Het beoordelen van de werkzaamheid van Mirabegron 50 mg versus Solifenacine 5 mg bij de behandeling van proefpersonen met OAB die ontevreden waren over hun behandeling vanwege gebrek aan werkzaamheid.
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Blaas- en blaashalsaandoeningen (excl. stenen)
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
- Verandering vanaf baseline in het gemiddelde aantal micties per 24 uur, op
basis van een mictiedagboek van 3 dagen
Secundaire uitkomstmaten
- Aandeel van de proefpersonen die tijdens de dubbelblinde behandelingsperiode
ten minste één van de volgende tijdens de behandeling optredende ongewenste
voorvallen melden: droge mond, obstipatie of wazig zien.
Andere secundaire ondezoeksvariabelen:
I. Verandering vanaf baseline in het gemiddelde aantal episodes van
incontinentie per 24 uur
II. Verandering vanaf baseline in het gemiddelde aantal episodes van
aandrang-incontinentie per 24 uur
III. Verandering vanaf baseline in het gemiddelde aantal aandrang-episodes
(graad 3 of 4) per 24 uur
IV. Verandering vanaf baseline in het gemiddelde niveau van aandrang
V. Verandering vanaf baseline in het gemiddelde aantal per 24 uur gebruikte
*incontinentie materiaal*
VI. Verandering vanaf baseline in het gemiddelde aantal nocturie-episodes per
24 uur
VII. Percentage van de proefpersonen met een afname van 50% in het gemiddelde
aantal incontinentie-episodes per 24 uur
VIII. Percentage van de proefpersonen met geen enkele incontinentie-episode per
24 uur die bij baseline incontinent waren
IX. Verandering vanaf baseline in totale Euroqol EQ-5D-score (en scores op
subschalen)
X. Verandering vanaf baseline in totale OABq-score (en score op subschaal)
XI. Verandering vanaf baseline in TS-VAS-score en de Likert-schaal m.b.t.
tevredenheid over de behandeling
XII. Percentage van de proefpersonen met >= 1-6 punten verbetering vanaf
baseline op de Likert-schaal m.b.t. tevredenheid over de behandeling
XIII. Percentage van de proefpersonen met < 8 micties per 24 uur
XIV. Verandering vanaf baseline in PPBC-scores
XV. Percentage van de proefpersonen met >= 1 punt verbetering
vanaf baseline in PPBC
XVI. Percentage van de proefpersonen met een belangrijke (>= 2 punt) verbetering
vanaf baseline in PPBC
Veiligheidsvariabelen
I. Percentage van de proefpersonen die tijdens de dubbelblinde
behandelingsperiode ten minste één van de volgende tijdens de behandeling
optredende ongewenste voorvallen melden: droge mond, obstipatie of wazig zien
II. Incidentie en ernst van ongewenste voorvallen
III. Verandering vanaf baseline in vitale functies, ECG*s en
laboratoriumbepalingen
Achtergrond van het onderzoek
Het overactieve blaas (OAB) syndroom wordt door de International Continence
Society (ICS) gedefinieerd als aandrang met of zonder aandrang-incontinentie,
doorgaans met verhoogde frequentie overdag en nocturie. Het fundamentele
symptoom is aandrang, wat algemeen wordt beschouwd als de aanleiding voor
andere urologische symptomen. Aandrang is een plotselinge zeer sterke wens om
te urineren, wat moeilijk uit te stellen is. Deze urologische symptomen kunnen
een aanzienlijke negatieve impact hebben op iemands kwaliteit van leven, wat
doorgaans resulteert in schaamte en verlies van waardigheid, wat consequenties
kan hebben voor relaties, intimiteit en zelfbeeld.
Uit populatiegebaseerde onderzoeken is gebleken dat OAB een veel voorkomende
aandoening is. Bij een dwarsdoorsnede-onderzoek onder 19.165 volwassenen in
Canada, Duitsland, Italië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk (het
EPIC-onderzoek) werd een algehele OAB-prevalentie van 11,8% gemeld. De algehele
frequentie was bij mannen en vrouwen vergelijkbaar en nam toe met de leeftijd;
aandrang werd bij 19,1% van de mannen en 18,3% van de vrouwen van 60 jaar of
ouder gemeld.
Het correct functioneren van de urineblaas vereist uitgebalanceerde en
sequentiële activiteit van gladde spieren in de verschillende blaasonderdelen,
wat ten dele onder controle staat van het sympathische autonome zenuwstelsel
(waaronder de hypogastrische zenuw) en het parasympathische stelsel (via de
bekkenzenuw). De aansturing van deze zenuwen verloopt voornamelijk via
adrenerge en muscarine-receptoren en staat onder controle van het pontine
mictiecentrum in de hersenen. Stimulatie van muscarine-receptoren faciliteert
urinelozing door contractie van de detrusor, terwijl activatie van bèta-
Adrenorepecter (AR*s) in de blaas urine-opslag faciliteert door afvlakking en
verlenging van de blaasbasis.
De voornaamste behandelingsopties voor OAB zijn conservatieve behandeling
(bijv. blaastraining) en farmacotherapie, of een combinatie van beide. De
voornaamste farmacologische behandeling voor OAB is het gebruik van
muscarine-receptorblokker (antimuscarinicum). Hoewel de pathofysiologie van OAB
nog niet volledig is opgehelderd, is het waarschijnlijk dat antimuscarinica
werken door remming van het M3-subtype van muscarine-receptoren in de
urineblaas. Dit leidt tot een afname van onwillekeurige detrusorcontracties en
verhoogde blaasvulling, waardoor opslagsymptomen (frequent urineren, nocturie,
aandrang en aandrang-incontinentie) afnemen. Solifenacine, oxybutynine en
tolterodine zijn de meest gebruikte antimuscarinica bij de behandeling van OAB.
Muscarine-receptoren worden ook aangetroffen in andere weefsels, zoals de
speekselklier, de darm en het oog, wat betekent dat het gebruik van
antimuscarinica ongewenste voorvallen van het anticholinerge type (zoals een
droge mond, obstipatie en wazig zien) teweeg kan brengen. Hiervan wordt een
droge mond het vaakst gemeld en dit is de belangrijkste reden voor stopzetting
van deze middelen. De ontwikkeling van geneesmiddelen met een ander
werkingsmechanisme dan de antimuscarinica kan derhalve resulteren in
behandelingsopties met een betere voordeel/risico-verhouding dan de op dit
moment beschikbare middelen.
Uit in vitro orgaanstudies bleek dat relaxatie van de gladde spieren in
trigonum en blaascorpus werd gemedieerd door activatie van bèta-AR*s. Er is
aangetoond dat bèta-AR*s een rol spelen bij de relaxatie van het gladde
spierweefsel van de urineblaasdetrusor. Dit farmacologische effect kon
indertijd echter niet therapeutisch worden benut vanwege onvolledige kennis van
de heterogeniteit van bèta-AR*s, de overvloed aan bèta 1- en bèta 2-AR*s in
cruciale organen als het hart, de bronchiën en de bloedvaten, en het gebrek aan
geneesmiddelselectiviteit.
In de menselijke detrusorspier is het bèta 3-AR-subtype dominant, zoals blijkt
uit het feit dat de relaxatie van detrusorspierstroken door de bèta-AR-agonist
isoprenaline wel kon worden geblokkeerd door bèta 3-AR-antagonisten, maar niet
door bèta 1- of bèta 2-AR-antagonisten. Op basis van deze bevindingen wordt
aangenomen dat bij mensen detrusorrelaxatie door activatie van sympathische
zenuwen voornamelijk wordt gemedieerd via bèta 3-AR. Deze gegevens ondersteunen
het idee dat bèta 3-AR*s waarschijnlijk een rol spelen bij het bevorderen van
urine-opslag in de blaas en duiden op therapeutisch potentieel voor
geneesmiddelen die aangrijpen op bèta 3-AR*s.
Mirabegron is een selectieve agonist voor de menselijke Beta 3-adrenoreceptor
ontwikkeld (en op dit moment onder beoordeling van de registratie autoriteiten)
voor de behandeling van OAB. Dit is het eerste middel in een nieuwe klasse van
geneesmiddelen met een werkingmechanisme dat verschilt van de huidige standaard
OAB behandelingen, primair de antimuscarinica.
Doel van het onderzoek
Het beoordelen van de werkzaamheid van Mirabegron 50 mg versus Solifenacine 5
mg bij de behandeling van proefpersonen met OAB die ontevreden waren over hun
behandeling vanwege gebrek aan werkzaamheid.
Onderzoeksopzet
Een dubbelblind, gerandomiseerd, multicenter parallelgroeponderzoek ter
beoordeling van de werkzaamheid en veiligheid van Mirabegron versus
solifenacine. Fase III onderzoek.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De eerste 2 weken (Placebo Run-in; enkel-blinde periode) ontvangen alle patiënten eenmaal daags, 2 placebo tabletten. Tijdens de 12 weken durende dubbel-blinde onderzoeks periode (direct na afronding van de placebo run-in periode): Ontvangt één behandelgroep eenmaal daags 1 tablet met 5 mg Solifenacine en 1 placebo tablet gedurende 12 weken. De andere behandelgroep ontvangt eenmaal daags 1 tablet met 50 mg Mirabegron en 1 placebo tablet gedurende 12 weken. De deelnemers worden 1:1 gerandomizeerd in één van bovengenoemde behandelgroepen.
Inschatting van belasting en risico
Gedurende de bezoeken ondergaan de proefpersonen de onderstaande
handelingen/onderzoeken;
- Interview over medische historie en OAB: Bezoek 1
- Vragen om te stoppen met huidige OAB-medicatie: Bezoek 1
- Stress-incontinentie onderzoek bij vrouwelijke patiënten
(hoestprovocatietest): Bezoek 1
- Lichamelijk onderzoek: Bezoek 1 en 5
- Bloedafname: Bezoek 1 en 5
- ECG: Bezoek 1 en 5
- Inleveren urine/onderzoek op infectie: Bezoek 1, 2 en 5.
- Urine zwangerschapttest (bij vrouwelijke patienten): Alle bezoeken (1 t/m 5)
- Bloeddruk en hartslag meting: Alle bezoeken (1 t/m 5)
- Blaasscan: Bezoek 1
- Uitleg/instructie invullen van patientendagboek: Bezoek 1
- Bijhouden van patienten dagboek; gedurende 14 weken waarbij elke dag inname
studiemedicatie moeten worden bevestigd. En waarbij 3 volledige dagen (dag &
nacht) voor elk bezoek alle voorvallen van urineren, aandrang en incontinentie
moeten worden bijgehouden.
- Vragenlijsten: 1 vragenlijst bij bezoek 1; 4 vragenlijsten bij bezoek 2 en 5;
en 3 vragenlijsten bij bezoek 3 en 4. Vragenlijsten hebben betrekking op de
tevredenheid over de behandeling, de aandoening OAB en de impact die dit heeft
op de kwaliteit van leven.
- Algemene gezondheidscontrole; Navraag algemene conditie en naar mogelijk
bijwerkingen; tijdens alle bezoeken (1 t/m 5).
De risico's voor de proefpersonen tijdens de studie bestaan uit de bijwerkingen
van de studiemedicatie en de risico's die bestaan bij een standaard
bloedafname.
Bijwerkingen Solifenacine zijn;
- droge mond (zeer vaak), verstopping, wazig zien, misselijkheid, en andere
darmklachten.
- Bij de dosering van 5 mg 1x d.d. die in dit onderzoek wordt gebruikt, worden
geen ernstige bijwerkingen van het medicijn verwacht.
Bijwerkingen Mirabegron
Tot de belangrijkste potentiele risico's behoren QT-verlenging bij
supratherapeutische doses of bij populaties met hoog risico, verhoogde
hartfrequentie bij supratherapeutische doses, verhoogde bloeddruk bij
supratherapeutische dosis, niet onmiddelijk optredende cutane
overgevoeligheidsreacties, urine-infecties, indigestie en gewrichtszwelling.
Tijdens de klinische ontwikkeling zijn een aantal verschillende doseringen
getest waarbij o.b.v. het voordeel/risico profiel de voorgestelde
therapeutische dosis 50 mg eenmaald daags is.
Publiek
Elisabethhof 19
2353 EW Leiderdorp
NL
Wetenschappelijk
Elisabethhof 19
2353 EW Leiderdorp
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Patiënt heeft symptomen van OAB (frequent urineren en aandrang met of zonder aandrang-incontinentie) gedurende >= 3 maanden voorafgaand aan het screeningsbezoek.
2. Patiënt gebruikt op dit moment ten minste één antimuscarinicum bedoeld om de OAB te behandelen of heeft dit eerder gedaan.
3. De beoordeling van de tevredenheid over de laatste behandeling op de 7-punts Likert-schaal is uiterst, zeer of licht ontevreden, waarbij de belangrijkste oorzaak van de ontevredenheid *onvoldoende verlichting van symptomen van overactieve blaas* is.
4. Patiënt is bereid en in staat om het mictiedagboek en de vragenlijsten correct in te vullen.
Zie protocol pagina 38-39 voor alle inclusie criteria.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Patiënt heeft volgens de onderzoeker een klinisch significante blaasuitgangobstructie (BOO)
2. Patiënt heeft neurogene blaas.
3. Patiënt heeft significante stress-incontinentie of gemengde stress-/aandrang-incontinentie waarbij de onderzoeker heeft bepaald dat stress-incontinentie (druk) de dominante factor is (bij vrouwelijke patiënten bevestigd via een hoestprovocatietest).
4, Patiënt heeft een verblijfskatheter of past intermitterende zelfkatheterisatie toe.
5. Patiënt heeft diabetische neuropathie.
6. Patiënt heeft aanwijzingen voor een symptomatische urineweginfectie (urine dipstick wijst aanwezigheid van nitriet uit), chronische ontsteking zoals interstitiële cystitis, blaasstenen, eerdere bestralingstherapie van het bekken of eerdere of huidige kwaadaardige ziekte van de bekkenorganen.
7. Patiënt heeft matige tot ernstige leverinsufficiëntie gedefinieerd als Child-Pugh klasse B of C.
8. Patiënt heeft ernstige nierinsufficiëntie of terminale nierziekte gedefinieerd als eGFR < 29 ml/min/1,73 m2.
9. Patiënt heeft ernstige ongecontroleerde hypertensie, wat wordt gedefinieerd als een gemiddelde systolische bloeddruk >= 180 mm Hg en/of een gemiddelde diastolische bloeddruk >= 110 mm Hg in zittende houding.
10. Het laatste antimuscarinicum waarmee de patiënt is behandeld was solifenacine.
Zie protocol pagina 39-41 voor alle exclusie criteria.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2011-005713-37-NL |
CCMO | NL40185.008.12 |
Ander register | nog niet bekend |