Het eerste doel van deze studie is of DCS toevoegen aan exposure therapie de symptoom vermindering van PS + AGO verbetert. Het tweede doel van de studie is om de optimale timing van toediening van D-cycloserine vast te stellen (direct vóór of na…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Angststoornissen en -symptomen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De primaire onderzoeksvariabelen (die wekelijks na de 6 therapie sessies, en
nameting en FU) zijn:
- the Panic Disorder Severity Scale (PDSS; Shear et al. 1997; worden wekelijks
voor elke sessie afgenomen)
- the Subjective Unit of Distress Scale (SUDS; Wolpe 1969), worden wekelijks
voor en na elke sessie afgenomen).
Secundaire uitkomstmaten
Bij beide patientengroepen worden dezelfde testen afgnomen, dat zullen de
volgende de testen zijn:
Dde voglende testen worden afgenomen bij de voormeting, na de 4e en 7e sessie,
nameting en follow-up:
- Beck Anxiety Inventory (BAI; Beck, 1990)
- Agoraphobic Cognitions Questionnaire (ACQ, Chambless, 1985).
- Mobility Inventory (MI; Chambless, 1985).
- Beck depression inventory II (BDI-II, Beck, 1987) of Hamilton (Alleen bij
baseline of doen we alleen BDI?)
- Outcome Questionnaire (OQ-45; Lambert, Huefner, & Reisinger, 1996)
- Sheehan Disability Scales (SDS; Sheehan, 1998).
- WHOQOL (Quality of Life; WHOQOL Group, 1996)
- Body Symptoms Questionnaire (BSQ; Chambless,1985)
- Positive and Negative Affect Shedule (Watson, Clark & Tellegen, 1988)
- The Fawcett side effects checklist (Fawcett, 1987).
Neuropsychologische testen:
Om te onderzoeken hoe DCS het geheugen, leren en executieve functies beïnvloed
worden de volgende neuropsychologische testen afgenomen bij de baseline en in
enkele gevallen ook bij de nameting en follow-up.
Intelligentie:
- Nederlandse Leestest voor Volwassenen (NLV; Schmand, Lindeboom & van
Harskamp, 1992). Dit is een 5-minuten durende leestaak waarin participanten
hardop woorden moeten uitspreken van verschillende moeilijkheidsgraad. TAantal
fouten en snelheid worden gemeten als uitkomst variabelen. Deze test is goed
gevalideerd in Nederland.
context leertaak
Deze zal bij voormeting worden onderzocht op de UU. Hierbij wordt een
opstelling op de UU gebruikt (Baas et al, 2008) waarbij de participanten in
geval van een bepaalde context, gekoppeld aan een bepaalde stimulus een schok
krijgen die individueel wordt vastgesteld . Gemeten wordt het subjectieve
angstniveau (op VAS schalen) tijdens het aanbieden van contextplaatjes
(verschillende kamers, met licht aan of uit). Hierin zit tevens een auditory
startle-fase, waarbij de hoogte van de fysieke reactie op een aangeboden
stimulus wordt gemeten. Wij gebruiken een gevalideerde procedure van Joke Baas,
die in eerder onderzoek is goedgekeurd door de METC (protocolnummer 05-166).
Die onderzoekers gebruikten deze schokken in verschillende experimenten bij
meer dan 600 participanten in de laatste 4 jaar, waarvan ongeveer 200 op de UU.
De schok wordt over het algemeen ervaren as angstig en onplezierig, maar niet
pijnlijk. De gemiddelde score op 'aversie' op een schaal van 1(niet pijnlijk)
tot 10 (extreem pijnlijk) is rond de 5. Ongeveer 80% van de participanten
scoort tussen 4-6, 10 % onder de 4 en 10 % boven de 6. De effecten van deze
schokken zijn vergelijkbaar met tikken van een stijve rubbere band tegen de
huid. Participanten kunnen ten alle tijden de studie stoppen, dit is ook
aangegeven in het informed consent formulier. Onze ervaring is dat 95% van de
proefpersonen aangeeft geen problemen te hebben om terug te komen voor een
vervolg-experiment.
Extinctie:
Deze taak zal op lokatie worden afgenomen, voorafgaand aan sessie 4. Om te
onderzoeken hoe DCS het proces van extinctie faciliteert, zal een variant van
de extinctietaak worden gebruikt zoals beschreven door Engelhard et al (2009).
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat een proefpersoon al is geconditioneerd op
agoragobische stimuli. Na aanbieden van een ongeconditioneerde stimulus (dmv
een koptelefoon horen ze een toon van 500 ms, 95 dB) zullen agorafobische en
neutrale woorden worden aangeboden (op een laptop) die NIET worden gevolgd door
een toon en waarbij wordt gemeten wat de verwachting is van de proefpersoon om
de toon wel te horen te krijgen. Halverwege zal de harde toon nog eenmaal
worden aangeboden, ter herinnering. De vermindering van de verwachting wordt
gemeten (De mate van extinctie) waarbij de verwachting is dat DCS de extinctie
faciliteert. Deze taak zal voor sessie 4 worden afgenomen, waarbij een deel van
de participanten D-cycloserine heeft gehad. De sterkte van de toon is in eerder
onderzoek getest door Engelhard et al (2009) en blijkt goed verdragen te worden
door proefpersonen.
Kost effectiviteit meting:
- Psychiatric Illness (TiC-P; Hakkaart-van Roijen, 2002)afgenomen bij de
voormeting, nameting en follow-up meting om gezondheidszorg gebruik en
werkverzuim te meten.
Als laatste zal bij de voormeting bloed of spuug worden afgenomen om genetische
profielen te onderzoeken. Hiervoor zal een apart informed consent worden
ondertekend.
Achtergrond van het onderzoek
Paniekstoornis + agorafobie (PS + AGO) is een angststoornis die behoren tot de
meest voorkomende aandoeningen in de geestelijke gezondheidszorg. Momenteel is
gedragstherapie (exposure therapie) de voorkeursbehandeling, hetzij alleen of
in combinatie met SSRI's. Hoewel exposure therapie heeft bewezen te resulteren
in een aanzienlijke vermindering van de symptomen in ongeveer 60% van de
patiënten, is een groot aantal individuen die niet voldoende reageren op
behandeling.
Exposure therapie is gebaseerd op uitsterven van geconditioneerde angst. Recent
onderzoek met knaagdieren en de mens heeft aangetoond dat acute behandeling met
D-cycloserine (DCS), een partiële agonist van de NMDA-receptor, leer- en
geheugenprocessen die ten grondslag liggen aan het uitsterven van angst
bevordert. Het is van groot belang om te onderzoeken of toevoeging van DCS aan
exposure behandeling bij patiënten met angststoornissen leidt tot een
verbetering van het effect van behandeling, de snelheid van het effect van
exposure therapie en / of, als gevolg daarvan, vermindering van kosten. In OCS,
de eerste uitgevoerde klinische studies geven tot dusver een sterk vermoeden
dat DCS, hetzij toegediend binnen 1 uur vóór of direct na exposure therapie,
het effect van de therapie verhoogt in de eerste 5-6 sessies. Bij
paniekstoornis -het "toonbeeld" van angststoornis-, is DCS nauwelijks
onderzocht, maar de eerste resultaten van de versterking met DCS bij
interoceptieve exposure aan paniek gewaarwordingen suggereren het effect van de
behandeling versterkt en hogere remissiecijfers bij patiënten. Deze studie is
gericht op uitbreiding van de huidige kennis over versterking van exposure-
effecten door DCS bij PS + AGO.
Doel van het onderzoek
Het eerste doel van deze studie is of DCS toevoegen aan exposure therapie de
symptoom vermindering van PS + AGO verbetert. Het tweede doel van de studie is
om de optimale timing van toediening van D-cycloserine vast te stellen (direct
vóór of na exposure therapie). Het derde doel is het onderzoeken van de
versterking van de angst uitdoving door DCS met behulp van een
neuropsychologische paradigma. Het vierde doel is, vanuit een
gezondheids-economisch perspectief bekeken, om de kosten-effectiviteit van DCS
vast te stellen. De hypothesen zijn dat verbetering in een hoger tempo zal
optreden met toevoeging van DCS, wat zal resulteren dat er minder therapie
sessies nodig zijn en dus kostenbesparing op zal treden. Als laatste zal er
gekeken worden of specifieke genotype profielen gerelateerd zijn aan a) goede
respons op exposure therapie en b) het effect van DCS vegroten.
Onderzoeksopzet
Dit dubbelblind placebo gecontroleerde studie betreft 60 patiënten met PS +
AGO, die gerandomiseerd behandeling met ofwel placebo, of enkele vaste
doseringen van 125 mg DCS in de eerste 6 sessies van een 12 sessie programma
van exposure therapie krijgen, ofwel 30 minuten voor of na elke wekelijkse
60-90 minuten gestandaardiseerde exposure therapie sessie. Zo zullen patiënten
met PS + AGO willekeurig worden toegewezen aan 1 van de 3 mogelijke condities.
Patiënten in conditie 1 zullen DCS vóór en placebo na de exposure sessies
ontvangen. Patiënten in conditie 2 zullen placebo, zowel vóór als na de
exposure sessies ontvangen. Patiënten in conditie 3 zullen placebo vóór en DCS
na de exposure sessies ontvangen. Deze studie is een samenwerkingsproject
tussen de afdeling Psychiatrie, AMC aan de ene kant, en het Academisch Angst
polikliniek van Altrecht Utrecht en de afdeling klinische psychologie,
Universiteit Utrecht (dr. Cath, Hoofdonderzoeker) op de andere. Voor de
patiëntenwerving en inclusie, zullen patienten met angst komen van de
deelnemende afdelingen van het Academisch Angstcentrum Altrecht, de polikliniek
GGZ InGeest Amsterdam en de angst polikliniek van Meerkanten, Ermelo.
De werking van behandeling en effecten van angst uitdoving, -lering en
gewenning worden gemeten na elke sessie, direct na de behandeling (na 12
Exposure sessies) en na 6 maanden follow-up meting. Het gebruik van
gezondheidszorg en kosten, kwaliteit van leven, werk en verlies van
productiviteit worden voor, direct na de behandeling en bij de follow-up
meting.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Exposure therapie volgens protocol en afhankelijk van de conditie mogelijke medicamenteuze interventie door D-cycloserine.
Inschatting van belasting en risico
Dit onderzoek kan mogelijke een bijdrage leveren aan het beter begrijpen hoe en
met welke behandeling we paniekstoornis met agorafobie beter kunnen behandelen.
Er wordt verwacht dat aan dit onderzoek geen nadelen voor de patienten zijn,
mede doordat de dosis DCS vele male lager is dan de standaard dosis voor
behandeling van TBC. Uit onderzoek blijkt dat er minimale bijwerkingen bij deze
dosering zijn, echter merken de meeste patienten deze niet op.
Het enige wat van een patient wordt verwacht is dat deze enige tijd investeert
voor de aparte metingen. Dit kan als een extra belastig worden beschouwd.
Publiek
Heidelberglaan 1
3584 CB UTRECHT
Nederland
Wetenschappelijk
Heidelberglaan 1
3584 CB UTRECHT
Nederland
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Volwassen patienten (tussen 18 en 55 jaar) met paniekstoornis +agorafobie (PS + AGO), volgens DSM-IV diagnose die is vastgesteld met gebruik van gestructureerde interviews. En die zijn geindiceerd voor een poliklinische behandeling bij één van de participerende centra.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Patienten met:
- co-morbide psychiatrische stoornissen (ernstige depressieve stoornis, bipolaire stoornis, psychoses, afhankelijkheid en misbruik van alcohol en/of drugs in de afgelopen 3 maanden)
- zwakzinnigheid
- niet in staat om adequaat Nederlands te spreken of schrijven.
- een (anamnese waarin) neurologische aandoening (neurovasculaire aandoeningen, bewegingsstoornissen, epilepsie, dementie), nier of lever afwijkingen, en een verleden van allergische reacties of uitslag door de medicatie.
- het gebruik van bezodiazepines, omdat bezodiazepines mogelijk het therapie effect hindert.
- zwangerschap of het geven van borstvoeding tijdens de studie
- Gebruik van medicatie: isoniazide en cycloserines.
- Gebruik van antidepressiva (SSRI*s/TCA*s) in wisselende dosering. Vaste dosering is GEEN exclusie criterium.
- een evidence based gedragstherapie voor paniekstoornis in de afgelopen 12 maanden.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
Ander register | 2050 |
EudraCT | EUCTR2009-012918-51-NL |
CCMO | NL29755.041.09 |