Het primaire doel van dit onderzoek is het beoordelen van de veiligheid en de werkzaamheid van voclosporine voor de behandeling van proefpersonen met actieve, niet-infectieuze uveïtis waarbij het middelste en/of het achterste oogsegment betrokken is…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Ooginfecties, -irritaties en -ontstekingen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Verandering in graad van vertroebeling van het glasvocht in het onderzoeksoog
ten opzichte van de aanvangswaarde na 12 weken behandeling of op het tijdstip
van falen van de behandeling indien dit eerder voorvalt.
Secundaire uitkomstmaten
1. Tijdsspanne tot falen van de behandeling of onvoldoende respons op de
behandeling.
2. Gemiddelde dagelijkse dosis systemische corticosteroïden gebruikt tijdens
weken 12 tot 24 in de subgroep van proefpersonen die bij aanvang
systemische corticosteroïden gebruiken.
3. Verandering van de samengestelde score van de vragenlijst met betrekking tot
het gezichtsvermogen VFQ-25 (Visual Function Questionnaire-25) van het National
Eye Institute (NEI) in week 24 ten opzichte van de aanvangsscore.
Achtergrond van het onderzoek
Niet-infectueuze uveïtis van de intermediaire en posterieure segmenten van het
oog betreft een chronische inflammatie oog waarbij het gezichtsvermogen sterk
gereduceerd wordt. Indien niet adequaat behandeld kan het tot blindheid leiden.
In de Westerse Wereld betreft het de vierde belangrijkste oorzaak van verlies
van het gezichtsvermogen. Indien behandeld is het te voorkomen, maar het is nog
altijd de oorzaak van 10% tot 20% van alle gevallen van, volgens wettelijke
normen, vastgestelde blindheid. Uveïtis onderligt ook een groot sociaal en
economisch probleem daar het vrij frequent op relatief jonge leeftijd
(gemiddeld 35-39 jaar) voorkomt.
Uveïtis is één van de weinige auto-immuunziekten waarbij als standaardtherapie
corticosteroïden gebruikt worden. Dikwijls schrijft men een hogere dan de
aanbevolen dosis van systemische corticosteroïden voor gedurende een lange
periode. Het gebruik van deze hoge dagelijkse hoeveelheden aan corticosteroïden
kan de gezichtsscherpte bewaren maar heeft toch niet te verwaarlozen
bijwerkingen. Belangrijk zijn hier een lagere levensverwachting, diabetes
gecorreleerd aan overgewicht, cardiovasculaire problemen, toegenomen
gevoeligheid aan schimmel- en mycobacteriële infecties en een verhoging van de
druk in de oogbol wat glaucoom (staar) kan veroorzaken. Om deze schadelijke
bijwerkingen te vermijden of sterk te reduceren zou het gebruik van niet aan
corticosteroïden gerelateerde immunosuppressiva een valabel alternatief kunnen
zijn.
Hiervoor komt het experimenteel middel voclosporine (LX-211, Lux Biosciences),
een calcineurine-inhibitor, in aanmerking. Voclosporine is een structureel
analoog aan het bestaande farmacon Restasis®, een 0.05% cyclosoprine A (CsA)
emulsie, maar heeft een 4 maal hogere in vitro activiteit dan CsA.
Uit al uitgevoerde klinische studies blijkt voclosporine efficiënter en
veiliger bij niet-infectueuze uveïtis dan CsA.
Voorliggende studie beoogt een uitgebreid onderzoek naar efficiëntie en
veiligheid bij een voclosporinetherapie in de behandeling van proefpersonen met
niet-infectueuze uveïtis.
Doel van het onderzoek
Het primaire doel van dit onderzoek is het beoordelen van de veiligheid en de
werkzaamheid van voclosporine voor de behandeling van proefpersonen met
actieve, niet-infectieuze uveïtis waarbij het middelste en/of het achterste
oogsegment betrokken is (hetzij uveitis anterior + intermediaire uveïtis,
intermediaire uveïtis, uveitis posterior of panuveïtis).
Onderzoeksopzet
Onderzoeksoog
In minstens één oog moet een graad van vertroebeling van het glasvocht van
minstens 2+ vastgesteld worden bij het aanvangsbezoek (bezoek 1) en mogen er
geen donkere oculaire media (bv. hoornvlieslittekens, lensopaciteiten,
afwijkingen van het glasvocht, enz.) of anatomische ziekteverschijnselen
aanwezig zijn die een betrouwbare beoordeling van het achterste segment in de
weg staan. Indien beide ogen in aanmerking komen, wordt het oog met de hoogste
graad van vertroebeling van het glasvocht bij het aanvangsbezoek aangewezen als
het onderzoeksoog. Indien in beide ogen dezelfde graad van vertroebeling van
het glasvocht aanwezig is, zal de onderzoeker het meer ontstoken oog aanwijzen
als het onderzoeksoog. Indien beide ogen in gelijke mate ontstoken zijn, wordt
het rechteroog aangewezen als het onderzoeksoog.
Methodologie
Prospectieve, dubbelblinde, gerandomiseerde, placebogecontroleerde opzet met
parallelle groepen.
Proefpersonen die aan alle geschiktheidscriteria voldoen worden gerandomiseerd
in een verhouding 1:1 naar hetzij
• voclosporine 0,4 mg/kg tweemaal daags oraal toegediend, waarbij de dosis van
40 mg tweemaal daags oraal toegediend niet mag worden overschreden; hetzij
• de overeenstemmende placebo, tweemaal daags oraal toegediend.
Na randomisering blijven de proefpersonen die een behandeling met systemische
corticosteroïden volgen, een stabiele dosis corticosteroïden (met name de dosis
corticosteroïden die ze bij het eerste bezoek innemen) gebruiken gedurende 4
weken. In de loop van de volgende 12 weken wordt de dosis corticosteroïden
geleidelijk verlaagd tot 5 mg/dag.
Proefpersonen die andere systemische immunosuppressiva krijgen (bv.
ciclosporine, tacrolimus, methotrexaat, mycofenolaat mofetil, mycofenolzuur)
moeten daarmee stoppen de avond vóór het aanvangsbezoek (bezoek 1).
Bij alle proefpersonen worden nuchtere bloedmonsters genomen voor
populatie-farmacokinetische analyse. Tijdens het eerste bezoek wordt een
bloedmonster voor farmacokinetiek genomen vóór de toediening (uur 0) van de
eerste dosis, evenals 2 uur erna. In week 4 (bezoek 2) worden monsters genomen
vóór de toediening (uur 0) en 1, 2 en 4 uur na de toediening. In weken 8, 12,
16 en 20 (respectievelijk bezoeken 3, 4, 5 en 6) worden monsters genomen vóór
de toediening (uur 0) en 2 uur erna. In week 24 (bezoek 7, niet bij voortijdige
stopzetting) wordt een monster genomen bij de dalwaarde als onderdeel van de
laatste onderzoeksverrichtingen.
Bij alle bezoeken na aanvang moeten de proefpersonen een gepaste behandeling
krijgen (bv. door zorgverlener of hypertensiespecialist) indien de
bloeddrukwaarden 140 mmHg (systolische druk) en 90 mmHg (diastolische druk) of
meer bedragen (bevestigd gemiddelde van de 2de en de 3de van 3 metingen). Bij
proefpersonen met een systolische bloeddruk van >= 140 mmHg en/of een
diastolische bloeddruk van >= 90 mmHg tijdens de selectieperiode of bij het
aanvangsbezoek (bezoek 1) dient zo nodig een in bijlage A beschreven toegestane
behandeling met geneesmiddelen te worden ingesteld door een zorgverlener of
hypertensiespecialist teneinde de bloeddruk te doen dalen tot onder de
drempelwaarden van 140 mmHg (systolische druk) en 90 mmHg (diastolische druk).
De bloeddruk wordt om de 2 weken gemeten tot deze onder controle is.
Bij proefpersonen met een bevestigde verhoging van de bloeddruk van >= 140/90
mmHg tijdens behandeling met het onderzoeksgeneesmiddel en bij wie maximale
dosissen eerstelijns- en tweedelijnsantihypertensiva de bloeddruk niet onder
controle gebracht hebben (met name een systolische bloeddruk van < 140 mmHg en
een diastolische bloeddruk van < 90 mmHg) mag de dosis van het
onderzoeksgeneesmiddel eenmalig verlaagd worden met 10 mg tweemaal daags.
Proefpersonen die 20 mg voclosporine tweemaal daags of placebo tweemaal daags
krijgen, zullen tweemaal daags placebo krijgen. De gepaste geneesmiddelen
zullen worden toegekend aan de hand van IWRS met behoud van de dubbelblinde
opzet. Indien de bloeddruk van de proefpersoon niet onder controle is na
verlaging van de dosis, dient de onderzoeker het klinisch nut van een
voortgezette behandeling met het onderzoeksgeneesmiddel te beoordelen. Er is
geen verdere dosisverlaging toegestaan. Elektrolytenmetingen en
nierfunctietests worden 2 weken na instelling van de
eerstelijnsantihypertensiva gecontroleerd.
Indien bij ongeacht welk bezoek na aanvang de bevestigde serumcreatininewaarde
de gemiddelde aanvangswaarde overschrijdt met >= 0,3 mg/dl (27 µmol/l) en alle
andere bijdragende factoren (bv. het toevoegen of wijzigen van het gebruik van
niet-steroïde ontstekingsremmers, ACE-remmers,
angiotensine-II-receptorantagonisten, uitdroging, overdosering van het
onderzoeksgeneesmiddel, enz.) uitgesloten zijn, dan wordt de dosis van het
onderzoeksgeneesmiddel verlaagd met 10 mg tweemaal daags (proefpersonen die 20
mg voclosporine tweemaal daags of placebo tweemaal daags krijgen, zullen
tweemaal daags placebo krijgen). Indien de serumcreatininewaarde binnen 2 weken
na de dosisverlaging niet terugkeert naar < 0,3 mg/dl boven de aanvangswaarde,
dan wordt het onderzoeksgeneesmiddel bij de betrokken proefpersoon stopgezet en
de serumcreatininewaarde om de twee weken gemeten, tot de waarde terugkeert
naar < 0,3 mg/dl boven de aanvangswaarde.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Voclosporine versus placebo.
Inschatting van belasting en risico
Naar verwachting zijn de meest frequente bijwerkingen hypertensie en
verminderde nierfunctie. (Voor een uitgebreide veiligheidsevaluatie, zie IB
hoofdstuk 7.3) Studieduur is 6 maanden; totale studie-gerelateerde extra tijd
is ca. 15 uur.
Publiek
Harborside Financial Center, Plaza 10, 14th Floor
Jersey City, NJ 07302
US
Wetenschappelijk
Harborside Financial Center, Plaza 10, 14th Floor
Jersey City, NJ 07302
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
I.1. Actieve niet-infectieuze uveïtis waarbij het middelste en/of het achterste segment van ten minste één oog betrokken is (hetzij uveitis anterior + intermediaire uveïtis, intermediaire uveïtis, uveitis posterior of panuveïtis), aangetoond door een vertroebeling van het glasvocht van minstens 2+ bij het aanvangsbezoek (bezoek 1). Proefpersonen bij wie ook het voorste oogsegment is aangedaan, hoeven niet te worden uitgesloten indien ze voldoen aan de andere criteria.;I.2. Behandeling voor uveïtis
De huidige therapie moet aan één van de volgende voorwaarden voldoen:
* prednison als monotherapie in een dosis van >= 10 mg/dag en <= 40 mg/dag (of gelijkwaardige dosis van een ander corticosteroïd) gedurende ten minste 2 weken vóór het aanvangsbezoek (bezoek 1);
* prednison, in om het even welke dosis van <= 40 mg/dag (of gelijkwaardige dosis van een ander corticosteroïd), als aanvulling op één immunosuppressivum uit de volgende lijst: ciclosporine, tacrolimus, azathioprine, mycofenolaat mofetil, mycofenolzuur of methotrexaat gedurende ten minste 2 weken vóór het aanvangsbezoek (bezoek 1);
* monotherapie met azathioprine, mycofenolaat mofetil, mycofenolzuur of methotrexaat gedurende ten minste 2 weken vóór de randomisering;
* patiënten die géén systemische behandeling en géén behandeling met corticosteroïden (systemische of plaatselijke) krijgen en voor wie een systemische of plaatselijke behandeling met corticosteroïden medisch ongepast is of geweigerd wordt door de patiënt.
N.B.: Alle immunosuppressiva (met uitsluiting van systemische corticosteroïden) moeten worden stopgezet de avond vóór het aanvangsbezoek (bezoek 1).;I.3. Proefpersonen die volgens de onderzoeker met immunosuppressiva moeten worden behandeld.;I.4. Proefpersonen die bij het aanvangsbezoek (bezoek 1) ten minste vingers kunnen tellen op een afstand van 30 cm met elk oog
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
-Proefpersonen met uveitis beperkt tot het anterieure oogsegment in het studieoog, worden uitgesloten.
-Bevestigde of vermoede infectieuze uveïtis in één van de ogen.
-Actieve infecties (bacterieel, viraal, parasieten of schimmels) in één van de ogen.
-Serpigineuze choroiditis in één van de ogen.
-Ontstekingslaesies of vasculitis van de centrale macula in één van de ogen.
-Voorgeschiedenis van sereuze choriorethinopathie in één van de ogen.
-Neovasculaire/natte leeftijdsgebonden maculadegeneratie in één van de ogen.
-Abnormale vitreoretinale interface.
-Bevestigd of vermoeden van oculair lymfoom.
-Proliferatieve of ernstige niet-proliferatieve diabetische retinopathie.
-Intraoculaire druk van <6mmHg of > 21 mmHg in een van de ogen.
-Chronische hypotonie in één van de ogen.
-Huidige maligniteit of een voorgeschiedenis van maligniteit.
-Proefpersonen die momenteel zwanger zijn of borstvoeding geven.
-Abnormale nier en lever functie testen en abnormale significant bloedwaarden.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2010-022128-63-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT01243983 |
CCMO | NL34550.078.10 |