De primaire doelstelling van de studie bestaat uit het bepalen van het percentage grote bloedingen bij kankerpatiënten die een vervolgbehandeling krijgen met dalteparine (> 6 maanden en maximaal 12 maanden) om recidiverende symptomatische veneuze…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Diverse en niet plaatsgespecificeerde neoplasmata, benigne
- Embolieën en trombose
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Het primaire eindpunt voor de veiligheid is een vergelijking van het aantal
ernstige bloedingen met intervallen van 2-6 maanden en 6-12 maanden.
Het primaire eindpunt voor de werkzaamheid is het beoordelen van het aandeel
proefpersonen met symptomatische, nieuwe of recidiverende DVT van de onderste
extremiteiten, PE of CVT, optredend terwijl de patiënt behandeld wordt met
dalteparine.
Secundaire uitkomstmaten
De secundaire eindpunten voor de veiligheid zijn het beoordelen van het aantal
ernstige en lichte bloedingen met intervallen van een maand. Secundaire
eindpunten voor de werkzaamheid omvatten het beoordelen van de tijd tot
symptomatische, objectief gedocumenteerde DVT, PE of CVT en de tijd vanaf de
datum van de eerste behandeling tot de datum van de eerste objectieve
documentatie van VTE.
Achtergrond van het onderzoek
Dalteparinenatrium (Fragmin®) is een laagmoleculairgewichtheparine (LMWH),
geproduceerd door de afbraak van heparine, een glycosaminoglycaan behorend tot
de biologisch actieve stoffen die zich in de darmmucosa bevinden. Dalteparine
is in december 1994 voor de eerste keer in de VS goedgekeurd voor de primaire
profylaxe van diepe veneuze trombose (DVT) bij patiënten die een abdominale
chirurgische ingreep ondergaan. Op 1 mei 2007 heeft de FDA dalteparine
goedgekeurd voor de verlengde behandeling van symptomatische veneuze
trombo-embolie (VTE) (proximale DVT en/of PE), om recidief van VTE bij
patiënten met kanker te verminderen. De pathogene mechanismen van trombose bij
kankerpatiënten hebben betrekking op een complexe interactie tussen de
tumorcel, de patiënt en het hemostatische systeem. Vergeleken met personen
zonder kanker ontwikkelen kankerpatiënten veel eerder veneuze trombo-embolie
(VTE); feitelijk kan VTE de eerste bevinding zijn die wijst op occulte kanker.
Meerdere retrospectieve onderzoeken hebben aangetoond dat met kanker
geassocieerde trombose een belangrijke aanwijzing is die vroeger te weinig
onderkend en ook onderbehandeld werd. Vergeleken met kankervrije personen met
symptomatische VTE doen zich bij kankerpatiënten met VTE eerder een recidief en
behandelinggerelateerde complicaties voor in de vorm van bloeding. Bij sectie
is VTE gemeld bij maar liefst 30% van de overleden kankerpatiënten. Het
CLOT-onderzoek [*Randomized Comparison of Low Molecular Weight Heparin
(Dalteparin, Fragmin®) versus Oral Anticoagulant Therapy for Long Term
Anticoagulation in Cancer Subjects with Venous Thromboembolism*] was het eerste
multinationale prospectieve gerandomiseerde klinische experimentele onderzoek
bij een algemene kankerpopulatie dat de duidelijke superioriteit van
behandeling met LMWH voor secundaire profylaxe aantoonde, vergeleken met de
standaard therapie in de vorm van vitamine K-antagonisten (orale
antistollingsmiddelen); bij kankerpatiënten met bevestigde DVT van de onderste
extremiteiten, PE of beide.
Aangezien er bij deze patiëntenpopulatie op dit moment geen gegevens zijn over
behandeling met dalteparine na zes maanden, zal dit onderzoek de veiligheid en
werkzaamheid van behandeling met dalteparine tot 52 weken beoordelen bij
proefpersonen met kanker en VTE.
Doel van het onderzoek
De primaire doelstelling van de studie bestaat uit het bepalen van het
percentage grote bloedingen bij kankerpatiënten die een vervolgbehandeling
krijgen met dalteparine (> 6 maanden en maximaal 12 maanden) om recidiverende
symptomatische veneuze trombo-embolie (VTE) te voorkomen. Bij alle patiënten
zal het percentage voor grote bloedingen worden geëvalueerd.
Voor alle patiënten bestaan de secundaire doelstellingen uit het bepalen van
het volgende: 1) het percentage voor recidiverende VTE*s tijdens de
behandeling; 2) duur tot recidiverende symptomatische VTE; 3) het percentage
voor kleine bloedingen; 4) duur tot eerste grote bloeding; 5) duur tot eerste
bloeding (gelijk welke bloeding); en 6) de veiligheid en verdraagbaarheid van
een vervolgbehandeling met dalteparine.
Bijkomende secundaire doelstellingen bestaan uit het evalueren van het nut van
het meten van de werking voor anti-factor-Xa (anti-Xa) bij het onder controle
brengen van een dosisaanpassing voor patiënten met een ernstige
nierfunctiestoornis of patiënten die een ernstige nierfunctiestoornis
ontwikkelen (creatinineklaring < 30 ml/min.).
Onderzoeksopzet
Patiënten met een actieve maligniteit en een pas vastgestelde symptomatische
proximale diepe veneuze trombose van de onderste ledematen, longembolie of
beide zullen binnen de 48 uur van de diagnose van VTE en vóór het aanvankelijk
studiebezoek gescreend worden aan de hand van lichamelijke onderzoeken, ecg en
klinische laboratoriumtests. Patiënten die aan alle criteria voor deelname
voldoen en aan geen enkel criterium voor uitsluiting, zullen in de studie
worden opgenomen. Patiënten die in aanmerking komen voor deelname aan de
studie, krijgen tijdens de eerste 4 weken eenmaal per dag 200 IE/kg
dalteparine, waarna de dosering voor de resterende 48 weken verlaagd wordt tot
150 IE/kg per dag. Patiënten (behalve diegenen met ernstige nierinsufficiëntie)
komen in week 1, 4, 8, 12, 24, 36, 48 en 52 terug naar de kliniek voor
werkzaamheids- en veiligheidsbeoordelingen, terwijl er in week 16, 20, 28, 32,
40 en 44 met hen telefonisch contact zal worden opgenomen. Patiënten met
ernstige nierinsufficiëntie komen in week 1, 4, 8, 12, 16, 20, 24, 28, 32, 36,
40, 44, 48 en 52 naar de kliniek terug.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Dalteparine zal tijdens de eerste 4 weken (28 ± 5 dagen) eenmaal per dag worden toegediend bij een dosering van 200 IE/kg en zal daarna tijdens de duur van de studie (maximaal 48 weken) verlaagd worden tot 150 IE/kg. Dalteparinenatrium (Fragmin) wordt verstrekt in multidosis flacons van 25.000 IE/ml en voorgevulde spuiten met een enkelvoudige dosis. De totale dagelijkse dosis mag maximaal 18.000 IE zijn. De behandeling wordt maximaal 12 maanden (52 weken) voortgezet of tot een van de volgende situaties van toepassing is: 1) nieuwe of recidiverende VTE; 2) ontwikkeling van centrale veneuze trombose van een of beide bovenste ledematen, nek of borstkas; 3) bloeding waardoor een antistollingstherapie definitief moet worden stopgezet; 4) een ander ongewenst voorval waardoor het studiegeneesmiddel moet worden stopgezet; 5) intrekking van de geïnformeerde toestemming, of 6) de hoofdonderzoeker haalt de patiënt om een andere significante medische reden uit de studie.
Inschatting van belasting en risico
De patiënt kan gaan bloeden (wanneer normale doses worden toegediend komt dit
echter zelden voor).
De productie van bepaalde stoffen door de lever kan toenemen, maar hiervan is
niet aangetoond dat dit schadelijk is.
Als de patiënt een kunsthartklep heeft, kan behandeling met FRAGMIN®
onvoldoende zijn om een bloedstolsel te voorkomen en kunt de patiënt een
stolsel in de hartklep ontwikkelen.
De patiënt kan een bloeduitstorting krijgen op de plaats waar u bent
geïnjecteerd. In zeer zeldzame gevallen kunnen bloeduitstortingen bij de
wervelkolom ontstaan wanneer FRAGMIN® tegelijk met spinale anesthesie of
punctie wordt gebruikt.
In zeldzame gevallen kan het aantal bloedplaatjes (stollingscellen) in de bloed
afnemen.
Na langetermijnbehandeling met een vergelijkbaar medicijn met de naam heparine
is osteoporose opgetreden (een afname van de botdichtheid die ertoe leidt dat
botten makkelijk breken). Het is mogelijk dat dit ook bij FRAGMIN® gebeurt.
Medicijnen zoals FRAGMIN® kunnen in zeldzame gevallen tijdelijk spierzwakte,
verlies van gevoel of veranderingen in de hartslag veroorzaken.
In zeldzame gevallen kunnen allergische reacties optreden (sommige patiënten
hebben licht haarverlies, huiduitslag of jeuk gemeld). In een paar gevallen
zijn ernstige allergische reacties opgetreden.
Symptomen van een allergische reactie kunnen bestaan uit huiduitslag,
galbulten, jeuk en/of ademhalingsmoeilijkheden, samendrukken van de keel,
zwelling van lippen, tong of gezicht. In zeldzame gevallen kan een allergische
reactie leiden tot de dood.
Overige risico*s: Als er een CT-scan wordt uitgevoerd, zal de patiënt worden
blootgesteld aan een kleine hoeveelheid straling. Bij de MRI-scan wordt de
patiënt niet aan röntgenstraling blootgesteld. De patient zal stil op uw rug
moeten liggen in de MRI-scanner, wat een krappe ruimte is. Dit kan lastig zijn
als de patiënt bang is voor kleine ruimten (claustrofobie).
Risico*s in verband met het afnemen van bloed omvatten: ongemak tijdens
bloedafname of gedurende korte tijd daarna, blauwe plekken of bloedingen op de
prikplaats en, in zeldzame gevallen, infectie op de prikplaats. Andere
mogelijke bijwerkingen van bloedafname zijn een licht gevoel in het hoofd en/of
flauwvallen.
De effecten van het onderzoeksgeneesmiddel op een ongeboren baby zijn
onbekend. Vrouwen die seksueel actief zijn en/of zwanger kunnen worden wordt
gevraagd om gedurende het gehele onderzoek een acceptabele anticonceptiemethode
te gebruiken.
Tijdens de studie zullen de patienten de volgende tests ondergaan:
- Toestemmingsverklaring ondertekenen
- Lichamelijk onderzoek
- Performance Status
- Vitale functies (incl. lengte, gewicht, hartslag, bloeddruk, temperatuur)
- Hematologie, Coagulatie, Bloed chemie
- ECGs
- Serum zwangeschapstest
Publiek
100 Tice Blvd.
Woodcliff Lake, NJ 07677
US
Wetenschappelijk
100 Tice Blvd.
Woodcliff Lake, NJ 07677
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Leeftijdsbereik: proefpersonen moeten >= 18 jaar zijn.
2. Zowel mannelijke als vrouwelijke proefpersonen komen in aanmerking voor inclusie.
3. Vrouwen moeten onvruchtbaar zijn als gevolg van een chirurgische sterilisatie, bestraling of menopauze (één jaar na aanvang). Vruchtbare vrouwen moeten bereid zijn om zich aan een aanvaardbare anticonceptiemethode te houden.
4. Bij de proefpersonen moet recentelijk de diagnose symptomatische proximale diepe veneuze trombose van het onderste lidmaat, longembolie of beide gesteld zijn.
5. Proefpersonen moeten een actieve maligniteit hebben, gedefinieerd als een diagnose van kanker (met uitzondering van basaalcelcarcinoom of plaveiselcelcarcinoom van de huid), binnen zes maanden voor inclusie, waarbij ze een behandeling voor kanker ontvangen hebben of ontvangen, of moeten gedocumenteerde recidiverende of metastatische kanker hebben.
6. Voorafgaand aan de inclusie mogen de proefpersonen geen therapeutische doses van een antistollingsbehandeling ontvangen hebben (waaronder LMWH) gedurende > 48 uur (of > 4 doses binnen 48 uur). Proefpersonen mogen binnen 4 uur voorafgaand aan de inclusie geen ongefractioneerde heparine ontvangen hebben.
7. ECOG-performancestatus van 0, 1 of 2.
8. Proefpersonen moeten een levensverwachting hebben van > 6 maanden.
9. Proefpersonen moeten een bloedplaatjestelling hebben van > 75.000 mm3.
10. De proefpersoon mag geen orale antistollingsbehandeling ontvangen voor gelijktijdige aandoeningen.
11. Proefpersonen mogen binnen twee weken voorafgaand aan inclusie in het onderzoek geen actieve of ernstige episoden van bloedingen hebben gehad.
12. Proefpersonen moeten in staat zijn de geplande controles na te leven.
13. Proefpersonen moeten schriftelijke geïnformeerde toestemming geven
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Proefpersonen met een hoog risico op een ernstige bloeding (bijv. recente neurochirurgische ingreep, voorgeschiedenis van intracraniële bloeding, acuut ulcus gastroduodenalis, enz.).
2. Proefpersonen op hemodialyse.
3. Proefpersonen bij wie eerder een Greenfield-filter of ander apparaat is geplaatst om embolisatie van diepe veneuze trombose (DVT) te voorkomen.
4. Proefpersonen met een bekende contra-indicatie voor het gebruik van heparine (bijv. heparinegeïnduceerde trombocytopenie).
5. Proefpersonen met een bekende overgevoeligheid voor heparine, dalteparine, andere laagmoleculairgewichtheparines of varkensproducten.
6. Proefpersonen die op dit moment deelnemen aan een ander klinisch experimenteel onderzoek dat antistollingstherapie omvat (met uitzondering van aspirine), proefpersonen die in de 30 dagen voorafgaand aan de inclusie in het onderzoek deelnemen aan een ander klinisch experimenteel onderzoek dat antistollingstherapie omvat (met uitzondering van aspirine), of proefpersonen die voorafgaand aan de inclusie in het onderzoek actief onderzoeksgeneesmiddelen/behandelingen met antistollingstherapie (met uitzondering van aspirine x 3) gebruiken.
7. Proefpersonen die zwanger zijn of borstvoeding geven.
8. Proefpersonen met niet beheerste hypertensie, gekenmerkt door een aanhoudende systolische druk > 170 mmHg en/of diastolische druk > 100 mmHg.
9. Proefpersonen met een ernstige concomiterende systemische aandoening (bijvoorbeeld actieve infectie, waaronder hiv, of hartziekte) die naar de mening van de onderzoeker het vermogen van de proefpersoon zou aantasten om het onderzoek te voltooien.
10. Elke aandoening die de proefpersoon naar de mening van de onderzoeker ongeschikt zou maken.
11. Proefpersonen met acute leukemie.
12. Proefpersonen met een erfelijke aanleg voor stolsels.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2008-005236-32-NL |
CCMO | NL26280.060.08 |