2509 AE Den Haag
NL
Wetenschappelijk
Postbus 93 245
2509 AE Den Haag
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
de deelnemers is:
-eerstegraads nabestaande of partner van een suïcideslachtoffer
->18 jaar
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
-zodanig ernstige psychiatrische ziekte dat het invullen van een vragenlijst niet mogelijk is
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL27332.042.09 |