Het doel van deze studie is om het effect van twee verschillende stimulatie schema*s op de embryokwaliteit met elkaar te vergelijken in een groep vrouwen van 39 jaar of jonger, in een prospectieve gerandomiseerde studie. Aangezien we in de…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Chromosoomafwijkingen, genwijzigingen en genvarianten
- Abortus en doodgeboorte
- Seksuele functie- en fertiliteitsstoornissen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Het percentage chromosomaal abnormale en mozaïeke dag 3 embryo*s per patiënte
gebaseerd op PGS analyse.
Secundaire uitkomstmaten
- aantal eicellen, bevruchting en percentage topkwaliteit embryo*s (op basis
van morfologie)
- oestradiol, LH, progesteron, androgenen en hCG waarden in serum op cyclusdag
3 en op de dag van hCG
- ontwikkeling en mate van in vitro implantatie na verlengde kweek in co-culture
- totaal aantal embryonale cellen en aandeel cellen met chomosomale afwijkingen
op dag 10 na verlengde kweek in co-culture
Achtergrond van het onderzoek
Door het aantal in de baarmoeder terug te plaatsen embryo*s te reduceren tot
één embryo, wordt het risico op een meerlingzwangerschap sterk verlaagd. Dit
maakt de selectie van het beste embryo voor terugplaatsing erg belangrijk. Op
dit moment wordt de kwaliteit afgemeten aan morfologische kenmerken. In
toenemende mate ontstaat er bewijs dat veel embryo*s chromosomaal afwijkende
cellen hebben en dat een morfologisch goed embryo niet per definitie
chromosomaal normaal hoeft te zijn. Aneuploidie wordt gezien als de
belangrijkste oorzaak van implantatie-falen, waardoor dit fenomeen de
belangrijkste oorzaak zou kunnen zijn van de relatief lage slagingspercentages
bij IVF.
De introductie van fluorescente in-situ hybridisatie (FISH) voor preimplantatie
genetische diagnostiek heeft er toe geleid dat embryo*s voor de terugplaatsing
kunnen worden gescreend op aneuploidie. Preimplantatie genetische screening
(PGS) wordt inmiddels toegepast in klinieken over de hele wereld. Een recente
meta analyse liet echter zien dat een significant effect van PGS op de
slagingskans van een IVF behandeling nog moet worden aangetoond. Voor een deel
kan dit worden verklaard door het feit dat de meeste chromosomale afwijkingen
die worden geconstateerd in dit stadium, hun oorsprong vinden in de eerste drie
mitotische delingen van het embryo. Dit resulteert in mozaïeke embryo*s,
waarbij een cel na biopsie niet representatief hoeft te zijn voor de rest van
het embryo. Bovendien is niet duidelijk wat het ontwikkelingspotentiaal van
mozaïeke embryo*s is en is het dus onduidelijk of deze embryo*s voor
terugplaatsing in aanmerking zouden kunnen komen.
Onze onderzoeksgroep heeft recent de eerste prospectief gerandomiseerde studie
uitgevoerd om de aneuploidie ratio in embryo*s te bepalen in een vergelijking
van twee verschillende stimulatieprotocollen voor IVF: het meest gebruikte
protocol en een milder protocol. Mildere stimulatie leverde minder eicellen en
embryo*s op, maar het aandeel chromosomaal normale embryo*s was significant
hoger. Deze resultaten lieten voor de eerste keer een directe correlatie zien
tussen het ovarium stimulatie protocol en de incidentie van chromosomaal
afwijkingen in het embryo. Het feit dat milde stimulatie voor een aantal
patiënten nog steeds leidde tot een hoge respons, met een ongunstige verhouding
chromosomaal normale embryo*s, laat zien dat een verdere ontwikkeling van
mildere stimulatieprotocollen nodig is.
Doel van het onderzoek
Het doel van deze studie is om het effect van twee verschillende stimulatie
schema*s op de embryokwaliteit met elkaar te vergelijken in een groep vrouwen
van 39 jaar of jonger, in een prospectieve gerandomiseerde studie. Aangezien we
in de voorgaande studie hebben aangetoond dat dit de kwaliteit van de embryo*s
weerspiegeld, zal PGS worden verricht op de embryo*s die ontstaan. Embryo*s
waarbij geen chromosomale afwijkingen worden gevonden, zullen worden
teruggeplaatst of worden ingevroren. Embryo*s die aneuploid of mozaïek zijn,
zullen verder worden onderzocht op hun implantatie- en ontwikkelingspotentiaal,
door ze verder te kweken in een in vitro model. Aan het einde van de kweek, 10
dagen na de bevruchting, zal worden gekeken of, en in welke mate, de embryo*s
zich innestelen. Hierna zal het gehele embryo worden geanalyseerd om het
aandeel chromosomaal abnormale cellen te bepalen. Het implantatiegedrag zal
worden gecorreleerd aan het percentage afwijkende cellen in het embryo en de
gevonden chromosomale afwijking(en).
Onderzoeksopzet
Prospectief gerandomiseerd, klinisch onderzoek bij 110 vrouwen, welke een IVF
behandeling ondergaan.
Inschatting van belasting en risico
Er is een voortdurende discussie over of het biopteren van embryo*s een
negatieve invloed heeft op de mate van innesteling. Tot nu toe is dit niet
direct onderzocht. Het is waarschijnlijk dat een eventueel negatief effect van
de biopsie wordt opgeheven doordat daardoor alleen chromosomaal normale
embryo*s kunnen worden teruggeplaatst. Het biopteren van twee cellen uit een
embryo zou meer effect kunnen hebben op het ontwikkelingspotentiaal, maar
daarvan is ook gebleken dat het de nauwkeurigheid van de diagnose verbeterd.
De verlengde kweek in co-culture zal alleen gebruik maken van embryo*s, die op
basis van de chromosomoomanalyse worden afgekeurd voor terugplaatsing. Deze
embryos zouden anders worden vernietigd en dit geeft dus verder geen extra
risico*s voor de IVF behandeling. Het model kan ons wel unieke data opleveren
omtrent de betekenis van chromosomaal mozaicisme voor het
ontwikkelingspotentiaal van het embryo.
Publiek
Postbus 85500
3508 GA Utrecht
Nederland
Wetenschappelijk
Postbus 85500
3508 GA Utrecht
Nederland
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Vrouwen niet ouder dan 39 jaar
BMI <32 kg/m2
Regelmatige cyclus (25-35 dagen)
Standaard indicatie voor IVF
Geen klinische relevante afwijkingen aan de uterus
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Een partner met minder dan 10 miljoen bewegende zaadcellen
Een indicatie voor ICSI
Een afwijkend karyotype bij man of vrouw
Eicel donatie
Een eerdere IVF behandeling niet resulterend in een embryo terugplaatsing
Een slechte respons (<4 oocyten na follikelpunctie) in de 1e of 2e cyclus
Vrouwen van 39 jaar met een eerdere slechte respons op 38 jarige leeftijd (<4 oocten na follikelpunctie)
Herhaalde abortus in de medische voorgeschiedenis
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL18499.000.07 |