In dit onderzoek willen we in een kleine groep kinderen (n=15) bekend met complexe koortsstuipen, nagaan of er verhoogde FS1 expressie in hun bloed aangetoond kan worden vergeleken met een controle groep (n=15). Dit willen we doen door RNA en eiwit…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Convulsies (incl. subtypes)
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De mRNA en eiwit levels van FS1 zullen worden gemeten. De waarden in de
patiënten groep zullen worden vergeleken met de controle groep.
Secundaire uitkomstmaten
Het FS1 gen zal worden gesequenced in de patiënten en in de controle groep om
de mutatie te zoeken die verantwoordelijk is voor het expressieverschil.
Mogelijke zal de expressie van andere genen in de FS1 pathway, dan wel van
andere koortsconvulsie gevoeligheidsgenen worden onderzocht in de toekomst
Achtergrond van het onderzoek
Kinderen tussen de 6 maanden en 5 jaar kunnen tijdens koorts convulsies
krijgen, zogenoemde koortsstuipen. Uit genetisch onderzoek blijkt dat de
gevoeligheid voor koorsstuipen deels erfelijk bepaald is. In januari 2006 zijn
wij gestart met onderzoek naar genen die bijdragen tot gevoeligheid voor
koortsstuipen bij muizen. Hiervoor wordt een muismodel voor koortsconvulsies
gebruikt, het hyperthermie model. Muizenpups worden blootgesteld aan warme
lucht waardoor de lichaamstemperatuur snel oploopt en in 100% van de dieren
koortsstuipen optreden. In de laatste fase van deze koortsstuipen krijgen de
pups tonisch-clonische convulsies, waarvan we met video/EEG monitoring hebben
aangetoond dat ze gepaard gaan met epileptische activiteit in de hersenen.
Gekozen werd voor genetisch onderzoek met muizen omdat er veel inteelt stammen
bestaan. Omdat binnen een stam de dieren genetisch identiek zijn, konden we de
gevoeligheid van veel stammen testen op gevoeligheid voor koortsstuipen in het
hyperthermie model. Zo identificeerden we twee stammen die sterk verschillen in
gevoeligheid, de AJ stam is niet gevoelig en de C57 stam is erg gevoelig. Dit
zijn de ouderstammen van commercieel beschikbare chromosoom substitutie stammen
(CSS). Bij een CSS is één chromosoom van de AJ muis vervangen door hetzelfde
chromosoom in de C57. Bijvoorbeeld CSS1 heeft chromosoom 1 van de AJ en alle
andere chromosomen zijn van de C57. In het totaal zijn er 22 chromosomen, dus
ook 22 verschillende CSS. Door al deze CSS te testen op gevoeligheid voor
koortsstuipen hebben we 6 chromosomen geïdentificeerd die een potentiele QTL
quantitative trait locus) voor koortstuipen gevoeligheid bevatten. De QTL op
chromosoom 1 hebben we vervolgens bepaald door een groot aantal dieren volgens
bepaalde fokschema*s te kruisen. Deze zogenaamde QTL-mapping in combinatie met
bioinformatica leverde 8 kandidaat genen op. Eén van deze genen, FS1 bleek een
verhoogde expressie te hebben in het brein van C57 muizen, die gevoeliger voor
koortsconvulsies zijn dan de CSS1. Het ultieme bewijs dat verhoogde expressie
van FS1 verantwoordelijk is voor de toegenomen gevoeligheid voor koortstuipen,
leverden we zeer recent. We verminderden de expressie van FS1 in C57 muizen
door antisense oligo*s in te brengen, en vonden dat de gevoeligheid voor
koortsstuipen afnam, zelf zoveel dat ze gelijk werden aan CSS1.. Inmiddels
hebben we ook vastgesteld dat de veranderde expressie komt door een deletie in
de promotor van FS1. De volgende stap is nu om de expressie van FS1 te
onderzoeken in mensen met en zonder koortsstuipen. Allereerst werd de expressie
onderzocht in biopten van patiënten met temporaalkwab epilepsie (TLE) en
autopsie controles. TLE patiënten met hippocampale sclerose (HS) bleken een
hogere expressie van FS1 te hebben dan TLE patiënten zonder hippocampale
sclerose (bij deze groep komen koortsstuipen niet vaak voor). Binnen de HS
groep bleken patiënten bekend met koortstuipen (dit is ongeveer 50%) een hogere
expressie te hebben dan patiënten zonder HS. Deze veranderde expressie vonden
we niet alleen in de door de epilepsie aangedane hippocampus, maar ook in de
neocortex van deze patiënten. Samenvattend duiden onze humane gegevens ook op
een betrokkenheid van FS1 bij koortsstuipen in mensen.
Doel van het onderzoek
In dit onderzoek willen we in een kleine groep kinderen (n=15) bekend met
complexe koortsstuipen, nagaan of er verhoogde FS1 expressie in hun bloed
aangetoond kan worden vergeleken met een controle groep (n=15). Dit willen we
doen door RNA en eiwit uit bloed te isoleren en hierin met behulp van
kwantitatieve PCR en western blotting de hoeveelheid FS1 te meten. Van deze
kinderen willen we ook DNA isoleren om eventueel het FS1 gen te kunnen
sequencen. Als er inderdaad een verschil in FS1 expressie gevonden wordt, zou
dit een eerste stap kunnen betekenen in de richting van een diagnostische test
om bij jonge kinderen vast te stellen of ze een verhoogd risico lopen op
(complexe) koorststuipen. Dit is klinisch zeer relevant. Ongeveer 5% van alle
kinderen krijgt koortsstuipjes in hun jeugd. Die zijn gelukkig meestal
onschuldig, maar kinderen met complexe (atypische) koortsstuipen lopen een
verhoogd risico om temporaalkwab epilepsie te ontwikkelen. Wij proberen te
achterhalen waarom kinderen koortsstuipjes krijgen en proberen een manier te
vinden om te voorspellen welke kinderen gevoelig zijn voor koortsstuipen.
Onderzoeksopzet
Het gaat hier om een observationele study met invasieve handeling. Ouders van
kinderen waarvan bekend is dat ze atypische/complexe koortsstuipen hebben gehad
worden benaderd en gevraagd of ze willen meedoen aan wetenschappelijk
onderzoek. Als ze daaraan mee willen doen zal verdere informatie naar ze worden
opgestuurd, om aan de hand daarvan hun uiteindelijke beslissing te kunnen
nemen. Als ze akkoord gaan met deelname zal aan de ouders/kinderen worden
gevraagd of ze naar het WKZ willen komen om bloed af te nemen. Dit is een
eenmalig bezoek. Tijdens het bezoek zullen er een paar vragen aan de
ouders/kinderen worden gesteld met betrekking tot de koortsstuip geschiedenis
en de gezondheid van het kind. Verder zal bloed worden afgenomen met een
venapunctie (5 ml). Dit zal in het totaal 1 uur duren. Extra patiënten worden
gevraagd tijdens hun bezoek aan de "first seizure poli".
De ouders van de controle patiënten zullen worden gevraagd voor deelname
tijdens hun WKZ bezoek voor preoperatieve screening. Als ze akkoord gaan zal er
5 ml extra worden afgenomen tijdens de al geplande bloedafname.
Inschatting van belasting en risico
Er zal bij deze patiënten door middel van een venapunctie bloed worden
afgenomen. Er zijn weinig tot geen bijwerkingen van het bloedprikken eventueel
angst van het kind of een beetje pijn. Ook brengt het onderzoek weinig risico's
met zich mee. Risico's bij bloedprikken zijn: pijn, nabloeden en
hematoomvorming.
Publiek
Universiteitsweg 100
3584 CG
NL
Wetenschappelijk
Universiteitsweg 100
3584 CG
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Patient is bekend met complexe koortsconvulsies en is tussen de 3 en 10 jaar.
Controle patient is niet bekend met koortsconvulsies en is tussen de 3 en 10 jaar
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Andere neurologische of metabole ziekten.
Als de patient een andere vorm van epilepsie heeft
als patient antiepileptica gebruikt
Als patient minder dan 3 generaties niet Nederlands is
Binnen 24 uur voor bloed afname een koortsstuip heeft gehad
Als de controle patient gedurende zijn/haar leven een koortsstuip heeft gehad.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL31146.041.10 |