Spatio-temporele beelden correlatie; de sleutel tot foetale echocardiografie
Deel III foetale decompensatie bij intra-uteriene groeirestrictie

IUGR is een veel voorkomende diagnose in de huidige obstretrische praktijk.
IUGR is gerelateerd aan een verhoogde perinatale mortaliteit en morbiditeit. De
prevalentie is ongeveer 8% in de algemene populatie. Detectie van IUGR is van
groot belang, omdat het bijdraagt aan de juiste zorg en hiermee een gunstigere
zwangerschapsuitkomst. Dit maakt IUGR tot een belangrijk klinisch probleem.

De ontstaanswijze van IUGR is multifactorieel. De meest voorkomende oorzaak is
uteroplacentaire insufficientie. Een achteruitgang in foetale conditie kan op
meerdere manieren getetecteerd worden, bijvoorbeeld door middel van een foetale
cardiotocografie (CTG) en/of echoscopisch onderzoek/Doppler.

Een van onze hypotheses is, dat de decompensatio cordis een rol speelt bij
foetaal onwel bevinden. De foetale hartfunctie kan echoscopisch beoordeeld
worden.

De conventionele echoscopische technieken die tot nu toe gebruikt werden om de
foetale hartfunctie te onderzoeken zijn technieken als M-mode en pulsed
Doppler. Voor berekeningen aan het cardiaal ventriculaire volume hebben beide
vormen van echoscopisch onderzoek echter hun beperkingen. Een meer nauwkeurige
en reproduceerbare echoscopische techniek om de foetale hartfunctie te
beoordelen, zal van grote waarde zijn voor de obstretrische beleidsvoering.

Spatio-Temporal Image Correlation (STIC) is de nieuwste klinische benadering
van foetale echocardiografie. STIC is een geautomatiseerde volume aquisitie,
waarbij een enkele driedimensionale dataset wordt opgeslagen. Het cardiale
volume wordt vervolgens weergegeven als een enkele cardiale cyclus,
herhaaldelijk afgespeeld. Deze cyclus kan worden onderbroken en/of vertraagd
worden afgespeeld. Omdat er een dridimensionaal datavolume bestaat, kan het
hart in elke gewenste doorsnede worden geanalyseerd.

Omdat STIC de onderzoeker de mogelijkheid geeft de cardiale cyclus stil te
zetten in eind-diastolische en eind-systolische fase kunnen nauwkeurige volume
metingen worden verricht waarmee het foetaal slagvolume, hartminuut volume en
de ejectie fractie berekend kunnen worden.

Om de rol van decompensatio cordis verder uit te diepen, zal ons onderzoek zich
richten op de volgende punten:

- de ventrikel functie, gemeten met STIC, in relatie tot conventioneel Doppler
onderzoek in de perifere vaten
- het visualiseren van de coronair vaten van het foetale hart in combinatie met
Doppler onderzoek

Op deze manier hopen we meer te weten te komen over de pathofysiologie van
IUGR, om hiermee in de toekomst het beleid te verbeteren.

Het doel van deze studie is meer inzicht te krijgen in de pathofysiologie van
IUGR. Het onderzoek zal zich met name richten op de klinische toepasbaarheid
van STIC in het beoordelen van de foetale hartfunctie bij IUGR.

Het betreft hier een longitudinaal opgezette, observationele studie. Er is een
standaard beleid voor foetus met een IUGR: Elke 2 weken wordt de biometrie
echoscopisch vervolgd. Daarnaast zal twee maal per week echoscopie gericht zijn
op de hoeveelheid vruchtwater en Doppler onderzoek van de arteria umbilicalis,
de ductus venosus en de arteria cerebri media. Naast deze standaard metingen,
zal de foetale conditie herhaaldelijk beoordeeld worden aan de hand van de
volgende items:
- STIC volume metingen, welke offline geanalyseerd en berekend zullen worden
- intracardiale en extracardiale Doppler metingen (vena umbilicalis,
atrioventriculaire kleppen)
- visualiseren en Doppler van de foetale coronair vaten.

De cardiale functie gemeten met STIC zal worden gecorreleerd aan de
conventionele Doppler metingen. Daarnaast zullen longitudinale veranderingen
worden beschreven. Tenslotte zal de relatie tussen het visualiseren van de
coronair vaten en IUGR beschreven worden. Postpartum, zullen de postnatale
metingen, zoals Apgar score, arteriele bloedgassen, perinatale morbbiditeit en
mortaliteit, gecorreleerd worden aan de prenatale bevindingen.

Spatio-Temporal Image Correlation (STIC), 3-4D foetale echocardiografie.

Er zijn geen bewijzen voor schadelijke effecten van echoscopisch onderzoek bij
moeder of kind.