Met dit project willen wij inzicht krijgen in de verschillen in de pathofysiologie tussen allergische asthmatici en gezonde mensen die ten grondslag liggen aan virus-geinduceerde astma-exacerbaties. In deze studie richten wij ons op apoptose van…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Allergische aandoeningen
- Virale infectieziekten
- Bronchiale aandoeningen (excl. neoplasmata)
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
In dit project zullen wij de expressie (mRNA en eiwit) en activiteit
(tryptofaan en kynurenine in serum en BALF) van indoleamine 2,3-dioxygenase
bepalen. Aanvullend zullen wij kijken naar cel aantallen en fenotype van
ontstekings cellen in BALF, virale load en productie van ontstekingsmediatoren
in epitheel cellen en BALF en apoptose markers in BALF cellen en
luchtweg-epitheel cellen. Interne standaarden zullen gebruikt worden om
verschillen tussen gezonde vrijwilligers en astma patiënten te bepalen alsmede
verschillen tussen de twee tijdstippen van de bronchoscopie (voor en na virus
expositie) te bepalen. Regressia analyse zal toegepst worden om deze eindpunten
te coprreleren aan klinische parameters (FEV1, PC20histamine en astma- en
verkoudheids-symptomen).
Secundaire uitkomstmaten
Er zijn geen secundaire onderzoeksvariabelen.
Achtergrond van het onderzoek
Virus infecties zijn een belangrijke oorzaak van astma exacerbaties en gaan
gepaard met een verhoogde ontstekingsrespons. De mechanismen die ten grondslag
liggen aan deze exacerbaties is nauwelijks bekend en dat staat de ontwikkeling
van nieuwe therapeutische strategieen in de weg. Recente studies laten zien dat
de afwezigheid van IFN-beta en IFN-lambda productie door luchtweg
epitheelcellen leiden tot een defect in apoptose van deze cellen. Echter, er
zijn geen bewijzen dat dit mechanisme een belangrijke rol speelt bij astma
exacerbaties en het is eveneens onduidelijk welke mechanismen leiden tot
apoptose van luchtweg-epitheelcellen. Indoleamine 2,3-dioxygenase is een
antiviraal eiwit dat de ontstekingsrespons na virale infectie in muizen kan
remmen, doordat virus-geinfecteerde cellen alsmede ontstekingscellen (m.n.
granulocyten en T cellen) in apoptose gaan. Th1 cytokines (IFN-gamma)
resulteren in een verhoogde expressie van IDO, terwijl Th2 cytokines (IL-4) de
expressie van IDO kunnen remmen. Omdat allergische astma patienten verhoogde
Th2 cytokine spiegels hebben, veronderstellen wij dat deze patienten niet of
slechter in staat zijn om IDO aan te maken tijdens een virale infectie en
zodoende niet of minder in staat zijn de ontsteking als gevolg van deze virale
infectie te klaren.
Doel van het onderzoek
Met dit project willen wij inzicht krijgen in de verschillen in de
pathofysiologie tussen allergische asthmatici en gezonde mensen die ten
grondslag liggen aan virus-geinduceerde astma-exacerbaties. In deze studie
richten wij ons op apoptose van ontstekingscellen (klaringsmechanisme van
ontstekingscellen) en luchtweg-epitheelcellen (antiviraal mechanisme) in een
experimenteel rhinovirus infectie model in allergische astma patienten en
gezonde individuen.
Specifieke vraagstellingen:
1) Is er sprake van een verlaagde IDO expressie en/of IDO activiteit tijdens
een rhinovirus infectie in de luchtwegen van allergische astma patienten in
vergelijking met gezonde mensen en correleert dat virus replicatie, T cel
responsen, eosinofiel en neutrofiel aantallen en productie van
ontstekingsmediatoren?
2) Is er een associatie tussen rhinovirus infectie bij astma patienten en een
verlaging in het aantal apoptotische luchtweg epitheelcellen en/of apoptotische
ontstekingscellen?
3) Is IDO expressie/activiteit geassocieerd met klinische parameters na
rhinovirus infectie (astma symptomen, spirometrie en hyperreactiviteit)?
Deze studie levert mogelijk nieuwe aangrijpingspunten op voor de behandeling
van virus-geïnduceerde astma-exacerbaties.
Onderzoeksopzet
Gezonde vrijwilligers en intermitterende tot mild persisterende allergische
astma patiënten worden geïnfecteerd met rhinovirus type 16 (RV16). Expositie
aan RV16 vindt plaats op dag 0. Twee dagen voorafgaand aan de infectie (dag -2)
zullen de proefpersonen een bronchoscopie ondergaan, waarbij bronchoalveolaire
lavage vloeistof (BALF) en vier epitheel brushes zullen worden afgenomen. De
verzamelde materialen zullen gebruikt worden om het basale niveau van de
primaire studie parameters te bepalen. De bronchoscopie, inclusief de BALF en
de brushes, zal worden herhaald op dag 6 na RV16 expositie. Aanvullend zal er
een longfunctie test (FEV1 en PC20histamine)worden uitgevoerd op dag 4 na
virale infectie (de uitgangswaarden voor FEV1 en PC20histamine zullen op de
screeningsdag bepaald worden). 6 weken na toediening van RV16 wordt er bloed
afgenomen om de infectie te bevestigen op basis van neutraliserende
antilichamen.
Voorafgaand aan de studie zal er een pilot studie uitgevoerd worden (5 personen
per groep) om na te gaan of een lage dosis RV16, een dosis die eerder succesvol
is gebruikt bij een cohort studie met COPD patienten, voldoende is om
verschillen trussen gezonde individuen en allergische astma patienten op te
pikken. Afhankelijk van de uitkomst van dfeze pilot zal gekozen worden voor de
lage dosis RV16 of de normale dosis RV16 die eerder met succes gebruikt is in
een studie met allergische astma patienten. Op basis van de productie van
ontstekingsmediatoren in eerdere studies, hebben wij berekend dat we 14
individuen per groep nodig zullen hebben voor deze studie. Wij gaan uit van een
uitval van 15%, zodat wij genoodzaakt zijn 16 patienten per groep te
includeren. Het totaal komt daarmee op 5 (pilot studie) + 16 = 21 individuen
per groep.
Inschatting van belasting en risico
Voor dit onderzoek wordt naast een anamnese gesprek en een lichamelijk
onderzoek ook een longfunctietest uitgevoerd. Verder wordt er bloed geprikt
waarbij 10 ml wordt afgenomen. Geen van deze handelingen zal als erg belastend
worden ervaren. De bronchoscopie, waarbij broncholalveoilaire lavage vloeistof
en vier brushes worden afgenomen, is een invasieve behandeling die - ondanks de
verdoving met lidocaine - een onaangenaam gevoel kan geven en die aanleiding
kan geven tot een droge hoest en pijn bij de neus. Bij het borstelen van de
luchtwegwand kan een oppervlakkige bloeding ontstaan die in het algemeen snel
stelpt. De hele handeling duurt circa 15 minuten
Experimentele infectie met rhinovirus type 16 zal aanleiding geven tot
verkoudheidsklachten in zowel gezonde vrijwilligers als astma patiënten. RV16
infectie zal bij de astma patiënten een tijdelijke verergering van astma
klachten leiden. Het protocol voor experimentele RV16 infecties is een
gestandaardiseerde methode om infecties gezonde mensen en astma en COPD
patiënten te bestuderen. In vergelijking met andere rhinovirussen veroorzaakt
RV16 milde verkoudheidsklachten. Rhinovirussen zijn endemisch en veroorzaken
van nature verkoudsheidsklachten. Tot dusverre zijn er geen bijwerkingen
beschreven na toediening van RV16 aan gezonde mensen, astma en COPD patiënten.
De verkoudheidsklachten zullen in beide groepen als onaangenaam ervaren worden
en zullen enkele dagen (tot maximaal een week) aanhouden.
Publiek
Meibergdreef 9
1105 AZ Amsterdam
NL
Wetenschappelijk
Meibergdreef 9
1105 AZ Amsterdam
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Inclusie criteria voor allergische astma patiënten:
- Stabiele, intermitterende tot mild persisterende astma patiënten (volgens de GINA guidelines);
- Basis FEV1 ten minste 80% van voorspelde waarde;
- Uitgangswaarde voor bronchiale hyperreactiviteit voor histamine (PC20histamine) tussen 0.25 and 8 mg/ml;
- Skin-prick test positief voor veel-voorkomende allergenen;
- Patiënten worden behandeld met een luchtwegverwijdend middel naar behoefte van de patient (twee keer per week of minder);
- Leeftijd tussen 18 en 40 jaar;;Inclusie citeria voor gezonde vrijwilligers:
- Basis FEV1 ten minste 80% van de voorspelde waarde;
- Uitgangswaarde PC20histamine boven 16 mg/ml;
- Skin-prick test negatief voor veel-voorkomende allergenen;
- Leeftijd tussen 18 en 40 jaar;
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Exclusie criteria voor allergische astma patiënten:
- Matig tot ernstig astma (volgens de GINA guidelines);
- Allergische astma patiënten met dagelijkse symptomen
- Allergische asthma patiënten met nachtelijke symptomen (vaker dan 1 keer per week)
- Patiënten die 6 maanden voorafgaand aan het onderzoek een exacerbatie hebben doorgemaakt (indicatie op basis van orale steroiden of antibitica);
- Rokers;
- Ex-rokers (korter dan 12 maanden geleden gestopt of meer dan 5 packyears);
- Circulerende antilichamen tegen rhinovirus type 16;
- Patiënten die in het dagelijks leven in contact komen met jonge kinderen (< 2 jaar), zowel professioneel als in familiekring;;Exclusie citeria voor gezonde vrijwilligers:
- Gezonde vrijwilligers die in het verleden longklachten hebben gehad;
- Rokers;
- Ex-rokers (korter dan 12 maanden geleden gestopt of meer dan 5 packyears);
- Circulerende antilichamen tegen rhinovirus type 16;
- Patienten die in het dagelijks leven in contact komen met jonge kinderen (< 2 jaar), zowel professioneel als in familiekring;
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL21836.018.08 |