Invloed van beweging op insulinegevoeligheid en vetmetabolisme bij sedentaire mensen.

Veel ziekten en aandoeningen worden nadelig beïnvloed, dan wel veroorzaakt door
een tekort aan lichamelijke beweging/ inactiviteit. In de literatuur en media
wordt tot op heden veel nadruk gelegd op lichamelijke inspanning in de vorm van
sport. Recent onderzoek heeft echter laten zien dat eenvoudige activiteiten
zoals huishoudelijke taken, staan en lopen meer invloed kunnen hebben op de
energiehuishouding dan sport. Deze vorm van inspanning wordt ook wel NEAT (Non
Exercise Activity Thermogenesis) genoemd.

In hoeverre NEAT respectievelijk inactiviteit van invloed zijn op
insulinegevoeligheid en vetmetabolisme is nog onduidelijk. Het doel van het
huidig onderzoek is: het effect van 4 dagen met name zitten, of zitten en
lopen, of zitten, lopen en fietsen op de glucose en insuline waarden in gezonde
proefpersonen te bestuderen. Op basis van de literatuur lijkt een periode van 4
dagen (in)activiteit voldoende te zijn om de glucosetolerantie te beïnvloeden.

Interventiestudie

De proefpersonen zullen drie maal vier aaneengesloten dagen een bepaalde dagindeling (activiteiten programma) volgen. De dagindelingen zijn als volgt: - Zitperiode: per dag 14 uur zitten, 2 uur bewegen bij de algemene verzorging, 8 uur slapen of liggen. - Loopperiode: per dag 4 uur lopen in rustig tempo, 8 uur zitten, 2 uur staan, 2 uur bewegen bij de algemene verzorging, 8 uur slapen of liggen. - Zit/sportperiode: per dag 13 uur zitten, 1 uur fietsen op hometrainer, 2 uur bewegen bij de algemene verzorging, 8 uur slapen of liggen. De proefpersonen zullen tijdens deze periodes twee accelerometers dragen, waardoor het mogelijk is de mate van dagelijkse activiteit nauwkeurig in te schatten. Hiervan zal de CSA Actigraph accelerometer op de rug en de ActivPAL op het been bevestigd worden. De proefpersonen worden verzocht de CSA Actigraph af te doen om zich te wassen en tijdens het slapen, dit is niet nodig voor de ActivPAL. Tevens zullen de proefpersonen verzocht worden een dagboek bij te houden van hun activiteiten en inname van voedsel en drinken. Op de dag na (= dag 5) elke periode zullen de proefpersonen een orale glucosetolerantietest (OGTT) ondergaan. Hierbij zal vooraf aan het drinken (t=0) van 75 gram glucose opgelost in water, veneus bloed worden afgenomen voor de bepaling van glucose, insuline, totaal cholesterol, HDL, LDL, triglyceriden, apoB en apoA. Na inname van de glucose wordt veneus bloed worden afgenomen op t = 15, 30, 45, 60, 90, en 120 minuten voor de bepaling van glucose en insuline. De afname van het bloed geschied via het plaatsen van een venflon middels vena-punctie. In totaal wordt per keer 73 mL bloed afgenomen, en er wordt in totaal 3 keer een OGTT verricht. Op de dag van de OGTT zal tevens een meting van gewicht, lichaamslengte en middelomvang plaatsvinden.

De proefpersonen dienen 3 maal een orale glucose tolerantietest te ondergaan.
Hierbij kunnen de proefpersonen mogelijk een blauwe plek overhouden na de
vena-punctie, flauwvallen of braken.
De proefpersonen zullen 4 dagen 2 x 30 minuten fietsen. Na het fietsen kan
mogelijke spierpijn en moeheid 1-2 dagen optreden.