Het belangrijkste doel van het onderzoek is om de nieuwe ESPGHAN richtlijnen betreffende het stellen van de diagnose coeliakie te toetsen in de praktijk in diverse Europese landen.Daarnaast:- Evalueren of bloedonderzoek (coeliakie-antistoffen),…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Malabsorptieaandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
- Evalueren of bloedonderzoek (coeliakie-antistoffen), genetisch onderzoek en
aanwezige klachten of symptomen tezamen zo betrouwbaar zijn, dat dunne darm
biopten in een bepaalde groep patiënten niet meer nodig zijn om een juiste
diagnose van coeliakie te stellen en dus om vals-positieve diagnoses van
coeliakie te voorkomen.
Secundaire uitkomstmaten
- Evalueren van kenmerken en de verscheidenheid van symptomen van coeliakie in
relatie tot de histologische kenmerken van coeliakie en coeliakie-specifieke
antistoftiters.
- Bepalen van het optimale "cut-off point" van antistof levels in kinderen met
symptomen van coeliakie, die mucosale schade voorspellen met een specificiteit
van 99%.
- Beoordelen of HLA typering toegevoegde diagnostische waarde heeft in
vergelijking met positief coeliakie-specifieke antistoffen bij het stellen van
de diagnose coeliakie.
- Toetsen welke van de beschikbare coeliakie-specifieke antistoftesten het
beste gebruikt kan worden voor het juist stellen van de diagnose coeliakie in
relatie tot de leeftijd en de symptomen.
Achtergrond van het onderzoek
Coeliakie is een frequent voorkomende ziekte van de dunne darm en veroorzaakt
een chronische ontsteking van de dunne darm met als gevolg schade aan het
slijmvlies van de dunne darm. Bij mensen die een genetische aanleg hebben om
coeliakie te ontwikkelen, wordt de ontsteking van de darm veroorzaakt door
eiwitten die gluten worden genoemd. Gluten wordt aangetroffen in granen, onder
andere in tarwe, rogge en gerst. Niet-gediagnosticeerde en/of onbehandelde
coeliakie kan leiden tot diverse klachten en symptomen die een negatief effect
kunnen hebben op de gezondheid en het algemeen welbevinden. De behandeling van
coeliakie is een levenslang glutenvrij dieet (GVD). Omdat dit GVD een grote
invloed heeft op de kwaliteit van leven is het stellen van de juiste diagnose
essentieel. Tot het verschijnen van de nieuwe ESPGHAN richtlijnen betreffende
het stellen van de diagnose coeliakie was het noodzakelijk om biopten van de
dunne darm te nemen om de diagnose coeliakie definitief vast te kunnen stellen.
De biopten van de dunne darm worden dan door een patholoog onderzocht op de
kenmerken van coeliakie.
Deze internationale, prospectieve studie zal onderzoeken of bloedonderzoek
(coeliakie-antistoffen), genetisch onderzoek en aanwezige klachten of symptomen
tezamen zo betrouwbaar zijn, dat dunne darm biopten in een bepaalde groep
patiënten niet meer nodig zijn om een juiste diagnose van coeliakie te stellen,
zoals wordt geadviseerd door de nieuwe Europese ESPGHAN richtlijnen.
Doel van het onderzoek
Het belangrijkste doel van het onderzoek is om de nieuwe ESPGHAN richtlijnen
betreffende het stellen van de diagnose coeliakie te toetsen in de praktijk in
diverse Europese landen.
Daarnaast:
- Evalueren of bloedonderzoek (coeliakie-antistoffen), genetisch onderzoek en
aanwezige klachten of symptomen tezamen zo betrouwbaar zijn, dat dunne darm
biopten in een bepaalde groep patiënten niet meer nodig zijn om een juiste
diagnose van coeliakie te stellen en dus om vals-positieve diagnoses van
coeliakie te voorkomen.
- Evalueren van kenmerken en de verscheidenheid van symptomen van coeliakie in
relatie tot de histologische kenmerken van coeliakie en coeliakie-specifieke
antistof titers.
- Bepalen van het optimale "cut-off point" van antistof levels in kinderen met
symptomen van coeliakie, die mucosale schade voorspellen met een specificiteit
van 99%.
- Beoordelen of HLA typering toegevoegde diagnostische waarde heeft in
vergelijking met positief coeliakie-specifieke antistoffen bij het stellen van
de diagnose coeliakie.
- Toetsen welke van de beschikbare coeliakie-specifieke antistoftesten het
beste gebruikt kan worden voor het juist stellen van de diagnose coeliakie in
relatie tot de leeftijd en de symptomen.
Onderzoeksopzet
Prospectieve multicenter onderzoek. Observationele studie onder 600 kinderen
met verdenking coeliakie en die gediagnosticeerd zullen worden door middel van
serologisch onderzoek (coeliakie-specifieke antistoffen) en dunne darm biopten.
Tevens zal er uitgebreid serologisch onderzoek (coeliakie-specifieke
antistoffen) en HLA typering worden verricht en de symptomen/klachten zullen
tijdens de poliklinische bezoeken worden verzameld. Kinderen zullen tot 18
maanden nadat de diagnose is gesteld, worden gevolgd.
Inschatting van belasting en risico
Het onderzoek vraag zeer weinig extra tijd boven de normale diagnostische
procedure.
- Tijdens de geplande polikliniekbezoeken zal er naast de anamnese, lichamelijk
onderzoek en bloedonderzoek, een extra medische vragenlijst worden doorgenomen.
- Door middel van het verrichten van dunne darm biopten kan je met zekerheid
een uitspraak doen of er sprake is van actieve coeliakie.
Risico's van het verrichten van dunne darm biopten:
- anesthesierisico
- risico bij gastroscopie: bloeding
Beide risico's zijn zeer laag, tevens was deze procedure zijn tot nu toe de
gouden standaard voor het stellen van de diagnose coeliakie
bij kinderen. In ons centrum, waar ongeveer 3000 endoscopieën zijn verricht
onder narcose bij kinderen, hebben wij geen van de bovengenoemde
risico's/complicaties gehad.
Publiek
Dunford Mill .
Hampshire GU31 5AZ
GB
Wetenschappelijk
Dunford Mill .
Hampshire GU31 5AZ
GB
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Opeenvolgende kinderen (leeftijd > 6 maanden en < 18 jaar) met een sterke verdenking op coeliakie die een gluten bevattend dieet hebben:
- Kinderen met specifieke symptomen die indicatief zijn voor coeliakie en positieve coeliakie antistoffen (anti-tTG-IgA, EMA, DGP- cave positieve DGP-titer alleen, kwalificeert de patient nog niet voor biopsie!) hebben of
- Kinderen met een verhoogd risico op het ontwikkelen van coeliakie zoals bij een positieve familieanamnese voor coeliakie of patienten met ziekten die geassocieerd zijn met coeliakie (Hashimoto thyreoiditis, DM type I, symdroom van Down) of milde klinische symptomen die zouden kunnen passen bij coeliakie, maar met positieve coeliakie antistoffen (anti-tTG-IgA positief en/of EMA positief (>1:10)).
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
- Patienten met symptomen die eventueel kunnen passen bij coeliakie, maar geen positieve antistoffen ((anti-tTG-IgA, EMA, DGP) hebben met een normaal IgA.
- Patienten zonder symptomen en negatieve coeliakie antistoffen (anti-tTG-IgA en EMA)
- Maligniteit
- Ernstige chronische infectie zoals HIV of tuberculose of congenitale immuundeficientie
- Contraindicaties voor endoscopie/biopsie
- Ouders die geen toestemming hebben gegeven
- Ouders die niet kunnen lezen of niet in staat zijn om hun toestemming voor deelname aan het onderzoek te kunnen geven
Opzet
Deelname
metc-ldd@lumc.nl
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
Ander register | DRKS00003555 |
CCMO | NL40200.058.12 |