De studie bestaat uit 3 onderdelen:a) Bepalen welke specifieke allergeencomponenten van een voedingsmiddel belangrijk zijn voor (de ernst van) de reactie.b) Het ontwikkelen van een model om de ernst van een voedselallergie te voorspellen door…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Allergische aandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Het ontwikkelen van een model om (de ernst van) een voedselallergie te
voorspellen .
Secundaire uitkomstmaten
-Nieuwe biomarker(s) die voedselallergie kan aantonen dan wel uitsluiten en
ernst hiervan kan voorspellen
-Vergelijken van verschillende diagnostische testen: allergeenchip, CAP,
huidpriktest, basofielen activatie test (BAT) en T cel activiteit ten aanzien
van sensitiviteit, specificiteit en positief en negatief voorspellende waarde.
-Drempelwaardebepaling bij walnootallergische patiënten.
Achtergrond van het onderzoek
De diagnostiek van voedselallergie is moeilijk, omdat de specificiteit en
positief voorspellende waarde van de routinetesten (specifiek IgE in het bloed,
huidtest) laag is. Dit resulteert in veel fout-positieve uitslagen. De gouden
standaard,de dubbelblinde voedselprovocatie, is een tijdrovende en dure vorm
van diagnostiek en tevens een belasting voor de patiënt. Daarom adviseerde de
gezondheidsraad in 2007 aan de minister om onderzoek te verrichten dat kan
leiden tot de ontwikkeling van betere tests voor de diagnostiek van
voedselallergie.
Tot nu toe wordt bij de diagnostiek gebruik gemaakt van extracten van het
complete voedingsmiddel. Inmiddels zijn veel specifieke, allergene eiwitten
geïsoleerd en beschikbaar voor de diagnostiek. In enkele recente studies werd
voor appel en hazelnoot aangetoond, dat op basis van deze allergeencomponenten
de ernst van een reactie beter kan worden voorspeld, dan m.b.v. de huidige
diagnostiek. Met een recent ontwikkelde allergeenchip (ImmunoCAP ISAC) kunnen
103 allergeencomponenten worden getest met een kleine hoeveelheid serum van de
patiënt. Door gebruik van deze allergeenchip zijn we in staat voor de
belangrijkste allergene voedingsmiddelen na te gaan of, en zo ja op welke wijze
deze nieuwe vorm van diagnostiek een verbetering is t.o.v. de huidige
diagnostiek. Dit zullen we doen door de belangrijkste allergeencomponenten te
identificeren in een retrospectieve studie gebruik makend van een
patiëntenpopulatie die reeds goed gekarakteriseerd is. Vervolgens zullen we in
een prospective studie nagaan of we van deze gegevens m.b.t.
allergeencomponenten gecombineerd met anamnestische factoren een model kunnen
ontwikkelen om de diagnostiek verder te verbeteren.
Recent hebben we door onderzoek in samenwerking met TNO Quality of Life
aanwijzingen gevonden dat het mogelijk is om m.b.v. metabolomics (het meten
van metabolieten) nieuwe biomarkers te vinden die kunnen voorspellen of er
sprake is van een voedselallergie en de ernst hiervan. Daarom willen we nagaan
of we deze biomarkers kunnen identificeren en gebruiken om bovengenoemd model
verder te optimaliseren.
Doel van het onderzoek
De studie bestaat uit 3 onderdelen:
a) Bepalen welke specifieke allergeencomponenten van een voedingsmiddel
belangrijk zijn voor (de ernst van) de reactie.
b) Het ontwikkelen van een model om de ernst van een voedselallergie te
voorspellen door gebruik te maken van specifieke componenten (verkregen uit
deel a) gecombineerd met de overige componenten (andere inhalatie- en
voedselallergenen) en gegevens uit de anamnese.
c) Identificeren van nieuwe biomarkers om bovengenoemd model te optimaliseren
en gebruik van experimentele allergietesten. .
Onderzoeksopzet
-Deel a: patiënt controle, retrospectief. Vanwege het exploratieve karakter van
dit deel zullen we zoveel mogelijk patiënten includeren om met zoveel mogelijk
zekerheid te kunnen bepalen welke componenten van belang zijn bij het
voorspellen van een allergie. Dit zullen minimaal 30 patiënten zijn per
allergeen (peulvruchten, noten, koemelk, ei, garnaal, vis en latex (vanwege de
hiermee samenhangende voedselallergie). Hiervoor willen we zo mogelijk
restserum gebruiken dat afgenomen is in het kader van een eerder onderzoek naar
de diagnostiek van voedselallergie met dezelfde vraagstelling of diagnostiek.
Wanneer dit niet meer beschikbaar is, zal er een nieuwe bloedafname
plaatsvinden om de allergeencomponenten te testen.
-Deel b: cohort studie, prospectief. Patiënten op de polikliniek
Dermatologie/Allergologie vullen een gestandaardiseerde vragenlijst in en er
zal een bloedafname plaatsvinden om allergeencomponenten te testen. Een
huidpriktest zal worden gedaan wanneer dit niet eerder poliklinisch is
verricht. Ook hier zullen we per voedingsmiddel zoveel mogelijk patiënten
includeren (maar minimaal 30) om zoveel mogelijk combinaties van componenten
met anamnestische factoren per voedingsmiddel te kunnen analyseren.
-Deel c: cohort studie. Bij patiënten die een voedselprovocatie ondergaan in
het kader van de diagnostiek zal zowel voor als na de provocatie zal bloed,
urine en speeksel worden afgenomen voor het onderzoek naar nieuwe biomarkers.
Inschatting van belasting en risico
De belasting voor de meeste patiënten zal bestaan uit één polikliniekbezoek van
ongeveer 30 minuten waarbij een bloedafname zal plaatsvinden en een vragenlijst
zal worden doorgenomen die routinematig al is ingevuld door de patiënt. De
risico*s van de bloedafname zijn gering. De huidpriktest, een routinetest die
meestal al zal zijn verricht, veroorzaakt jeukende bultjes, die na een half uur
geleidelijk verdwijnen. Er is een gering risico op een milde of ernstige
allergische reactie (zeer zelden).
De patiënten die een voedselprovocatie ondergaan zullen 2 hele dagen op de
dagbehandeling van de dermatologie van het UMCU verblijven. De
voedselprovocatie is de beste test om een voedselallergie vast te stellen.
Hierbij worden volgens internationaal vastgestelde richtlijnen geleidelijk
oplopende doses voedsel toegediend totdat duidelijk of er sprake is van een
allergie en in welke mate. De provocatie wordt gestopt zodra een objectief
symptoom optreedt dat duidelijk past bij een allergie en/of een ernstige,
persisterende subjectieve klacht die langer dan 45 minuten aanhoudt. Wij hebben
ruime ervaring opgedaan met deze test en deze wordt routinematig uitgevoerd op
onze dagbehandeling. Onze ervaring leert dat de reacties die optreden meestal
mild zijn, een anafylactische reactie wordt zelden waargenomen. Voor aanvang
van de provocatie krijgen patiënten een infuusnaald om snel medicinaal handelen
mogelijk te maken en de allergische reactie te behandelen. Na de provocatie
worden patiënten nog minimaal 2 uur geobserveerd.
Publiek
Heidelberglaan 100
3584 CX Utrecht
Nederland
Wetenschappelijk
Heidelberglaan 100
3584 CX Utrecht
Nederland
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Volwassenen (vanaf 18 jaar) met (verdenking op) een (voedsel)allergie voor peulvruchten (pinda, soja), noten (hazelnoot, pecannoot, cashewnoot, walnoot), koemelk, vis, ei, garnaal of latex
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
congenitale/verworven immuunstoornis
lymfoproliferatieve aandoening
systemische immunosuppressiva
Alleen als patienten ook een voedselprovocatie ondergaan:
instabiel astma
contra-indicatie voor het toedienen van adrenaline (instabiele angina pectoris, slecht gecontroleerde hypertensie of een hartritmestoornis)
gebruik van β-blokkers of ACE-remmers
zwangerschap
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL33531.041.10 |