Dit onderzoek richt zich op de vraag hoe expliciet zelfbeeld, impliciet zelfbeeld, interpersoonlijk impliciet zelfbeeld en stabiliteit van het zelfbeeld zich bij sociale fobie patiënten en een niet-klinische- en een andere klinische populatie (dwang…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Angststoornissen en -symptomen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De primaire onderzoeksvariabelen zijn de maten van zelfbeeld op vier aspecten
van expliciet, impliciet, stabiliteit van het zelfbeeld en interpersoonlijk
impliciet zelfbeeld.
Secundaire uitkomstmaten
De secundaire onderzoeksvariabelen zijn de maten/ernst van sociale fobie en
dwangstoornis (OCS).
Achtergrond van het onderzoek
Angststoornissen zijn na depressieve stoornissen de meest voorkomende
psychische aandoening in Nederland. Sociale fobie is binnen angst diagnoses na
de paniekstoornis de meest voorkomende stoornis. 9.3% van de Nederlandse
bevolking tussen 18-64 jaar heeft ooit een sociale fobie gehad (NEMESIS-2: de
Graaf et al., 2010).
Sociale fobie wordt gedefinieerd als grote onzekerheid en verlegenheid voor
alledaagse sociale interacties en gebeurtenissen, bijvoorbeeld feestjes,
vergaderingen en soms telefoneren of boodschappen doen. De angst heeft
betrekking op afwijzing, commentaar, kritiek, pesten en uitlachen. Naast een
angst voor negatieve beoordeling door anderen, lijken mensen met sociale fobie
last te hebben van negatieve opvattingen over zichzelf (onaardig, onbekwaam,
lelijk) (Bögels, 1997). Een laag zelfbeeld (low self-esteem) gaat vaak samen
met verschillende psychiatrische stoornissen (Schmitt & Salsali, 2003) en
speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling en instandhouding van
psychopathologie (vb. schizofrenie: Barrowclough, Tarrier, Humphreys, Ward,
Gregg & Andrews, 2003; depressie: Franck & de Raedt, 2007; eetstoornissen:
Ghaderi & Scott, 2001). Uit het onderzoek van Trzesniewski en collega*s bij
adolescenten (2006) blijkt dat een laag zelfbeeld, het controleren op
verschillende variabelen zoals seks, socio-economische status een significante
voorspeller is voor het ontstaan van depressieve stoornissen en
angststoornissen. Het is een interessante vraag of rechtstreekse therapeutische
beïnvloeding van het zelfbeeld die psychopathologie gunstig kan beïnvloeden.
In de afgelopen decennia is de behoefte om psychische functies op een indirecte
wijze te meten toegenomen. Een belangrijke beperking van zelf-rapportage is dat
men afhankelijk van zijn/haar introspectief vermogen informatie kan verstrekken
over zijn/haar gedrag/beleving, terwijl niet iedereen dit vermogen heeft. Ook
sociale wenselijkheid kan expliciete maten sterk beïnvloeden. Franck en
collega*s (2008) benadrukken dat het zelfbeeld meer dan één aspect omvat.
Vanuit hun multidimensionale model voor zelfbeeld wordt er voorgesteld om
meerdere componenten van het zelfbeeld te betrekken in de behandeling. Die
componenten zouden niet alleen op zichzelf, maar ook in onderlinge samenhang in
ogenschouw moeten worden genomen (Franck et al, 2008). Uit recent onderzoek van
de Jong en collega*s (2012) bij adolescenten blijkt dat er een relatie is
tussen laag expliciet zelfbeeld en sociale angst en depressie. Er is ook een
relatie gevonden tussen laag impliciet zelfbeeld en sociale angst, vooral bij
meisjes. Bij sociale fobie patiënten is naar zowel de expliciete als de andere
manifestaties van zelfbeeld nog weinig onderzoek gedaan.
In dit onderzoek wordt het zelfbeeld van mensen met sociale fobici vergeleken
met mensen met dwang klachten en mensen zonder psychische klachten. Het
zelfbeeld wordt op meerdere aspecten onderzocht, namelijk: expliciet,
impliciet, interpersoonlijk en stabiliteit van het zelfbeeld.
Doel van het onderzoek
Dit onderzoek richt zich op de vraag hoe expliciet zelfbeeld, impliciet
zelfbeeld, interpersoonlijk impliciet zelfbeeld en stabiliteit van het
zelfbeeld zich bij sociale fobie patiënten en een niet-klinische- en een andere
klinische populatie (dwang patiënten) tot elkaar verhouden. Verder wordt er
gekeken of er relaties zijn tussen de vier aspecten van zelfbeeld en de ernst
van de sociale fobie.
Onderzoeksopzet
Dit onderzoek is een cohortonderzoek met 1 meetmoment waar de hypothesen en
exploratieve vragen worden getoetst. Er wordt gebruik gemaakt van een
gematchede controle groep (in leeftijd en geslacht en opleiding niveau).
In dit onderzoek worden vier aspecten van zelfbeeld bij iedere respondent
gemeten namelijk: impliciet zelfbeeld, expliciet zelfbeeld, interpersoonlijk
impliciet zelfbeeld en stabiliteit van het zelfbeeld. Dit onderzoek wordt
uitgevoerd bij drie groepen mensen: patiënten met sociale fobie klachten,
patiënten met dwangklachten en mensen zonder psychische klachten (niet
klinische populatie).
De klinische groep (patiënten met sociale fobie en dwangstoornis) wordt
geworven uit mensen die zich aanmelden voor een behandeling bij de PsyQ
locaties Angststoornissen Den Haag en Zoetermeer.
Inschatting van belasting en risico
Met het afnemen van het diagnostisch interview, het invullen van de
vragenlijsten en het uitvoeren van de computertaken is maximaal 2,5 uur
gemoeid.
Publiek
Denemarkenlaan 2
Zoetermeer 2711 EL
NL
Wetenschappelijk
Denemarkenlaan 2
Zoetermeer 2711 EL
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Inclusiecriteria klinische groepen:
* Leeftijd tussen 18 en 65 jaar
* Hoofddiagnose sociale fobie of dwangstoornis aan de hand van de MINI-plus Interview for DSM disorders (Sheehan et al, 1998);Inclusiecriteria niet klinische groep:
* Een totale score van <133 op SCL-90
* Geen psychische behandeling in het afgelopen 10 jaar.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Exclusiecriteria klinische groep:
* Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal om de vragenlijsten te kunnen invullen
* Ernstige comorbide psychopathologie zoals psychose of ernstige persoonlijkheidsstoornis of suïcidaliteit
* Ernstige comorbide verslavingsproblematiek.
* Zwakbegaafdheid;* Voor de patiënten met als hoofddiagnose sociale fobie geldt als exclusiecriterium een secundaire diagnose van dwangstoornis.
* Voor de patiënten met als hoofddiagnose dwangstoornis geldt als exclusiecriterium een secundaire diagnose sociale fobie ;Exclusiecriteria niet klinisch groep:
* Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal om de vragenlijsten te kunnen invullen
* Ernstige verslavingsproblematiek
* Zwakbegaafdheid
Opzet
Deelname
metc-ldd@lumc.nl
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL42070.058.12 |