De onderzoeksvragen van deze studie luiden als volgt: 1. Wat zijn de verschillen in ouder-kind interactie tussen diagnostische groepen van peuters met een klinische diagnose onderling? 2. Wat zijn de verschillen in ouder-kind interactie tussen een…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Ontwikkelingsstoornissen NEG
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
- Ouder-kind interactie, gecodeerd aan de hand van: Dyadic Parent-Child
Interaction Coding System (DPICS-III; Eyberg, Nelson, Duke & Boggs, 2005)
- Parental Self-efficacy, gemeten met de Self-Efficacy for Parenting Tasks
Index-Toddler Scale (SEPTI-TS; Coleman & Karraker, 2003) en de subschaal
ouderlijke competentie van de Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSI; de
Brock, Vermulst, Gerris & Abidin, 1992).
- Temperament kind. Temperament wordt bij peuters van 12 tot 36 maanden gemeten
met de Early Child Behaviour Questionnaire (ECBL; Putman, Gartstein & Rothbart,
2006) en bij peuters vanaf 36 maanden met de Children*s Behavior Questionnaire
(CBQ; Rothbart, Ahadi, Hershey & Fisher, 2001).
Secundaire uitkomstmaten
- Biografische variabelen: kindgegevens: geboortedatum, geslacht, aantal
broertjes en zusjes van het kind en hun geboortedata; oudergegevens:
geboortedata, opleiding, dagelijkse bezigheden, werksituatie, huwelijkse staat,
(eerdere) psychische hulpvraag, (eerdere) psychische behandeling, woonsituatie
en (eerdere) hulpvraag wat betreft opvoeding.
- Psychische klachten ouder: gemeten met de Symptom Checklist-90-Revised
(SCL-90-R; Derogatis, 1994).
- Emotionele en gedragsproblemen kind: gemeten met de Child Behavior Checklist
(CBCL/1*-5 , Achenbach & Rescorla, 2000). Deze vragenlijst wordt bij de
klinische populatie tijdens het intake-gesprek standaard afgenomen en de scores
hierop zullen verkregen worden uit de dossiers. Bij de controle groep zal deze
afgenomen worden.
Achtergrond van het onderzoek
De vroege ouder-kind interactie speelt een cruciale rol bij de ontwikkeling van
kinderen. Speciale interventies voor ouder en kind zijn ontwikkeld om deze
interactie te verbeteren wanneer zich problemen voordoen. Het is van belang om
te weten welke specifieke problemen in ouder-kind interactie zich voordoen
binnen verschillende klinische subsamples van peuters. Op basis hiervan kan
differentiatie worden aangebracht in interventies. Daarnaast is van belang te
weten welke verbeteringen in ouder-kind interactie bewerkstelligd kunnen worden
tijdens interventie, die onderscheiden kunnen worden van een natuurlijk beloop
van ouder-kind interactie gedurende de peutertijd. Risicofactoren van ouder en
kind voor psychopathologie bij het kind, zoals 'parental self-efficacy' en
temperament van het kind, zouden deze voortgang in ouder-kind interactie
mogelijk kunnen belemmeren. Er is echter nog weinig bekend over hoe
(veranderingen in) risicofactoren van ouder en kind samenhangen met
veranderingen in ouder-kind interactie.
Doel van het onderzoek
De onderzoeksvragen van deze studie luiden als volgt:
1. Wat zijn de verschillen in ouder-kind interactie tussen diagnostische
groepen van peuters met een klinische diagnose onderling?
2. Wat zijn de verschillen in ouder-kind interactie tussen een klinische
populatie van peuters en een normale populatie van peuters?
3. Welke veranderingen in ouder-kind interactie kunnen worden bewerkstelligd
tijdens de interventie die niet toe te schrijven zijn aan een natuurlijk beloop
in de peutertijd?
4. Kan de voortgang in de ouder-kind interactie tijdens interventie voorspeld
worden door parental self-efficacy en het temperament van het kind?
5. Hangt voortgang in ouder-kind interactie tijdens interventie samen met
verbetering van parental self-efficacy?
Onderzoeksopzet
Deze studie betreft een observationeel onderzoek, waarbij bij een klinische
sample afkomstig uit twee instellingen (ouder-kind paren die deelnemen aan
ouder-kind interventieprogramma's ) en een controlegroep afkomstig uit de
normale populatie, op twee meetmomenten (met een tussenliggende periode van 6-7
weken), vragenlijsten worden afgenomen bij de ouders (over zowel kind als ouder
zelf) en ouder-kind interactie wordt gefilmd tijdens een niet-gemanipuleerde,
vrij spel situatie.
Inschatting van belasting en risico
Het betreft een onderzoek naar ouder-kind interactie op de peuterleeftijd,
en kan derhalve alleen bij peuters en diens ouders worden uitgevoerd. Ouders
zullen vragenlijsten invullen over zichzelf (psychische klachten, parental
self-efficacy (beleving van ouderschap)) en hun kind (temperament, emotionele
en gedragsproblemen). Het kind zelf is slechts actief bij het onderzoek
betrokken, wanneer ouder-kind interactie gedurende korte tijd (2 maal 15 min)
wordt gefilmd. Het betreft hier echter een niet-gemanipuleerde vrij spel
situatie, waarbij ouders gevraagd wordt met hun kind te spelen zoals ze dat
normaal gewend zijn. De totale tijdsinvestering van ouders zal naar
inschattting 1 uur en 35 min zijn, verdeeld over 2 tijdstipppen met een
tussenliggende periode van 6 a 7 weken.
Publiek
Postbus1738
3000 DR Rotterdam
NL
Wetenschappelijk
Postbus1738
3000 DR Rotterdam
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
- leeftijd kind 12-48 maanden
Voor patiënten:
- Deelname aan ouder-kind interventieprogramma, gedurende minimaal 8 weken, waarvan minimaal 6 weken aanwezig geweest. Dit inclusiecriterium is geformuleerd voor inclusie in de definitieve onderzoeksgroep, maar heeft geen consequenties voor deelname van patienten aan het interventieprogramma.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Voor controlegroep:
- psychische problemen of hulpvraag bij ouder of kind
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL32084.078.10 |