Het onderhavige onderzoeksproject heeft als doel de effectiviteit te onderzoeken van een veelbelovende, op de ouders gerichte gedragstherapeutische interventie die beoogt gedragsinhibitie en angstproblemen bij jonge Nederlandse kinderen te…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Angststoornissen en -symptomen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primaire onderzoeksvariabelen/uitkomstmaten zijn gedragsinhibitie en angst bij
de kinderen. Deze parameters worden gemeten dmv. meerdere ouder- en leerkracht
vragenlijsten.
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire onderzoeksvariabelen/uitkomstmaten zijn ouderlijke overbeschermende
opvoedstijl en ouderlijke angst.
Achtergrond van het onderzoek
Angststoornissen behoren tot de meest voorkomende vormen van psychopathologie
bij kinderen, met prevalentie cijfers van 2.6% to 41.2% (Cartwright-Hatton,
McNicol, & Doubleday, 2005; Costello, Mustillo, Erkanli, Keeler, & Angold,
2003; Ford, Goodman, & Meltzer, 2003). Angststoornisen belemmeren het
functioneren en kwaliteit van het leven van deze kinderen, voornamelijk hun
familie en emotionele functioneren (Bastiaansen, Koot, Ferdinand, & Verhulst,
2004; Ezpeleta, Keeler, Erkanli, Costello, & Angold, 2001). De angst
manifesteert zich doorgaans al op jonge leeftijd. Echter, voordat mensen met
angstproblemen hulp zoeken zijn er vaak al jaren voorbij (Thompson e.a., 2004),
waardoor de angst een negatieve invloed op het leven heeft uitgeoefend.
Onbehandelde angststoornissen blijken tot andere stoornissen in de adolescentie
te leiden, onder andere depressie (Stein e.a., 2001) en alcohol- en
drugsmisbruik (Zimmerman e.a., 2003). Daarnaast hebben kinderen met
angststoornissen een grotere kans op vroegtijdig schoolverlaten (Van Ameringen
e.a , 2003). psychiatric disorders (Bittner et al., 2007; Costello et al.,
2003). De hoge prevalentie, negatieve uitkomsten en continuiteit van
angststoornissen benadrukken het belang van vroegtijdige interventie. Een
construct wat bijzonder waardevol is voor de vroege detectie van
angst-gevoelige en angstige kinderen is gedragsinhibitie. Gedragsinhibitie kan
gedefinieerd worden als een patroon van gedragingen, waarbij een kind in
onbekende en uitdagende situaties symptomen van angst en stress laat zien
(e.g., Garcia-Coll, Kagan, & Reznick, 1984). Onderzoek heeft aangetoond dat
ongeveer 10 tot 20% van alle kinderen deze neiging vertonen. Wanneer ze
geconfronteerd worden met nieuwe of onbekende stimuli, worden ze stil, stoppen
ze met de activiteit waar ze mee bezig waren en zoeken de nabijheid van de
ouders. Deze kinderen worden door hun ouders beschreven als voorzichtig en
verlegen, en worden geinhibeerd genoemd (Garcia-Coll et al., 1984; Kagan,
Reznick, Clarke, Snidman, & Garcia-Coll, 1984; Kagan, Reznick, & Gibbons, 1989;
Kagan, Reznick, & Snidman, 1988). Onderzoek gedurende de laatste 20 jaar heeft
consistent aangetoond dat gedraginhibitie gerelateerd is aan het ontwikkelen
van angststoornissen in de kindertijd en adolescentie (e.g., Biederman et al.,
1993; Hirshfeld-Becker et al., 2007; Muris, Van Brakel, Arntz, & Schouten,
2011; Schwartz, Snidman, & Kagan, 1999). Het meest belangrijke hieraan is dat
onderzoek heeft aangetoond dat gedragsinhibitie al op heel jonge leeftijd
vastgesteld kan worden, voordat er een angststoornis ontwikkeld heeft. Dit
onderstreept dat het concept gedragsinhibitie een erg relevant construct is
welke nuttig kan zijn bij het opsporen van jonge kinderen met een verhoogd
risico op het ontwikkelen van angststoornissen. De afgelopen jaren is er veel
vooruitgang geboekt bij de cognitief-gedragstherapeutische behandeling van
oudere kinderen en adolescenten (zie voor een overzicht Barrett, 2001), maar
een effectieve interventiemethode voor jongere kinderen zou vanuit preventief
oogpunt zeer welkom zijn. Deze zou zich met name moeten richten op de manier
waarop ouders met hun angstige kinderen omgaan. Zo zijn ouders van angstige
kinderen zelf ook vaak angstig en op die manier fungeren ze als model voor hun
toch al bange kind. Verder zijn ouders geneigd hun bange kind overmatig in
bescherming te nemen, hetgeen interfereert met de autonomie-ontwikkeling en
uiteindelijk de angst in stand houdt. Rapee en collega's (2005) hebben een
vroegtijdig interventieprogramma voor angstige kleuters ontwikkeld. Dit
programma is kortdurend en richt zich op het angstige en overcontrolerende
opvoedingsgedrag van ouders en op de eliminatie van angstig gedrag bij de
kinderen door middel van exposure en beloningsschema's. Recente onderzoeken met
dit vroegtijdige interventieprogramma bij angstige Australische kleuters heeft
positieve resultaten opgeleverd (Rapee et al., 2005; 2010). Zoals vastgesteld
door de Inventgroep (2005), is er in Nederland behoefte aan interventies voor
jonge kinderen met
angstproblemen, en daarom lijkt het zeer relevant om dit veelbelovende
programma ook in ons land toe te gaan passen.
Doel van het onderzoek
Het onderhavige onderzoeksproject heeft als doel de effectiviteit te
onderzoeken van een veelbelovende, op de ouders gerichte gedragstherapeutische
interventie die beoogt gedragsinhibitie en angstproblemen bij jonge Nederlandse
kinderen te verminderen, en of bepaalde ouderkenmerken de
behandelingsuitkomsten beinvloeden.
Onderzoeksopzet
Deze studie gebruikt een randomized controlled trial: ouders van kinderen met
een verhoogde kwetsbaarheid op de ontwikkeling van angststoornissen zullen
random worden toegewezen aan een ouder-educatie-conditie (interventiegroep) of
een monitor-conditie (controlegroep).
Onderzoeksproduct en/of interventie
De ouder-educatie-conditie bestaat uit een interventie van 6 sessies van elk 90 minuten waarin ouders: (1) informatie krijgen over angst en de ontwikkeling van angst bij kinderen (sessie 1), (2) informatie ontvangen over de belangrijkste opvoedingstechnieken en de rol van overbescherming en angstig opvoeden bij de ontwikkeling van angst bij kinderen (sessie 2), (3) leren hun eigen angsten en zorgen te verminderen door middel van cognitieve herstructurering (sessie 3), en (4) uitleg krijgen over het principe van graduele exposure (blootstelling aan angstopwekkende stimuli en situaties) en hoe zij een exposure-hierarchie voor hun eigen kind kunnen opstellen en toepassen (sessies 4 tot en met 6; zie Rapee et al., 2005). De interventie zal op school aan groepen van maximaal 6 ouders worden aangeboden (door Masterstudenten in de klinische psychologie die getraind zijn en onder supervisie staan van een cognitief-gedragstherapeut). In de monitor-conditie vindt geen interventie plaats: deze kinderen en hun ouders doen wel mee aan de metingen, en krijgen indien nodig na afloop van het onderzoek behandeling/begeleiding aangeboden.
Inschatting van belasting en risico
Belasting door deelname aan de studie is de tijd die de ouders kwijt zijn aan
het onderzoek. Er zijn geen risico's voor deelname aan deze studie.
Publiek
Postbus 1738
3000 DR Rotterdam
NL
Wetenschappelijk
Postbus 1738
3000 DR Rotterdam
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Ouders worden geincludeerd als:
- Hun kind een score boven de 43 heeft op de BIQ-SF, een screeningsinstrument voor angstgevoeligheid bij jonge kinderen. Deze cut-off is gebaseerd op een grote studie met deze vragenlijst in de normale populatie bij kinderen tussen de 4 en 6 jaar oud, en representeert kinderen met de hoogste 20% score (Vreeke et al., submitted).
- Hun kind minimaal 1 maand op school zit. Gebaseerd op de suggestie dat een geinhibeerd, ofwel angstgevoelig, temperament beinvloed kan worden door de omgeving, is onze hypothese dat dit geinhibeerde, verlegen gedrag in de eerste maand dat kinderen naar school gaan af zal nemen door de natuurlijk exposure aan nieuwe, onbekende situaties. Door kinderen te selecteren die langer dan een maand naar school gaan zullen we de meer extreme, persisterend geinhibeerde kinderen selecteren, waardoor het interventie effect beter aan te tonen is.
- als de ouders schriftelijk toestemming hebben gegeven voor deelname aan het onderzoek
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Kinderen die al een behandeling voor angstproblemen krijgen worden geexcludeerd van de studie.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL39656.078.12 |