In dit onderzoek stellen we ons de volgende onderzoeksvragen:• Hoe vaak komt kindermishandeling in Nederland voor?• Welke typen mishandeling komen voor, en wat is hun onderlinge samenhang?• Wat kenmerkt de slachtoffers van kindermishandeling? • Wat…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
Synoniemen aandoening
Aandoening
Kindermishandeling
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Een schatting van het aantal kinderen in Nederland dat over de periode van een
jaar te maken heeft gehad met mishandeling.
Secundaire uitkomstmaten
Risicofactoren die de mishandelde kinderen onderscheiden van de algemene
bevolking.
Achtergrond van het onderzoek
Kindermishandeling wordt gezien als de aantasting van de integriteit van het
kind als persoon. Ondanks de alom erkende invloed van mishandeling op de
ontwikkelingskansen van kinderen is pas enkele jaren geleden bekend geworden
hoeveel kinderen in Nederland het slachtoffer ervan zijn. In de NPM-2005 studie
wordt de omvang van kindermishandeling geschat op ruim 107.000 gevallen (Van
IJzendoorn et al., 2007). De prevalentie voor 2005 is daarmee ongeveer 30
gevallen van kindermishandeling op iedere 1000 kinderen. Het Scholieren Over
Mishandeling (SOM) onderzoek dat ongeveer in dezelfde periode werd uitgevoerd
maar gebruik maakte van zelfrapportage door scholieren uit de eerste vier
klassen van het middelbaar onderwijs, gaf hogere prevalenties te zien (195 van
de 1000 jongeren gaf aan met mishandeling te maken te hebben gehad;
Lamers-Winkelman et al., 2007).
Het is van belang om opnieuw een schatting te doen van het aantal kinderen dat
te maken heeft met mishandeling teneinde een vergelijking te kunnen maken met
de prevalentiecijfers en risicofactoren uit 2005. De huidige studie betreft een
replicatie van de NPM-2005 en de SOM. Het doel van deze NPM-2010 is inzicht
verschaffen in de prevalentie van verschillende typen van kindermishandeling in
Nederland, mede met het oog op het omlijnen van risicogroepen ten behoeve van
het gericht opzetten van preventie- en interventieprogramma*s. Ook wordt
hiermee een periodieke monitor gerealiseerd waarmee de invloed van beleid en
hulpverlening kan worden getraceerd.
Doel van het onderzoek
In dit onderzoek stellen we ons de volgende onderzoeksvragen:
• Hoe vaak komt kindermishandeling in Nederland voor?
• Welke typen mishandeling komen voor, en wat is hun onderlinge samenhang?
• Wat kenmerkt de slachtoffers van kindermishandeling?
• Wat kenmerkt de daders van kindermishandeling?
• In welke situaties doet kindermishandeling zich voor?
• Welk percentage van de gemelde gevallen van kindermishandeling wordt ook
gemeld bij het AMK?
• Wat zijn de verschillen in termen van prevalenties van de verschillende
subtypen van kindermishandeling en de risicofactoren ten opzichte van de
NPM-2005?
• Wat is het effect van de RAAK-aanpak op de prevalentie van
kindermishandeling?
Onderzoeksopzet
De NPM-2010 zal bestaan uit twee delen: een informantenstudie (IS) en een
zelfrapportagestudie (ZS).
Voor het informantengedeelte geldt dat de prevalentie van kindermishandeling
geschat kan worden op de eerste drie niveaus van signalering, dat wil zeggen:
1. Kinderen die gemeld worden bij Advies en Meldpunten Kindermishandeling
(AMK*s).
2. Kinderen die niet gemeld zijn bij AMK*s, maar die bekend zijn bij andere
instanties zoals politie of rechtbank.
3. Kinderen die noch bij AMK*s noch bij andere instanties bekend zijn, maar die
worden gesignaleerd door andere informanten zoals leerkrachten, medewerkers van
consultatiebureaus, of leidsters in kinderdagverblijven.
Er wordt gewerkt met een nationaal representatieve steekproef waarbij voor
iedere provincie data worden verzameld bij de volgende instanties:
A. AMK*s
B. Informanten niet verbonden aan AMK*s:
Onderwijs: Basisscholen en scholen voortgezet onderwijs
Juridisch systeem: Raad voor de Kinderbescherming en de 25 Nederlandse
politieregio*s
Sociaal-medische zorg: Consultatiebureaus, eerste-hulpdiensten, kinder- en
huisartsen
Andere diensten: Kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, en vrouwenopvang
In totaal zal aan 1.500 informanten worden gevraagd gedurende een periode van
drie maanden een registratieformulier in te vullen voor elk kind van wie zij
het vermoeden hebben dat het te maken heeft met mishandeling. De instellingen
en informanten worden zodanig gekozen dat alle leeftijden worden bestreken.
In de zelfrapportagestudie (ZS) van de NPM-2010 maken we gebruik van de
zelfrapportagemethode om na te gaan welke vormen van kindermishandeling
leerlingen in de eerste vier klassen van het middelbaar onderwijs denken te
hebben ervaren.
Inschatting van belasting en risico
Er zijn geen risico*s verbonden aan deelname. De belasting van de deelnemers is
minimaal. Uit de NPM-2005 is gebleken dat elke informant gemiddeld te maken had
met één geval van kindermishandeling gedurende de periode van drie maanden.
Ook voor de scholieren is de belasting zeer gering. Gedurende één lesuur zullen
zij de vragenlijst invullen. Het is mogelijk dat het invullen van de
vragenlijst bij sommige scholieren de behoefte oproept om met een
vertrouwenspersoon te praten. Daarom hebben we JGZ-instellingen over het hele
land gevraagd een (vrouwelijke) jeugdarts aan te wijzen tot wie die leerlingen
zich dan zouden kunnen wenden. Bij de vragenlijsten zal een kaartje worden
gevoegd met de naam en de contactgegevens van die vertrouwenspersoon.
Publiek
Post 2215
2301 CE Leiden
NL
Wetenschappelijk
Post 2215
2301 CE Leiden
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Informanten:
Werkzaam in een van de volgende sectoren/beroepen: basisonderwijs, middelbaar onderwijs, vrouwenopvang, kinderdagverblijf, peuterspeelzaal, politie, eerste hulp, huisartsen, kinderartsen, consultatiebureau, raad v/d kinderbescherming;Scholieren:
In klassen 1-4 van het middelbaar onderwijs
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Niet voldoende beheersing van de Nederlandse taal
Opzet
Deelname
metc-ldd@lumc.nl
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL32495.058.10 |