Het beantwoorden van de vraagstelling: Op welke maten lijken Arabischtalige afasiepatiënten af te wijken van op leeftijd en (premorbide)taalniveau gematchte niet-taalgestoorden volwassenen bij een analyse van de spontane taal volgens de richtlijnen…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Centraal zenuwstelsel vaataandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De verschillen per onderzoeksgroep op de volgende taalmaten uit de ASTA:
- Het aantal herhalingen, minimale responsen, neologismen, echolalieën en
stereotypen.
- Het aantal zelfstandig naamwoorden.
- De diversiteit (type-tokenratio) van de gebruikte zelfstandig naamwoorden.
- Het aantal lexicale werkwoorden.
- De diversiteit (type-tokenratio) van de gebruikte lexicale werkwoorden.
- Het aantal semantische parafasieën.
- Het aantal fonologische parafasieën.
- Het aantal modalen en koppelwerkwoorden.
- De gemiddelde uitingslengte (Mean Length of Utterance, MLU).
- Het percentage correcte uitingen.
- De finietheidsindex.
- Het aantal gebruikte bijzinnen.
Tijdens deze kwalitatieve analyse wordt er tevens gelet op andere (niet in de
ASTA genoemde) maten waarop regelmatig afwijkingen worden opgemerkt. Indien
deze aanwezig zijn worden ook deze geteld geanalyseerd.
Secundaire uitkomstmaten
Nvt
Achtergrond van het onderzoek
Aanleiding en achtergrond:
Voor de diagnostiek van taalproductieproblemen bij volwassen Arabischtalige
CVA-patiënten zijn de mogelijkheden zeer beperkt wegens het tekort aan
diagnostiekmateriaal. Dit komt doordat er in zowel de Arabischtalige landen als
daarbuiten er nog weinig wordt ontwikkeld op het gebied van de
afasiediagnostiek en -behandeling in het Arabisch, mede door het tekort aan
kennis en specialisten op deze gebieden.
Bij de doelgroep Arabischtalige afasiepatiënten vindt in Nederland diagnostiek
vaak aan de hand van (naar het Arabisch vertaalde) Nederlandstalige tests
plaats, of aan de hand van observaties van de logopedist of familieleden van de
patiënt. Wanneer een Arabischsprekende logopedist wel aanwezig is kan
diagnostiek soms aan de hand van de Arabischtalige Bilingual Aphasia Test (El
Abidi & Mimoeni, 1987) plaatsvinden. Dit is een zeer uitgebreide taaltest die
naar het Arabisch is vertaald vanuit de Engels- en Franstalige originelen
(Paradis, 1987). Het simpelweg vertalen van een test is echter niet voldoende
voor de validering ervan omdat de syntactische (grammaticale) en semantische
(betekenis houdende) structuren per taal sterk kunnen verschillen. Een
diagnostisch instrument op basis van de Arabische taal zou daarom wenselijk
zijn.
Uitgebreid onderzoek naar de verworven taalstoornissen bij afasiepatiënten in
het Arabisch heeft hiervoor echter internationaal niet plaatsgevonden. Enkele
onderzoeken naar stoornissen in de morfologie (Mimouni & Jarema, 1997) of de
betrouwbaarheid van een vertaalde versie van de verkorte Akense Afasietest
(AAT, Graetz, De Bleser & Willmes, 1992) (van der Meij, 2010) zijn wel
gepubliceerd. Hierbij komt er uit het onderzoek van van der Meij naar voren dat
de vertaalde verkorte AAT niet betrouwbaar is bij de afasiediagnostiek in het
Arabisch. Deze onderzoeken zijn echter klein van omvang en aantal proefpersonen
en bieden daarmee niet voldoende informatie voor het ontwerpen van een taaltest
die wel betrouwbaar is in het Arabisch.
Om gerichter taalproductieproblemen bij Arabischtalige afasiepatiënten te
kunnen vaststellen is aanvullend onderzoek naar de kenmerken van afasie in het
Arabisch van belang. Zo zal het met de opgedane kennis mogelijk zijn
Arabischtalige afasiepatiënten in het Slotervaartziekenhuis en Reade beter te
informeren over de aanwezige vorm en ernst van afasie. Indien nodig en gewenst
kan deze patiëntengroep vervolgens gerichter worden behandeld. De resultaten
van dit onderzoek kunnen vervolgens in eerste instantie aanknopingspunten geven
voor verder onderzoek naar afasie in het Arabisch, en de ontwikkeling van
specifiek diagnostiek- en behandelmateriaal in de toekomst.
Een spontane taalanalyse is een goed gevalideerde diagnostiekmethode voor de
beoordeling van de spontane taalproductie bij afasiepatiënten. In Nederland
wordt hiervoor de Analyse van Spontane taal bij Afasiepatiënten (ASTA, Boxum,
van der Scheer & Zwaga, 2010) gebruikt, opgesteld en genormeerd voor het
Nederlands door de Vereniging voor de Klinische Linguïstiek (VKL). Aan de hand
van verschillende lexicale maten (bijvoorbeeld het aantal en de diversiteit van
de gebruikte zelfstandig naamwoorden en de gemiddelde uitingslengte) kan
kwalitatief en kwantitatief worden beoordeeld of een afasiepatiënt in zijn
spontane taalproductie afwijkt van de (Nederlandse) norm. Daarnaast kan bij de
individuele patiënt de ontwikkeling van de afasie over een langere periode
worden geëvalueerd.
Omdat de ASTA zich richt op de linguïstische beoordeling van de al gesproken
taal en het niet een vooraf opgestelde test is, kan deze ook worden gebruikt
voor de beoordeling van de Arabische taal. Er is namelijk niet sprake van
vooraf opgestelde taken die de afasiepatiënt dient uit te voeren (en die
misschien niet goed aansluiten op de premorbide taalbeheersing). De taal die de
persoon in een interview spontaan produceert wordt daarentegen geanalyseerd, en
vervolgens vergeleken met een norm. Er wordt dus gewerkt met de taal die er is,
in plaats van met taken die mogelijk (pre-existent) niet uitvoerbaar zijn. Voor
het Nederlands bestaan de nodige normindicaties al. Voor het Arabisch zou
echter nog een indicatie van de norm moeten worden opgesteld om te kunnen
bepalen wanneer er sprake is van een taalproductiestoornis.
Dit onderzoek zal zich richten op deze vergelijking van Arabischtaligen met en
zonder afasie op basis van de spontane taal. Er zal worden geprobeerd te meten
op welke linguïstische kenmerken Arabischtalige afasiepatiënten afwijken van op
leeftijd, opleidingsniveau en (premorbide) taalniveau gematchte
niet-taalgestoorde Arabischtalige volwassenen. In dit onderzoek zullen de
scores van de niet-taalgestoorde controlegroep functioneren als een
normindicatie. Hoewel dit een normindicatie en niet een normgegeven is kan deze
functioneren als handvat voor het uitvoeren van verder onderzoek naar de
spontane taal bij Arabischtalige afasiepatiënten.
Doel van het onderzoek
Het beantwoorden van de vraagstelling:
Op welke maten lijken Arabischtalige afasiepatiënten af te wijken van op
leeftijd en (premorbide)taalniveau gematchte niet-taalgestoorden volwassenen
bij een analyse van de spontane taal volgens de richtlijnen van de ASTA?
Deelvragen:
-Is het aan de hand van kwalitatieve analyse van de Arabische taalproductie
volgens de richtlijnen van de ASTA (in de huidige vorm) mogelijk een
taalproductiestoornis te analyseren als aanvulling op de (differentiaal)
diagnostiek?
-Welke maten lijken geschikt te zijn voor het differentiaal diagnosticeren van
taalproductieproblemen bij Arabischtalige afasiepatiënten?
-Welke aanvullende Arabische (taalspecifieke) maten lijken vereist te zijn voor
het differentiaal diagnosticeren van taalproductieproblemen bij Arabischtalige
afasiepatiënten?
Onderzoeksopzet
Onderzoeksopzet
Om een onderscheid te maken tussen de normale en de gestoorde taalproductie bij
afasie dient de mondelinge taalproductie van twee onderzoeksgroepen te worden
geanalyseerd, namelijk die van een niet-taalgestoorde Arabischtalige populatie
(controlegroep) en die van Arabischtalige patiënten met een fatische
taalproductiestoornis (onderzoeksgroep). De personen uit beide groepen dienen
daarbij van vergelijkbare leeftijd, opleidingsniveau en herkomst te zijn, met
een vergelijkbare (premorbide) taalbeheersing van het Arabisch.
Bij zowel de controle- als de onderzoekgroep wordt de premorbide
taalvaardigheid in kaart gebracht aan de hand van een vragenlijst die wordt
ingevuld door de deelnemer of een naast familielid. Deze vragenlijst zal zowel
in het Arabisch als in het Nederlands beschikbaar zijn en omvat een
inventarisatie van onder andere de volgende gegevens; de mate van het gebruik
van het Arabisch (en andere talen) in het dagelijks leven, de leeftijd van
verwerving van het Arabisch en de taalvormen (mondeling ten opzichte van
schriftelijk) die de deelnemers hanteer(d)en.
Vervolgens vindt in het Arabisch een interview plaats van ongeveer een half
uur. In dit interview worden gestandaardiseerde vragen gesteld, volgens de
richtlijnen van de ASTA. Hierbij gaat het om vragen betreffende de familie,
werk en hobby*s. Het gehele interview wordt door middel van
audio-opnameapparatuur opgenomen voor latere analyse.
Op basis van de audio-opnames vindt vervolgens een transcriptie en analyse van
de geuite taal plaats. Dit verloopt volgens de richtlijnen van de ASTA (Boxum,
van der Scheer & Zwaga, 2010).
Indien hier behoefte aan is worden patiënten op de hoogte gehouden van de
resultaten van het onderzoek.
Setting
Arabischtalige CVA-patiënten die in revalidatie dagbehandeling (RDB) zijn bij
Reade, locaties Slotervaartziekenhuis, Jan van Breemenstraat en Overtoom worden
voor dit onderzoek benaderd. Wanneer sprake is van een RDB in de drie locaties
worden deze locaties als onderdeel van Reade beschouwd. Het onderzoek zelf
vindt op deze verschillende locaties direct voor of na de logopedische
behandeling plaats om belasting van de deelnemers zoveel mogelijk te beperken.
Inschatting van belasting en risico
Nvt
Publiek
Louwesweg 6
1066EC Amsterdam
NL
Wetenschappelijk
Louwesweg 6
1066EC Amsterdam
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
CVA in de linker hersenhelft, waardoor een fatische taalproductiestoornis is ontstaan.
Rechtshandig.
De moedertaal is het (Marokkaans)Arabisch.
De voertaal thuis is het Arabisch.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
De aanwezigheid van ernstige gehoorproblematiek, of andere ernstige (niet aan de afasie gerelateerde) (begrips)problemen die de communicatie hinderen.
De premorbide aanwezigheid van taalproblemen.
De premorbide aanwezigheid van neurologische problemen.
De aanwezigheid van herseninfarcten in de rechterhemisfeer.
De aanwezigheid van een ernstige afasie waardoor taalproductie op (kort) zinsniveau niet mogelijk is.
De aanwezigheid van een ernstige dysartrie of verbale apraxie waardoor taalproductie onvoldoende transcribeerbaar is.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL37739.048.11 |