Het verhelderen van de kwalitatieve en kwantitatieve BKV-specifieke T cel responsie en de rol van T cellen in het onder controle houden van BKV.
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Immunodeficiëntiesyndromen
- Virale infectieziekten
- Nefropathieën
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Aantallen BKV-specifieke T cellen
Fenotypische karakeristieken van BKV-specifieke T cellen
Functionele karakteristieken van BKV-specifieke T cellen
Identificatie van nieuwe epitopen op- en in het BKV virion
Cytokines, chemokines en chemokinereceptoren in de urine
Secundaire uitkomstmaten
Ontwikkelen van nieuwe tetrameren door de identificatie van nieuwe BKV epitopen
Achtergrond van het onderzoek
Transplantatiepatiënten worden behandeld met immuunsuppressieve medicatie om
afstoting van het lichaamsvreemde transplantaat te voorkomen. De daarop
volgende onderdrukking van het immuunsysteem leidt dan tot een toegenomen kans
op infecties met allerlei micro-organismen, waaronder virussen.
Polyomavirus BK (BKV) is een dubbelstrengs DNA virus dat in 70-90% van de
gezonde mensen in een latente toestand aanwezig is. Het virus veroorzaakt voor
zover bekend geen problemen bij immuuncompetente individuen. Echter, in
immuungecompromiteerde patiënten, zoals in transplantatiepatiënten en in
mindere mate ook in HIV patiënten is BKV een belangrijke veroorzaker van
ernstige morbiditeit. In Niertransplantatiepatiënten veroorzaakt het in tot 7%
van de patiënten een nefritis en is deze BKV-gerelateerde nefritis momenteel de
belangrijkste oorzaak van falen en verlies van de transplantatienier. In
stamceltransplantatiepatiënten kan BKV in tot wel 30% van de patiënten een
ernstige haemorrhagische cystitis veroorzaken, een klinisch beeld dat leidt tot
een significant verlenging van het verblijf in het ziekenhuis en zelfs tot een
toegenomen mortaliteit.
Op dit moment bestaat de enige werkzame behandeling uit het verlagen van de
immuunsuppressieve medicatie zodat het immuunsysteem van de gastheer een
adequate respons kan ontwikkelen tegen het virus. Helaas leidt de reconstitutie
van het immuunsysteem automatisch ook tot een verhoogde kans op afstoting van
het transplantaat of tot graft-versus-host-disease in het geval van de
stamceltransplantatiepatiënten. Daarom is het van groot belang dat er een
therapie beschikbaar komt die specifiek gericht is tegen BKV.
T cellen, en meer specifiek CD8+ T cellen, spelen een belangrijke rol in de
bescherming tegen virale infecties en ook in het onderdrukken van BKV.
Momenteel is er weinig bekend over de BKV-specifieke T cel respons. Zulke
kennis zou kunnen helpen in het ontwikkelen van nieuwe BKV-specifieke
therapieen, zoals vaccinatie of de infusie van ex-vivo gekweekte BKV-specifieke
T cellen, hetgeen ook al gebeurt in het geval van ernstige Epstein-Barr virus
en cytomegalovirus infecties.
Doel van het onderzoek
Het verhelderen van de kwalitatieve en kwantitatieve BKV-specifieke T cel
responsie en de rol van T cellen in het onder controle houden van BKV.
Onderzoeksopzet
De studie zal een groep van 400 Niertransplantatiepatiënten, met of zonder BKV
reactivatie bestuderen, die na informed consent in de studie zijn geïncludeerd.
De klinische behandeling van de geïncludeerd patiënten zal volgens de normale
protocollen verlopen en zal op geen enkele manier door deze studie beïnvloed
worden.
Extra bloedmonsters zullen worden afgenomen ten tijde van de noodzakelijke
afnames op poliklinische controles. De tijdspunten behelzen eenmalig voor
transplantatie, gevolgd door eenmalig op de tijdstippen 3, 6, 9 en 12 maanden
na transplantatie. In de jaren daarna wordt deze controlefrequentie verlaagd
naar 1 keer per 2 jaar. Mocht er sprake zijn van actieve BKV infectie, gemeten
via real-time PCR op het plasma, dan wordt de frequentie opgehoogd naar 1 keer
per maand in het eerste jaar posttransplantatie en naar 1 keer per 3 maanden in
het de andere jaren na transplantatie, totdat de PCR negatief is geworden,
waarna teruggegaan zal worden naar het oorspronkelijke controleschema. De
hoeveelheid bloed per afname omvat 45 ml voor de isolatie van de perifeer
circulerende mononucleaire celfractie (waaronder lymfocyten), plus 4.5 ml voor
serologische onderzoekingen, 4.5 ml voor plasmatische onderzoekingen en 4.5
voor virologische onderzoekingen. Het bloedprikken behelst een standaard
perifere venepunctie. De patiënten staan dus enkel meer bloed af dan normaal,
maar worden niet vaker geprikt en hoeven niet vaker op het ziekenhuis te komen
dan gebruikelijk voor deze patiënten.
Voor het meten van de aantallen T cellen zullen wij gebruik maken van
fluorescerende antilichamen gericht tegen een veelheid aan verschillende
celmarkers. Om de MHCI- en MHCII-beperkte T cel responsie te bestuderen zullen
we gebruik maken van respectievelijk fluorescerende HLAI-BKV-peptide complexen
en BKV-antigeen gepulste antigeen presenterende cellen. Verdere fenotypische
analyse zal gebeuren middels het gebruik van fluorescerende antilichamen en
flowcytometrie. Functionaliteit van de BKV-specifieke T cellen zal worden
geanalyseerd door het bepalen van de verschillende cytokines, chemokines en
effectormoleculen. Ten laatste zullen wij ook trachten nieuwe T cel epitopen
op- en in het BKV virion te identificeren middels het gebruik van een daarvoor
geschikte assay.
Op dezelfde tijdspunten worden ook urinemonsters verzameld en ingevroren. Op
een later tijdstip zullen we hierin de verschillende cytokines en chemokines
bestuderen.
Door deze technieken zijn we in staat om de verschillen tussen de T cel
aantallen, fenotypes en epitopen over de tijd en het beloop van de infectie te
bestuderen.
Inschatting van belasting en risico
Patiënten zullen worden belast met het afstaan van meer bloedmonsters in
aanvulling op de bloedmonsters die zullen worden afgenomen in het kader van de
gebruikelijke klinische evaluatie. De momenten waarop dit extra bloed zal
worden afgestaan zijn eenmalig voor transplantatie, gevolgd door eenmalig op 3,
6, 9 en 12 maanden in het eerste jaar na transplantatie. In de jaren daarop zal
deze frequentie worden verlaagd naar 1 keer per 2 jaar. Wanneer het bloed
reactivatie laat zien van het BK virus, zoals gemeten middels real-time
Kwantitatieve PCR, dan zal deze frequentie verhoogd worden naar 1 keer per
maand in het eerste jaar posttransplantatie en naar 1 keer per 3 maanden in de
jaren daarna, totdat er geen tekenen meer zijn van lytische infectie, waarna de
afnamefrequentie weer omlaag gaat naar de hierboven beschreven normale
frequentie. Bloedafname vindt plaats zoals gebruikelijk middels een perifere
veneuze afname. Op dezelfde tijdspunten zal er urine worden vergaard.
Patiënten hoeven niet vaker te worden geprikt dan normaal, en ook hoeven zij
niet vaker dan normaal naar het ziekenhuis te komen. De individuele patiënt zal
geen direct voordeel van deze studie ervaren. Wij achten de risico's en de
lasten die deze studie met zich brengt minimaal.
Publiek
Meibergdreef 9
1105AZ Amsterdam
NL
Wetenschappelijk
Meibergdreef 9
1105AZ Amsterdam
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
- De ontvanger van een transplantatienier, onder behandeling volgens de normale behandelprotocollen zoals de gelden voor deze patienten in het Academisch Medisch Centrum Amsterdam
- Leeftijd gelijk aan, of boven de achttien jaar.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Leeftijd onder de achttien jaar.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL39356.018.12 |