Primair doel:Het inschatten van het verschil in aanhoudende virale respons (SVR, sustained viral response) waarden tussen T12/PR24 en T12/PR48 behandeling regime in proefpersonen die eRVR behalen.Secundair doel:De veiligheid beoordelen van…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Lever- en galwegaandoeningen
- Virale infectieziekten
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Aandeel gerandomiseerde patiënten die SVR (sustained viral response) bereiken,
aangetoond door het bereiken van niet-detecteerbare HCV RNA 24 weken na de
laatste dosis onderzoeksgeneesmiddel
Secundaire uitkomstmaten
* Verhouding van patiënten in het onderzoek die SVR bereiken
* Verhouding van patiënten die geen detecteerbare HCV RNA hebben in week 72
* Verhouding van gerandomiseerde patiënten die niet-detecteerbare HCV RNA
hebben 12 weken na de laatste dosis onderzoeksgeneesmiddel
* Verhouding van geregistreerde patiënten die recidiveren, gedefinieerd als
degene die geen detecteerbare HCV RNA bij EOT hebben en HCV RNA detecteerbaar
worden tijdens antivirale follow-up
* Aantal patiënten die niet-detecteerbare HCV RNA hebben op het einde van de
behandeling
* Bijwerkingen, resultaten van lichamelijke onderzoeken en onderzoeken in het
klinisch laboratorium, vitale functie- en ECG bepalingen
Achtergrond van het onderzoek
Honderdzeventig miljoen mensen in de wereld, ongeveer 3% van de gehele
bevolking, zijn besmet met het hepatitis C-virus (HCV).1,2 De meeste van deze
patiënten zijn ouder dan 50 jaar en zijn al minstens 30 jaar besmet, waardoor
ze het risico lopen op een ernstige leveraandoening. De huidige standaardzorg
voor patiënten met chronische hepatitis C, een 48 weken durende behandeling met
gepegyleerd interferon (Peg-IFN) in combinatie met ribavirine (RBV), leidt
ertoe dat bij 40% of minder van de patiënten met chronische hepatitis C van
genotype 1 HCV RNA langdurig wegblijft.3 Deze gecombineerde behandeling heeft
diverse bijwerkingen, waaronder griepachtige symptomen (vermoeidheid, koorts,
gevoel van onwelzijn, misselijkheid, spierpijn en gewrichtspijn) en
neuropsychische effecten (angstgevoel, verhoogde geïrriteerdheid en
depressie).4,5 Als gevolg van de geringe werkzaamheid en slechte
verdraagbaarheid zijn de behandelingspercentages van diagnosticeerde patiënten
met HCV suboptimaal. Telaprevir wordt ontwikkeld om tegemoet te komen aan de
onbeantwoorde medische noodzaak aan doeltreffender behandelingen voor patiënten
met chronische hepatitis C van genotype 1.
Telaprevir (VX-950), dat Vertex Pharmaceuticals Incorporated (Vertex) in
samenwerking met Tibotec BVBA ontwikkelt, is een lid van een nieuwe
geneesmiddelenklasse dat voor chronische hepatitis C wordt ontwikkeld:
specifiek gerichte antivirale behandelingen voor hepatitis C (STAT-C). In
tegenstelling tot Peg-IFN en RBV werken STAT-C-verbindingen rechtstreeks op
HCV. Telaprevir is een specifieke, omkeerbare, covalente, nauw en langzaam
bindende NS3*4A-remmer die bekomen is door een geneesmiddelenontwerp op basis
van de structuur. Telaprevir voorkomt HCV-replicatie doordat deze NS3*4A
protease van HCV remt, een enzym dat van wezenlijk belang is voor
HCV-replicatie.
De niet-klinische en klinische gegevens die tot nu toe beschikbaar zijn,
ondersteunen de verdere klinische ontwikkeling van telaprevir als behandeling
voor chronische hepatitis C. De resultaten van niet-klinische, fase 1 en fase
2a onderzoeken zijn samengevat in de Investigator*s Brochure.6 Tussentijdse
resultaten van twee aanvullende fase 2 onderzoeken (104 en 104EU) worden
hieronder samengevat, en aanvullende gegevens worden in de Investigator*s
brochure gegeven.6
Onderzoek 104 en onderzoek 104EU, beide uitgevoerd bij proefpersonen met
chronische hepatitis C van genotype 1 die nog niet eerder behandeld zijn,
beoordeelden de veiligheid en werkzaamheid van een 12 weken durende behandeling
met telaprevir (750 mg elke 8 uur) in combinatie met een 12, 24 of 48 weken
durende behandeling met peginterferon alfa-2a (Peg-IFN-alfa-2a) met en zonder
RBV. Uit de eindgegevens van onderzoek 104 en de tussentijdse gegevens van
onderzoek 104EU blijkt dat proefpersonen die behandeld zijn met telaprevir er
baat bij hebben. Bij de behandelingsgroepen die een 12 weken durende
behandeling met telaprevir in combinatie met een 24 weken durende behandeling
met Peg-IFN-alfa-2a en RBV krijgen, bedroeg het percentage voor aanhoudende
virale respons (SVR * *sustained viral response*) 61% (onderzoek 104) en 68%
(onderzoek 104EU). Van alle proefpersonen die de 12 weken durende behandeling
met telaprevir in combinatie met de 24 weken durende behandeling met
Peg-IFN-alfa-2a en RBV kregen tijdens deze onderzoeken en die geen
detecteerbaar hepatitis C-virus hadden na 12 weken opvolging en van wie de
opvolgingsgegevens na 24 weken beschikbaar zijn, vertoonde geen enkele recidief
na 12 weken.
Het percentage voor SVR voor proefpersonen die een 12 weken durende behandeling
met telaprevir in combinatie met een 48 weken durende behandeling met
Peg-IFN-alfa-2a en RBV kregen, bedroeg 67%; dit is vergelijkbaar met het
percentage voor SVR bij een 24 weken durende behandelingskuur met telaprevir
(61%). Het verschil in percentage voor SVR tussen deze 2 behandelingskuren kan
toegeschreven worden aan een lager stopzettingspercentage tijdens de eerste 12
weken van het onderzoek bij de behandelingsgroep van 48 weken ten opzichte van
de groep van 24 weken (10% tegenover 19%); aangezien de behandelingskuur
tijdens de 12 weken durende periode echter identiek was (telaprevir,
Peg-IFN-alfa-2a en RBV) was dit verschil blijkbaar aan het toeval toe te
schrijven. De respons op de 24 weken durende behandelingskuur wordt met een
lopend, klinisch onderzoek bevestigd, dat een 24 weken durende behandelingskuur
beoordeelt bij proefpersonen die eRVR (*extended rapid viral response* *
verlengde snelle virale respons) bereiken en een 48 weken durende
behandelingskuur bij proefpersonen die geen eRVR bereiken.
Het percentage voor recidief bij proefpersonen die de 12 weken durende
behandeling met telaprevir in combinatie met de 24 weken durende behandeling
met Peg-IFN-alfa-2a en RBV voltooiden en die niet-detecteerbaar waren op het
moment van voltooiing bedroeg 2% in onderzoek 104 en 14% in onderzoek 104EU.
Bij deze proefpersonen van onderzoek 104EU die eRVR bereikten, bedroeg het
percentage voor recidief 7%. In onderzoek 104 bedroeg het percentage voor
recidief 6% bij proefpersonen die de 48 weken durende behandelingskuur
voltooiden en aan het einde van de behandeling geen detecteerbaar HCV RNA
hadden.
Een virale doorbraak (gedefinieerd als een toename met > 1 log in HCV RNA
spiegels tijdens de behandeling) trad tijdens de eerste 12 weken van onderzoek
104 en 104EU op bij 5% van de proefpersonen die met telaprevir, Peg-IFN-alfa-2a
en RBV behandeld werden. Doorbraken gingen gepaard met telaprevirresistente
varianten en de meeste doorbraken traden vroeg (in de eerste 4 weken) tijdens
de doseringsperiode op, wat erop wijst dat de doorbraak het gevolg is van een
keuze van vooraf bestaande varianten. De duur van de behandeling met
telaprevir had geen invloed op de incidentie van virale doorbraak en houdt bij
de meeste proefpersonen geen verband met een hogere mate van
fenotyperesistentie.
In fase 2 onderzoek 104 en 104EU is het veiligheidsprofiel van telaprevir,
gedurende 12 weken toegediend in combinatie met Peg-IFN-alfa-2a, goed
gekenschetst. Op basis van gecombineerde tussentijdse veiligheidsanalyses van
onderzoek 104 en 104EU bedroeg het percentage voor stopzettingen van de
behandeling als gevolg van bijwerkingen tot en met week 12 voor de kuur met
telaprevir, Peg-IFN-alfa-2a en RBV 13% ten opzichte van 3% voor de
controlekuur. Het bijwerkingenprofiel van de kuur met telaprevir,
Peg-IFN-alfa-2a en RBV was vergelijkbaar met het bijwerkingenprofiel dat voor
de controle is waargenomen, met uitzondering van uitslag en anemie; de
incidentie van deze laatste was hoger en ze waren ernstiger bij proefpersonen
die de behandelingskuur met telaprevir kregen. De gegevens wijzen erop dat
telaprevir en RBV overlappende effecten hebben op uitslag en anemie, waardoor
sommige voorvallen ernstiger zijn wanneer telaprevir en RBV gelijktijdig worden
toegediend. Uitslag en anemie bleken omkeerbaar te zijn na stopzetting van de
dosering met telaprevir.7 Het huidige protocol omvat een plan voor de
beheersing van uitslag waarmee onderzoekers richtlijnen krijgen over de
gradatie, het melden en behandelen van voorvallen van uitslag die tijdens dit
onderzoek gemeld worden (zie paragraaf 13.1.2).
Tot slot blijkt uit de werkzaamheids- en virologische gegevens de mogelijkheden
van een 12 weken durende behandeling met telaprevir in combinatie met een 24 of
48 weken durende behandeling met Peg-IFN-alfa-2a en RBV als een aanzienlijke
verbetering ten opzichte van de huidige behandeling. Vergelijkbare percentages
voor SVR zijn waargenomen tussen twee verschillende behandelingskuren met
telaprevir, een 12 weken durende behandeling met telaprevir in combinatie met
een 24 weken durende behandeling met Peg-IFN-alfa-2a en RBV of met een 48 weken
durende behandeling met Peg-IFN-alfa-2a en RBV. Het gerapporteerde verschil in
percentage voor recidief tussen deze groepen was minimaal, waardoor het verdere
onderzoek van de 24 weken durende behandelingskuur op basis van telaprevir
ondersteund wordt.
Het PROVE1-onderzoek, waarin deze beide groepen opgenomen zijn, omvatte echter
een *RVR criterium* zodat alleen proefpersonen met een RVR bij wie vervolgens
HCV RNA niet-detecteerbaar bleef tijdens de rest van hun behandelingsperiode de
behandeling in week 24 konden stopzetten (als zij geen RVR hadden, moesten ze
de behandeling tot en met week 48 voortzetten) en de percentages voor SVR zijn
uitsluitend gebaseerd op die proefpersonen die een 24 weken durende behandeling
kregen. Voor de behandelingsgroep van 48 weken was er geen vergelijkbaar
criterium, zodat alle proefpersonen die deze arm op willekeurige wijze
toegewezen kregen in de werkzaamheidsanalyse zijn opgenomen, en het is moeilijk
om de groepen te vergelijken. Met dit huidige onderzoek kunnen de werkzaamheid
en veiligheid van de in totaal 24 en 48 weken durende behandeling bij dezelfde
populatie worden beoordeeld (proefpersonen die een eRVR bereiken).
Doel van het onderzoek
Primair doel:
Het inschatten van het verschil in aanhoudende virale respons (SVR, sustained
viral response) waarden tussen T12/PR24 en T12/PR48 behandeling regime in
proefpersonen die eRVR behalen.
Secundair doel:
De veiligheid beoordelen van telaprevir in combinatie met Peg-IFN-alfa-2a en
RBV bij behandelingsnaïeve patiënten met chronische hepatitis C van genotype 1.
Onderzoeksopzet
Dit is een gerandomiseerd, open-label, multicenter onderzoek uitgevoerd bij
behandelingsnaïeve patiënten met chronische infectie met hepatitis C van
genotype 1. Deelname is gepland voor een totaal van 470-500 proefpersonen.
Proefpersonen die een verlengde snelle virale respons bereiken worden
gerandomiseerd in een 1:1 verhouding om de volledige onderzoeksbehandeling stop
te zetten in week 24 (gerandomiseerd in terugtrekking) (eRVR Tl2/PR24 groep),
of om door te gaan met de behandeling met Peg-IFN-alfa-2a en RBV tot en met 48
weken (eRVR Tl2/PR48 groep) behandeling. Proefpersonen die geen eRVR bereiken
worden toegewezen aan toediening van Peg-IFN-alfa-2a en RBV gedurende 48 weken
(niet-eRVR T12/PR48 groep). Randomisatie zal geblokt en gestratificeerd worden
om de balans te optimaliseren tussen behandelingsgroepen met betrekking op
genotype subtype (1a, 1b, en andere) en ras (zwarte of niet-zwarte ras, volgens
zelf-indentificatie)
HVC RNA-resultaten zullen dubbel geblindeerd zijn tot week 24. Zelfs na het
tijdpunt van week 24, zullen de HCV RNA-waarden van voor week 24 niet worden
onthuld aan de onderzoeker of de patiënt tot na beëindiging van het onderzoek.
Monitoring van individuele virale respons gebeurt door een niet-geblindeerde
onafhankelijke beoordelaar terwijl het centrum, de patiënt en de sponsor
geblindeerd blijven voor de HCV RNA-gegevens, en daarna door de onderzoeker van
het centrum na ontblinden van de HCV RNA-gegevens.
HCV RNA-resultaten worden gecontroleerd op specifieke tijdpunten over de hele
behandelperiode die begint in week 4 om te bepalen of wijzigingen moeten worden
aangebracht in de behandeling en procedures bij individuele patiënten op basis
van de vooraf gespecificeerde criteria voor virale respons volgens tabel 8-1
van het protocol.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Vanaf Dag 1 krijgen alle patiënten de eerste behandeling met telaprevir in combinatie met PEG-IFN en RBV gedurende 12 weken, gevolgd door 12 weken PEG-IFN + RBV. Peginterferon >-2a (PEG-IFN): PEG-IFN is een injectie. PEG-IFN zal onder uw huid (subcutaan) worden geïnjecteerd, eenmaal per week gedurende 24 of 48 weken. De dosering is 180 microgram. Ribavirin (RBV): RBV tabletten (van elk 200 mg). RBV zal tweemaal daags worden ingenomen gedurende 24 of 48 weken. De dosering is 1000 mg per dag (5 tabletten) als u minder weegt dan 75 kg en 1200 mg (6 tabletten) als u meer weegt dan 75 kg. RBV kan met de ochtend- of de avonddosis telaprevir worden ingenomen. Telaprevir: Telaprevir zijn tabletten die elke 8 uur worden ingenomen gedurende in total 12 weken. De dosering telaprevir is 750 mg (2 tabletten van elk 375 mg). Telaprevir moet worden ingenomen met een glas water en met voedsel.
Inschatting van belasting en risico
De meest voorkomende bijwerkingen (in het algemeen gemeld door meer dan 50% van
de patiënten) zijn:
*Vermoeidheid
*Misselijkheid
*Huiduitslag (met of zonder jeuk)
Andere vaak voorkomende bijwerkingen (gemeld door 25% - 50% van de patiënten)
zijn:
*Griepachtige symptomen (kunnen zijn pijn, hoofdpijn, koorts, rillingen,
algeheel gevoel van ziek zijn)
*Hoofdpijn
*Lichte huiduitslag
*Slapeloosheid
*Diarree
*Rode huid of irritatie van de plaats van de interferoninjectie
*Lage rode bloedceltellingen (anemie), wat vermoeidheid, zwakte en soms
flauwvallen kan veroorzaken.
Minder voorkomende bijwerkingen (5- 25%) zijn:
*Duizeligheid
*Braken
*Matige huiduitslag
*Koorts en rillingen
*Pijnlijke gewrichten en/of spieren
*Droge huid
*Hoesten
*Kortademigheid of moeilijk op adem komen
*Depressie
*Haarverlies of dun worden van het haar
*Aambeien of jeuk/irritatie rond de anus
*Lage witte bloedceltellingen (neutropenie), dus het kan zijn dat uw lichaam
ook geen infecties kan bestrijden
*Lage bloedplaatjestellingen, dus uw bloed kan misschien niet stollen
*Verlies van eetlust
*Verstoord gezichtsvermogen
Publiek
130 Waverly Street
MA 02139 Cambridge
US
Wetenschappelijk
130 Waverly Street
MA 02139 Cambridge
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Mag niet eerder behandeld zijn met een goedgekeurd geneesmiddel of geneesmiddel in onderzoeksfase of geneesmiddelenschema voor hepatitis C;2. Mannelijke en vrouwelijke proefpersonen, van 18 tot en met 70 jaar;3. Chronische hepatitis C van genotype 1 met detecteerbaar HCV RNA. Het genotype moet tijdens de screening worden bevestigd. De bevestiging dat de ziekte chronisch is (in tegenstelling tot een acute ziekte die minder dan 6 maanden duurt) moet met ten minste 1 van de volgende criteria worden gegeven:
* Diagnose van HCV > 6 maanden vóór het screeningbezoek
* Abnormale spiegels voor alanineaminotransferase (ALT) gedurende > 6 maanden vóór de screeningperiode (NB: ALT hoeft niet verhoogd te zijn om in aanmerking te komen voor deelname aan het onderzoek, maar een voorgeschiedenis van verhoogde ALT kan een aanwijzing zijn voor de duur van de infectie).;4. Laboratoriumwaarden bij de screening binnen de volgende aanvaardbare bereiken:
- Hepatitis B oppervlakteantigeen (HBsAg): Seronegatief
- Humaan immunodeficiëntievirus (HIV) 1 en 2 antilichamen (Ab): Seronegatief
- Absolute neutrofielentelling: groter of gelijk aan 1,500/cm³
- Trombocytentelling: groter of gelijk aan 90.000/cm³
- Hemoglobine: groter of gelijk aan 12 g/dl voor vrouwen groter of gelijk aan 13 g/dl voor mannen
- Urinezuur: Binnen de normale waarden
- TSH en T4: Binnen de normale waarden, of de schildklierfunctie op passende wijze onder controle gebracht tijdens de behandeling
- Alle overige hematologische resultaten en resultaten voor klinische chemie: Binnen de normale waarden of geen bewijs van klinisch significante abnormaliteiten;5. Van de proefpersoon moet een leverbiopsie uiterlijk 1 jaar vóór het screeningbezoek zijn gedocumenteerd, of de proefpersoon moet ermee akkoord gaan een biopsie te laten uitvoeren tijdens de screeningperiode. Met de leverbiopsie moet bewijs van hepatitis worden gegeven (aangetoond door een ontsteking en/of fibrose). Als een biopsie, meer dan 1 jaar vóór de screening, al histologische cirrose heeft aangetoond, hoeft de biopsie niet te worden herhaald als dit biopsieverslag kan verstrekt worden.;6. Proefpersonen (of hun vrouwelijke partners) mogen niet zwanger zijn of mogen niet van plan zijn zwanger te worden tijdens de behandelingsperiode van het onderzoek en tot en met 6 maanden na de behandelingsperiode voor vrouwelijke proefpersonen, 7 maanden na de behandelingsperiode voor vrouwelijke partners van mannelijke proefpersonen; of zij moeten definitief steriel zijn of op een andere manier geen kinderen meer kunnen krijgen. Bovendien mogen zij geen borstvoeding geven. Als een vrouwelijke proefpersoon op vruchtbare leeftijd is, moet zij ermee akkoord gaan 2 doeltreffende anticonceptiemethodes te gebruiken vanaf de screening tot en met 6 maanden na de laatste dosis RBV. Mannelijke proefpersonen met een vrouwelijke partner op vruchtbare leeftijd moeten ermee akkoord gaan 2 doeltreffende anticonceptiemethodes te gebruiken vanaf de screening tot en met 7 maanden na de laatste dosis RBV, tenzij zij een vasectomie ondergaan hebben. (Raadpleeg voor aanvullende informatie over de vereisten betreffende zwangerschap en anticonceptie paragraaf 11.7.);7. Bereid zijn en in staat zijn geen medicatie, middelen of voeding te gebruiken, zoals vermeld in paragraaf 10.12, vanaf 14 dagen vóór de eerste dag van toediening van de dosis tot en met het einde van de behandeling.;8. In staat zijn het toestemmingsformulier te lezen en te begrijpen, en bereid zijn het te ondertekenen en de onderzoeksvereisten na te leven.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. De proefpersoon vertoont contra-indicaties voor een behandeling met Peg-IFN-alfa-2a of RBV, met inbegrip van maar niet beperkt tot een van de volgende:;* Overgevoeligheid voor een bestanddeel van Peg-IFN-alfa-2a of RBV
* Hemoglobinopathieën (waaronder thalassaemia major, sikkelcelziekte)
* Voorgeschiedenis of ander klinisch bewijs van significante of instabiele hartaandoening (bv. angina, congestief hartfalen, recent hartinfarct, significante aritmie) en/of klinisch significante abnormaliteiten in het ECG
* Abnormale schildklierfunctie die met medicatie niet doeltreffend onder controle kan worden gebracht
* Slecht onder controle gebrachte diabetes mellitus, zoals blijkt uit een HbA1C van hoger of gelijk aan 8,5% bij de screening
* Creatinineklaring van lager of gelijk aan 50 ml/min. bij de screening
* ANA (antinucleair antilichaam) titer hoger of gelijk aan 1:640 bij de screening en/of bewijs van auto-immune hepatitis bij een leverbiopsie;2. Bewijs van leverfalen bij proefpersonen met cirrose: voorgeschiedenis van ascites, hepatische hersenaandoening, of bloedende oesofageale varices en/of een van de volgende laboratoriumwaarden bij de screening:
* *International Normalized Ratio* (INR) van groter of gelijk aan 1,5
* Serumalbumine < 3,3 g/dl
* Totaal bilirubine in serum > 1,8 maal de normale bovengrens (ULN), tenzij voorgeschiedenis van het syndroom van Gilbert;3. Afgezien van hepatitis C een andere oorzaak van significante leveraandoening, met inbegrip van maar niet beperkt tot een maligniteit van de lever, hepatitis B, cirrose als gevolg van drugs of alcohol, auto-immune hepatitis, hemochromatose, ziekte van Wilson, niet-alcoholische levercirrose of primaire biliaire cirrose;4. Gediagnosticeerd of vermoed hepatocellulair carcinoom, zoals aangetoond met een alfa-foetoproteïne (AFP) van groter of gelijk aan 50 ng/ml bij de screening. Als het AFP groter of gelijk aan 50 ng/ml is, moet uiterlijk twee maanden vóór de screeningperiode de afwezigheid van een massa met echografie worden aangetoond;5. Actieve maligne aandoening of voorgeschiedenis van maligne aandoening binnen de 5 afgelopen jaren (met uitzondering van behandeld basocellulair carcinoom);6. Vooraf bestaande psychische stoornis die een invloed zou kunnen hebben op de deelname van de proefpersoon aan het onderzoek en de voltooiing ervan, met inbegrip van maar niet beperkt tot:
* Ernstige depressie of ziekenhuisopname voor depressie,
* Schizofrenie, bipolaire stoornis, ernstig angstgevoel of ernstige persoonlijkheidsstoornis,
* Een periode van invaliditeit of gestoorde functionaliteit als gevolg van een psychische stoornis tijdens de afgelopen 5 jaar.;7. Voorgeschiedenis van significant craniocerebraal trauma of actieve epileptische stoornissen die medicatie noodzakelijk maken;8. Voorgeschiedenis van orgaantransplantatie, met uitzondering van cornea- en huidtransplantaten;9. Medische aandoening waarvoor frequent of langdurig systemische corticosteroïden moeten worden gebruikt (bv. ernstig astma, ernstige artritis of auto-immune aandoeningen, orgaantransplantatie, bijnierinsufficiëntie, enz.);10. Auto-immuungemedieerde aandoening (bv. ziekte van Crohn, colitis ulcerosa, idiopathische trombocytopenische purpura, systemische lupus erythematodes, auto-immune hemolytische anemie, sclerodermie, ernstige psoriasis);11. Voorgeschiedenis van acute pancreatitis uiterlijk 5 jaar vóór het screeningbezoek;12. Voorgeschiedenis of ander bewijs van ernstige retinopathie of klinisch significante oogheelkundige stoornis als gevolg van diabetes mellitus of hypertensie. Voor proefpersonen met een voorgeschiedenis van hypertensie of diabetes moet vóór aanvang van de behandeling schriftelijke toestemming van de oogarts zijn verkregen;13. Voorgeschiedenis of ander klinisch bewijs van chronische longaandoening gepaard gaand met een gestoorde functionaliteit;14. Voorgeschiedenis van hemofilie;15. Bewijs van ernstige of hevige bacteriële of schimmelinfectie(s), waaronder actieve tuberculose;16. Momenteel misbruik van illegale drugs (narcotica of andere gecontroleerde middelen) of alcohol, of een voorgeschiedenis hebben van misbruik van illegale middelen of alcohol uiterlijk 2 jaar vóór het screeningbezoek. Voor proefpersonen met een voorgeschiedenis van misbruik van illegale drugs of alcohol mogen er tijdens de 2 jaar vóór het screeningbezoek geen incidenten van misbruik zijn geweest. Patiënten met een voorgeschiedenis van misbruik van narcotica of andere gecontroleerde middelen moeten bij het onderzoekscentrum bekend zijn en moeten door het onderzoekscentrum beschouwd worden als een geschikte kandidaat voor deelname aan dit klinische onderzoek. Patiënten die met methadon behandeld worden, moeten gedurende ten minste 6 maanden vóór de screening een stabiel methadonprogramma volgen.;17. Deelname aan een onderzoek met een geneesmiddel in onderzoeksfase uiterlijk 90 dagen vóór toediening van de dosis van het onderzoeksgeneesmiddel, of deelname aan meer dan 2 geneesmiddelenonderzoeken tijdens de 12 maanden vóór toediening van de dosis van het onderzoeksgeneesmiddel, of deelname aan een gelijktijdig lopend onderzoek met inbegrip van onderzoeken zonder geneesmiddelen vanaf de screening tot het einde van deelname van de proefpersoon aan dit onderzoek.;18. Overgevoeligheid voor tartrazine (gele kleurstof nr. 5)
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2008-003836-39-NL |
CCMO | NL24713.018.08 |