Primaire vraag:I. Neemt de incidentie van malalignement af na intramedullaire penfixatie van de tibia met plaatfixatie van de fibula bij distale metafysaire crurisfracturen?Secundaire vraag:I. Leidt fibulafixatie tot een beter functionele resultaat…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Bot- en gewrichtsaandoeningen
- Breuken
- Bot en gewricht therapeutische verrichtingen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Het alignement van de tibia in het frontale vlak wordt bepaald door de hoek
tussen een lijn door het kniegewricht en een lijn door het enkelgewricht. Een
positief getal betekent varus angulatie. Angulatie in het sagitale vlak wordt
gedefinieerd door de hoek tussen een lijn vanaf het anterieure 1/5 deel van de
vlakke subchondrale lijn van het tibiaplateau (tibiale gewrichtsvlak van de
knie) naar een proximaal mid-diafysair punt, en een lijn vanaf het midden van
het enkelgewricht naar een punt distaal mid-diafysair. Een positieve waarde
betekent anterieure angulatie of procurvatie.
Tibia rotatie wordt klinisch bepaald door de patella naar anterieur te plaatsen
bij een liggende patiënt en met een goniometer de rotatiestand van de voet te
meten. Een neutrale positie houdt in dat de voet recht omhoog wijst, dus
loodrecht op de grond. Van malalignement is sprake wanneer er een afwijking is
van 5 graden of meer ten opzichte van het niet aangedane been. Ook de lengte
van de tibia wordt klinisch bepaald aan beide onderbenen. Deze metingen worden
verricht door een onafhankelijk onderzoeker om de primaire uitkomstmaten te
bepalen.
Secundaire uitkomstmaten
Functionele scores
- Knie en enkel pijn (Visual Analogue Scale)
- Loopafstand (meters)
- Knie- en enkelfunctie (SF-36 short form, Hospital for Special Surgery Knee
Service Rating System, American Orthopaedic Foot and Ankle Society (AOFAS)
ankle-hindfoot scale)
Fractuurgenezing
- Drie van de vier cortices van de tibia in twee richtingen op standaard
röntgenopnames moeten doorgebouwd zijn. Vertraagde genezing (delayed union) is
gedefinieerd als geen volledige consolidatie binnen drie maanden. Pseudartrose
is gedefinieerd als het uitblijven van vorderende consolidatie na meer dan drie
maanden. Als standaard röntgenbeelden geen duidelijkheid bieden, zal een
CT-scan worden gemaakt.
- Extra procedures
> Bottransplantatie
> Wissel van de intramedullaire pen
> Falen van het osteosynthesemateriaal (heroperatie na falen van het
implantaat wordt alleen als uitkomstmaat gehanteerd indien:
1. De patiënt pijnklachten heeft ter hoogte van de fractuur of
instabiliteitsklachten bij belasten, en
2. Er radiologisch aanwijzingen zijn voor implantaatfalen: dislocatie
van de fractuurdelen, gebroken pen, schroeven of plaat
Achtergrond van het onderzoek
De standaard behandeling van gedisloceerde midschacht tibiafracturen is
intramedullaire penfixatie. Voordeel hiervan ten opzichte van plaatfixatie is
dat er een minder grote dissectie nodig is, waardoor omliggende weke delen
worden gespaard, en dat het beter bestand is tegen axiaal gerichte krachten.
Het zorgt voor een stabiele situatie waardoor de kans op non-union klein is en
in het geval van een proximale crurisfractuur is plaatfixatie van de fibula
overbodig. Ook bij distale metafysaire tibiafracturen wordt de intramedullaire
pen veelvuldig toegepast. Echter, doordat de diameter van de pen kleiner is dan
het mergkanaal in het distale tibiasegment, is het lastig het alignement in die
regio te herstellen en te behouden. Malalignement wordt dan ook in 20-50%
beschreven en dit kan leiden tot een verminderde functie en pijnklachten. Ook
is bekend dat malalignement in de distale tibia een veranderde belasting in het
tibiotalaire gewricht geeft. Dit resulteert in verhoogde lokale druk op het
kraakbeen en kan vroegtijdige artrose veroorzaken.
Er zijn studies bekend die aantonen dat plaatfixatie van de fibula leidt tot
minder malalignement van de tibia bij distale crurisfracturen. Kadaverstudies
laten zien dat met een fibulaplaat een grotere rotatiestabiliteit optreedt,
waardoor de kans op valgus malunion wordt verkleind. In een andere
(retrospectieve) studie werd gezien dat de repositie van distale
crurisfracturen beter behouden bleef wanneer naast de tibiapen ook een
fibulaplaat werd gebruikt.
Relatieve stabiliteit met beperkte axiale beweeglijkheid is een stimulus voor
callusformatie. Met een fibulaplaat bestaat er mogelijk een risico voor
vertraagde consolidatie van d fracturen. Vallier et al. beschrijven dat
pseudartrose vaker voorkomt bij patiënten met een distale tibiafractuur met
fibulafixatie. Whorton en Henley daarentegen, vonden geen significante
verschillen in fractuurgenezing, incidentie van pseudartrose, malalignment, of
aantal heroperaties bij patiënten die wel of geen stabilisatie van de fibula
ondergingen.
Kortom, er is nog steeds discussie over de beste behandeling van de distale,
gedisloceerde crurisfractuur. Deze gerandomiseerde studie wordt opgezet om de
volgende vragen te beantwoorden:
(1) Neemt de incidentie van malalignement af na intramedullaire penfixatie van
de tibia met plaatfixatie van de fibula bij distale metafysaire crurisfracturen?
(2) Heeft plaatfixatie van de fibula vaker pseudartrose van de distale tibia
tot gevolg?
De hypothese luidt dat plaatfixatie van de fibula leidt tot een beter
alignement van het onderbeen en betere functionele resultaten na een follow-up
van twee jaren.
Doel van het onderzoek
Primaire vraag:
I. Neemt de incidentie van malalignement af na intramedullaire penfixatie van
de tibia met plaatfixatie van de fibula bij distale metafysaire crurisfracturen?
Secundaire vraag:
I. Leidt fibulafixatie tot een beter functionele resultaat?
II. Heeft fixatie van de fibula vaker pseudartrose van de distale tibia tot
gevolg?
Onderzoeksopzet
Een prospectieve, multicenter, open-label, parallel gerandomiseerd klinisch
onderzoek, waarin twee behandelstrategieën worden vergeleken voor patiënten met
een distale metafysaire crurisfractuur in deelnemende ziekenhuizen in Canada en
Europa.
Randomisatie
Randomisatie geschiedt met behulp van een computer. Patiënten worden
gestratificeerd naar centrum en naar de classificatie van de American Society
of Anaesthesiologists* (ASA) Physical Status. [ ]
We hebben gekozen om te stratificeren naar centrum en niet naar chirurg omdat:
1. de chirurg die behandelt ten tijde van de opname niet altijd degene is die
de operatie uitvoert, en
2. dit een pragmatische studie is en wij het nut van deze interventie willen
beoordelen zoals dat onder normale omstandigheden door de gemiddelde chirurg
wordt verricht.
Stratificatie naar ASA klasse is gekozen omdat:
1. deze classificatie door anesthesisten in de hele wereld wordt gebruikt om
patiënten preoperatief in te delen naar co-morbiditeit, en
2. het een gelijke verdeling van co-morbiditeiten in beide behandelgroepen
garandeert, hoewel het dus geen risico-stratificatie betreft is.
Er wordt gerandomiseerd in willekeurige blokken van 4 tot 6 patiënten in een
1:1 ratio. Deelnemende centra zijn niet op de hoogte van de grootte van de
blokken. Nadat de patiënt definitief is geïncludeerd wordt contact gezocht met
de randomisatie instelling, bij voorkeur zo kort mogelijk voor de operatie. Als
het behandelcentrum en de ASA klasse bekend zijn wordt de behandelgroep
toegewezen (wel of geen plaatfixatie van de fibula).
Onderzoeksproduct en/of interventie
Operatie: De chirurg start de ingreep volgens het toegewezen behandelplan. Dit betekent dat de chirurg ofwel start met de tibiapen (controle groep) ofwel start met het plaatsen van de fibulaplaat via een separate incisie en nadien overgaat tot het plaatsen van de tibiapen (index groep). > In de index groep wordt aan de laterale zijde een incisie geplaatst om de fibulafractuur vrij te leggen en te fixeren met een Drittelrohr plaat en klein fragment schroeven. De lengte van de plaat wordt, afhankelijk van fractuurlengte en comminutie, bepaald door de chirurg. Indien de originele lengte van de fibula niet zeker meer is te herleiden, dient de lengte en het alignement zo goed mogelijk worden gekozen. De tijd die de fixatie in beslag neemt wordt genoteerd. > In beide groepen wordt een standaard benadering gebruikt voor het plaatsen van de tibiapen: een incisie in lijn met het mergkanaal van de tibia. Afhankelijk van de lokale anatomie is deze incisie transpatellair, mediaal of lateraal parapatellair. De incisie verloopt proximaal vanaf de distale pool van de patella langs de patellapees tot de tuberositas tibiae. Het infrapatellaire corpus adiposum kan worden gemobiliseerd zonder daarbij het synovium te openen. > Gesloten of open repositie wordt verricht door manuele tractie onder röntgendoorlichting. Bij een open fractuur vindt eerst débridement plaats. De tijd die nodig is om de voerdraad voorbij de fractuur tot in het distale segment te plaatsen wordt gedocumenteerd. Indien andere hulpmiddelen gebruikt worden om de repositie te controleren, zoals een distractie apparaat of repositieklemmen, dient dit vastgelegd te worden. > Het mergkanaal van de tibia wordt verwijd met behulp van de reamer (ream-to-fit). De juiste maat intramedullaire pen wordt ingebracht over de voerdraad en statisch vergrendeld met een schroef proximaal en twee distaal. > Een beeldversterker wordt gebruikt om peroperatief AP en laterale röntgenopnames te maken om de repositie, de positie van het osteosynthesemateriaal en het distale gewrichtsvlak te beoordelen.
Inschatting van belasting en risico
De risico*s voor het plaatsen van de tibiapen zijn gelijk voor beide
behandelgroepen. Ten aanzien van de fibulaplaat geldt dat een extra incisie
geplaatst wordt, wat gepaard kan gaan met wondgenezingsstoornissen en een
laesie van de sensibele tak van de nervus peroneus superficialis.
Poliklinische controles vinden plaats 2 weken, 6 weken, 3 maanden, 6 maanden, 1
jaar en 2 jaar na de operatie. Indien geen deelname wordt verleend worden
patienten met dezelfde frequentie op terug gezien. In vergelijking met de
normale behandeling is alleen de visite na 2 jaar en het invullen van de
vragenlijsten een extra handeling. Deze vragenlijsten worden ingevuld tijdens
de controles 3 maanden, 6 maanden, 1 jaar en 2 jaar na de ingreep en nemen 15
minuten per keer in beslag.
Publiek
Van Swietenplein 1
9728 NT
NL
Wetenschappelijk
Van Swietenplein 1
9728 NT
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Patiënten met een extra-articulaire fractuur distaal van de isthmus van de tibia die doorloopt tot in de metafyse en een ipsilaterale fibulafractuur op hetzelfde of lager niveau (AO/OTA type 42 and 43).
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
De patiënt is niet in staat formulieren in te vullen of begrijpt de Nederlandse taal niet
Leeftijd < 18 jaren
Open tibia fractuur type 3b of 3c volgens de Gustillo en Anderson classificatie [ ]
Contralaterale tibiafractuur op hetzelfde moment
Meer dan 7 dagen tussen trauma en ingreep
Medische voorgeschiedenis met Reumatoïde artritis, Fibreuze dysplasie, Chronische nierinsufficiëntie, Morbus Paget of Osteopetrosis
Hoog risico op perioperatieve sterfte: American Society of Anaesthesiologists* (ASA) Physical Status Klasse V
Te verwachten problemen met het vervolgen van de patiënt in de tijd
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL32921.099.10 |