De doelstellingen van dit onderzoek zijn het evalueren van de veiligheid en werkzaamheid van AGN-214868 in vergelijking met placebo in de behandeling van patiënten met IOAB en urine-incontinentie.De klinische hypotheses voor dit onderzoek luiden:•…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Blaas- en blaashalsaandoeningen (excl. stenen)
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Veiligheidsmeting: AGN-214868 heeft een aanvaardbaar veiligheidsprofiel bij
patiënten met IOAB
Secundaire uitkomstmaten
Meting van werkzaamheid: AGN-214868 is werkzamer dan placebo in het reduceren
van de symptomen van IOAB
Achtergrond van het onderzoek
Idiopathische overactieve blaas (IOAB) is een veelvoorkomende aandoening
waarvan de prevalentie toeneemt met de leeftijd. IOAB wordt gedefinieerd als:
urgentie, met of zonder urgentie-incontinentie, meestal gepaard gaand met een
toegenomen frequentie overdag en nycturie. De aandoening kan een ingrijpende
invloed hebben op de kwaliteit van leven van de patiënt en zijn dagelijkse
activiteiten. In Europa zijn bij circa 12,8% van de vrouwen en 10,8% van de
mannen symptomen van IOAB waargenomen. Eerstelijnsbehandelingen voor IOAB
(orale anticholinergica) blijken bij een aanzienlijk deel van de patiënten niet
effectief. Bovendien treden bijwerkingen zoals een droge mond veelvuldig op en
worden deze geneesmiddelen door veel patiënten slecht verdragen. Andere
beperkingen zijn de mogelijke interactie met andere geneesmiddelen, de noodzaak
van blijvende behandeling (problemen m.b.t. therapietrouw), een lage
therapeutische index, het ontbreken van de mogelijkheid van ziektemodificatie
en een geringe werkzaamheid ten opzichte van placebo.
In 2008 sponsorde Allergan een retrospectieve analyse van claims om een beter
inzicht te krijgen in de natuurlijke voorgeschiedenis van Amerikaanse patiënten
die voor IOAB zijn behandeld. Ruwweg 80% van de patiënten beëindigde de orale
behandeling binnen 6 maanden, en van de patiënten die de behandeling
beëindigden deed 81% dat binnen 91 dagen na het instellen van de behandeling.
Slechts 4% probeerde meer dan één orale behandeling voor IOAB. Deze gegevens
bevestigen dat er een substantiële, onbeantwoorde medische behoefte bestaat aan
behandelingen met een betere therapietrouw, minder bijwerkingen en verbeterde
veiligheidsprofielen.
AGN 214868 is een nieuw recombinant fusie-eiwit dat ontwikkeld is als een
injecteerbare, lokaal werkende behandeling voor IOAB en neuropathische pijn.
Het werkingsmechanisme van AGN 214868 verloopt via modulatie van vesiculaire
exocytose, met ten minste een 1000-maal grotere selectiviteit voor sensore
zenuwen dan voor motorische axonen. De werking van AGN-214868 berust op de
rechtstreekse reductie of downregulering van de sensitisering van het perifere
zenuwuiteinde, en heeft daardoor een indirecte reductie van de centrale
sensitisering tot gevolg. Aangenomen wordt dat IOAB deels wordt veroorzaakt
door een gesensitiseerde respons van de sensore afferent binnen in de blaas.
Als IOAB inderdaad gegenereerd en in stand gehouden wordt door een sensoor
gestuurde etiologie, zou behandeling met AGN-214868 moeten leiden tot een
reductie van IOAB-symptomen. Bovendien zou deze afferente selectiviteit geen
klinische achteruitgang van de functie van de detrusorspier in de blaas
(gevolgd door een toegenomen PVR (Post Void Residu) van het urinevolume) tot
gevolg mogen hebben. De doelstelling van dit onderzoek is het evalueren van de
veiligheid en werkzaamheid van AGN-214868 bij patiënten met IOAB.
Doel van het onderzoek
De doelstellingen van dit onderzoek zijn het evalueren van de veiligheid en
werkzaamheid van AGN-214868 in vergelijking met placebo in de behandeling van
patiënten met IOAB en urine-incontinentie.
De klinische hypotheses voor dit onderzoek luiden:
• AGN-214868 heeft een aanvaardbaar veiligheidsprofiel bij patiënten met IOAB
• AGN-214868 is werkzamer dan placebo in het reduceren van de symptomen van
IOAB
Onderzoeksopzet
Dit onderzoek is een multicenter, dubbelblind, gerandomiseerd, 24 weken durend,
onderzoek met dosisescalatie voor het evalueren van de werkzaamheid en
verdraagbaarheid van AGN-214868 bij patiënten met IOAB. De totale duur van
onderzoeksdeelname bedraagt voor elke patiënt 24 weken vanaf de dag waarop
randomisatie plaatsvindt/Dag 1. De patiënten moeten de volgende 9
ziekenhuisbezoeken afleggen: selectie, randomisatie/Dag 1, Dag 2, Week 1, Week
2, Week 6, Week 12, Week 18 en Week 24.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De behandeling vindt plaats via cystoscopie in de vorm van 20 injecties van elk 0,5 ml (totaal volume 10 ml); 17 injecties worden in de detrusor en 3 injecties worden in het trigonum toegediend.
Inschatting van belasting en risico
De risico*s die dit onderzoek met zich meebrengt, zijn zorgvuldig onderzocht op
basis van proefdieronderzoek waarbij injecties in de blaas werden gegeven en
humaan onderzoek waarbij injecties in de huid werden gegeven in veel hogere
doses dan de doses die in dit onderzoek zijn gebruikt. Over het algemeen worden
de risico*s als aanvaardbaar beschouwd, hoewel sommige risico*s niet te
voorzien zijn aangezien dit geneesmiddel bij de mens nog in een vroege
onderzoeksfase verkeert. Dat betekent dat er een kans bestaat op het optreden
van geringe bijwerkingen en een kleine kans op het optreden van ernstige
bijwerkingen.
Tijdens proefdieronderzoek naar AGN-214868 hebben zich geen grote
veiligheidsproblemen voorgedaan na toediening van enkelvoudige of meervoudige
doses. Dit betrof ook proefdieronderzoek waarbij het geneesmiddel rechtstreeks
in de bloedbaan (intraveneuze toediening) werd geïnjecteerd.
AGN-214868 is nog niet op recept verkrijgbaar voor gebruik door mensen. De
klinische veiligheid van de AGN-214868 werd geëvalueerd in twee fase-1
klinische studies: 214868-001 en 214868-501. Een totaal van 321 patiënten werd
ingesloten, waarvan er 263 AGN 214868 over een breed doseringsgebied van 10 tot
88.000 ng ontvingen, en 58 placebo kregen. In de huidige studie (Studie
214868-004), werden 69 patiënten behandeld, waarvan 49 patiënten een totale
dosis AGN-214868 van ofwel 500, 1000 of 2000ng ontvingen, en 20 patiënten
placebo kregen. Studie 214868-002 (PHN) heeft 294 patiënten ingesloten met
een totale dosis AGN-214868 van 3250 of 16250ng, of placebo in een 2:2:3
verhouding. Studie 214868-003 (een lopende biocomparability-studie tussen twee
verschillende formuleringen van AGN-214868) heeft 77 gezonde proefpersonen op
totale dosis van AGN-214868 van ofwel 2200, 4400, 11000, of 22000ng gedoseerd.
De bijwerkingen en ongemakken die vrijwilligers hebben ervaren na een
huidinjectie met AGN-214868 zijn lichte roodheid en zwelling rond de plaats van
injectie, symptomen van infectie van de bovenste luchtwegen, hoofdpijn en
lichte/tijdelijke verhoging van de leverfunctiewaarden in bloedtests. In deze
onderzoeken werd bij gezonde vrijwilligers een verhoging van
leverfunctiewaarden in bloedtests waargenomen bij 8 van de 263 proefpersonen
(3%), wat aangeeft dat er schade aan de lever kan zijn opgetreden. Het is niet
duidelijk of deze bevinding verband houdt met de injectie van AGN-214868.
Gezien het tijdstip van de verhogingen en de medische voorgeschiedenis van de
vrijwilligers werd geen van de verhogingen door de onderzoekers evenwel in
verband gebracht met AGN-214868. Tijdens de gehele duur van de deelname aan het
onderzoek worden de leverfuncties van de deelnemers middels tests
gecontroleerd. Alle ervaren bijwerkingen waren mild of matig van aard, de
meeste verdwenen snel en werden niet geacht in verband te staan met het
onderzoeksgeneesmiddel.
De verhogingen in LFT's waren mild (behalve de degenen waarvan werd beschouwd
dat ze gerelateerd waren aan inspanning), en hadden geen consistent
tijdspatroon in relatie tot de dosering, waren niet dosisafhankelijk, en waren
niet geassocieerd met enige andere bijwerkingen. Daarnaast hebben
onafhankelijke reviews van deze lopende studie in OAB (214868-004) en ook de
lopende fase-2 studie bij patiënten met postherpetische neuralgie (214868-002),
geen eventuele problemen met LFT verhogingen aangetoond. Toch zullen
leverfunctietesten gecontroleerd worden tijdens de deelname van de patiënt aan
de studie.
Als gevolg van toediening van het onderzoeksgeneesmiddel kunnen er bijwerkingen
of ongemakken optreden die op dit moment nog niet bekend zijn. Zoals bij alle
geneesmiddelen bestaat er een kleine kans op ernstige, mogelijk
levensbedreigende, acuut allergische reacties of ontstekingsreacties. Het
onderzoeksgeneesmiddel beïnvloedt naar verwachting niet rechtstreeks systemen
in het lichaam die een dergelijke respons kunnen veroorzaken. Levensbedreigende
allergische reacties zijn niet waargenomen met AGN-214868 in geen van de vorige
of lopende studies.
De patiënt kan last krijgen van de bijwerkingen en ongemakken die voor
huidinjecties vermeld zijn. Aangezien de patiënt de injectie in de blaas
ontvangt, is het mogelijk dat de patiënt niet dezelfde gewaarwordingen heeft
als bij huidinjecties. Er worden geen specifieke bijwerkingen en ongemakken
verwacht bij injecties met AGN-214868. Wel worden bepaalde bijwerkingen en
ongemakken verwacht die niet gerelateerd zijn aan het geneesmiddel, maar die
het gevolg zijn van de behandeling met injecties in de blaas. Deze kunnen zijn:
- licht ongemak door het inbrengen van de cystoscoop in de blaas; er kan een
verdovende gel worden gebruikt om het ongemak te verlichten;
- licht gevoel van druk in de blaas tijdens de injecties;
- tijdelijk bloeden (bijvoorbeeld: bloeding op de plaats van injectie,
zichtbaar als bloed in de urine);
- tijdelijke pijn na de behandeling (bijvoorbeeld: pijn in urinebuis, buik of
bekken, of pijn bij het plassen) of duizeligheid tijdens of direct na de
behandeling;
- urineweginfecties (UWI's);
- verwonding van de urineweg door de cystoscopie;
- onopzettelijke blaaswandperforatie waardoor het onderzoeksgeneesmiddel in de
buik of in het rond de blaas gelegen weefsel terechtkomt;
- reacties op de plaatselijke verdoving zoals duizeligheid, zenuwachtigheid,
krampen, lage bloeddruk, trage hartslag of stilstand van hart en ademhaling.
Aangezien de patiënt ten minste 7 dagen vóór aanvang van zijn
onderzoeksdeelname stopt met zijn huidige IOAB-medicatie en het gebruik daarvan
gedurende zijn onderzoeksdeelname niet voortzet, is het mogelijk dat bepaalde
symptomen die met die medicatie onder controle gebracht waren, weer terugkomen,
mogelijk zelfs in verergerde vorm.
De patiënten moeten beseffen dat er zich mogelijk antistoffen tegen AGN-214868
kunnen ontwikkelen. Antistoffen zijn eiwitten die het lichaam aanmaakt als
reactie op onbekende moleculen (zoals AGN-214868) die het lichaam
binnendringen. Deze antistoffen worden door het immuunsysteem aangemaakt om het
lichaam te verdedigen voor het geval de onbekende moleculen opnieuw in het
lichaam terechtkomen. Daardoor kan AGN-214868 of een verwant product als BOTOX®
minder effectief blijken als de patiënt ze in de toekomst voorgeschreven krijgt.
Om de veiligheid en werkzaamheid van een extra dosis van intravesiculaire
behandeling met AGN 214868 te onderzoeken, werd dit protocol is gewijzigd door
toevoeging van1 extra cohort (Cohort 7). Dit cohort zal een totale blaas dosis
van 60000ng toevoegen. Fase 1 studies met intradermale injecties hebben tevens
een totale dosis tot 88000ng onderzocht, zonder dosislimiterende toxiciteit.
Daarnaast is er sprake van een aanvaardbaar veiligheidsprofiel in de huidige
studie, zoals bepaald door voortdurende onafhankelijke Data Review Committee
(DRC) beoordeling van de ongeblindeerde veiligheid, werkzaamheid,
farmacokinetische en antilichaam-gegevens. Het DRC heeft cumulatieve gegevens
van alle patiënten behandeld in cohorten 1 tot 5 beoordeeld en een deel van de
patiënten behandeld in Cohort 6; met patiënten die de tot maximale geplande
studiedosis van 18000ng ontvangen. Het DRC heeft aanbevolen dat het
aanvaardbaar is om het protocol te wijzigen om doses hoger dan 18000ng te
beoordelen in deze proof of concept studie, met het oog op het bepalen van een
veilige en werkzame dosisbereik voor de verdere klinische ontwikkeling. Verder
DRC review (met cumulatieve gegevens van alle patiënten uit Cohort 6 en eerder)
zal plaatsvinden voorafgaand aan de escalatie tot de 60000ng dosis.
De naaldprik bij bloedafname kan pijnlijk zijn en er bestaat een kleine kans op
bloedingen of ontstekingen bij de ader. Dit gaat gewoonlijk zonder verdere
problemen vanzelf over. Sommige patiënten neigen tot flauwvallen bij
bloedafname.
Een lichte huidirritatie is mogelijk na het verwijderen van de
ECG-plakelektroden.
Bovendien kan het ongeboren kind risico lopen als vrouwelijke deelnemers
zwanger zijn of zwanger worden. Daarom mogen vrouwen die zwanger zijn of
zwanger kunnen worden beslist niet deelnemen aan het onderzoek.
De patiënt kan last krijgen van bijwerkingen of ongemakken die niet in dit
formulier zijn vermeld. Sommige bijwerkingen zijn mogelijk nog niet bekend. Ook
zouden er nieuwe bijwerkingen kunnen optreden; patiënten worden daarom dringend
verzocht de onderzoeksarts of de onderzoeksmedewerkers onmiddellijk te
informeren indien er iets met hen aan de hand is.
Publiek
1st Floor, Marlow International - The Parkway, Marlow. 1st Floor
Buckinghamshire SL7 1YL
GB
Wetenschappelijk
1st Floor, Marlow International - The Parkway, Marlow. 1st Floor
Buckinghamshire SL7 1YL
GB
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Schriftelijk verstrekte toestemming
2. Written Authorization for Use and Release of Health and Research Study Information (alleen voor Amerikaanse locaties)
3. Schriftelijke documentatie overeenkomstig de relevante landelijke en plaatselijke privacyvereisten, voor zover van toepassing
4. Man of vrouw in de leeftijd van 18 tot 75 jaar
5. Vrouwen mogen niet vruchtbaar zijn (beschreven in hoofdstuk 4.6.1)
6. Mannen moeten instemmen met het gebruik van geschikte anticonceptie (beschreven in hoofdstuk 4.6.2)
7. Symptomen van IOAB (urgentie, met of zonder urgentie-incontinentie, gewoonlijk met verhoogde frequentie overdag en nocturie) gedurende minimaal 6 maanden voorafgaand aan de screening
8. Zonder succes behandeld met 1 of meer anticholinergica voor hun OAB-symptomen naar het oordeel van de onderzoeker, beschreven als:
* onvoldoende respons na een behandelperiode van ten minste 4 weken met anticholinergica bij geoptimaliseerde dosering(en)
of
* frequentiebeperkende bijwerkingen na een behandelperiode van ten minste 2 weken met anticholinergica bij geoptimaliseerde dosering(en)
(een geoptimaliseerde dosis is een goedgekeurde dosis voor de indicatie OAB)
9. Een gemiddelde van >= 8 micties per dag gedurende de 3-daagse blaasdagboekevaluatie bij de screening (d.w.z. >= 24 micties gedurende deze 3-daagse blaasdagboekevaluatie bij de screening)
10. Een gemiddelde van >= 2 episodes van urgentie per dag gedurende de 3-daagse blaasdagboekevaluatie bij de screening (d.w.z. >= 6 episodes van urgentie gedurende de 3-daagse blaasdagboekevaluatie bij de screening)
11. Eén of meer episodes van urinaire urgentie-incontinentie gedurende de 3-daagse blaasdagboekevaluatie bij de screening
12. Geen gebruik van anticholinergica of andere medicatie of behandelingen voor symptomen van de lagere urinewegen (inclusief nycturie) gedurende de 7 dagen voorafgaand aan het begin van de screeningprocedures (zie hoofdstuk 8.2 voor instructies met betrekking tot het uitwassen van geneesmiddelen)
13. Een negatieve urinediptsticktest (op leukocytenesterase en/of nitrieten) en, naar het oordeel van de onderzoeker, asymptomatisch voor een urineweginfectie (UWI) op de dag van de onderzoeksbehandeling
14. Profylactische antibiotica opgestart binnen 24 uur voor de onderzoeksbehandeling
15. Bereid om Clean Intermittent Catheterization (CIC) te gebruiken om de blaas te legen na de onderzoeksbehandeling indien de onderzoeker dit noodzakelijk acht
16. Het vermogen de onderzoeksinstructies op te volgen en alle vereiste bezoeken te voltooien, en bereid en in staat zijn om de studie evaluatie-instrumenten (zoals vragenlijsten, blaas agenda) in te vullen zonder enige hulp of aanpassing van de evaluatie-instrumenten.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. OAB-symptomen die toe te schrijven zijn aan een bekende neurologische oorzaak (bijv. letsel van het ruggenmerg, multipele sclerose, cerebrovasculair accident, ziekte van Alzheimer, ziekte van Parkinson, enz.)
2. Predominante stressincontinentie, naar het oordeel van de onderzoeker
3. Voorgeschiedenis of tekenen van afwijkingen aan het bekken of de urinewegen, een blaasoperatie of -ziekte (anders dan een 'idiopathische overactieve blaas') die de blaasfunctie kan beïnvloeden, met inbegrip van maar niet beperkt tot:
* Een operatie (met inbegrip van minimaal invasieve operatie, zoals tapeprocedures) binnen 1 jaar voorafgaand aan de screening voor stressincontinentie, baarmoederverzakking, rectokèle of cystokèle
* Man met prostaataandoeningen (bijv. benigne prostaathyperplasie [BPH] obstructie van de blaasuitgang (BOO) of een eerdere operatie voor BPH of BOO)
* Man met een eerdere of huidige diagnose van prostaatkanker of een prostaatspecifiek antigeen (PSA)-waarde van > 10 ng/ml; bij patiënten met een PSA-waarde van >= 4 ng/ml, maar <= 10 ng/ml moet prostaatkanker voorafgaand aan opname in de studie naar tevredenheid van de onderzoeker worden uitgesloten overeenkomstig de gebruikelijke werkwijze op de betreffende locatie
* Voorgeschiedenis of verdenking van interstitiële cystitis/ blaaspijnsyndroom, naar het oordeel van de onderzoeker
* Een eerdere of huidige diagnose van blaaskanker of andere urotheelmaligniteit en/of nog niet nader onderzochte, verdachte uitslagen van de urinecytologie (verdachte afwijkingen in de urinecytologie maken het noodzakelijk dat urotheelmaligniteit naar tevredenheid van de onderzoeker wordt uitgesloten, overeenkomstig de gebruikelijke werkwijze op de betreffende locatie; het resultaat van het onderzoek moet in de brondocumenten worden geregistreerd)
* Voorgeschiedenis van >= 2 UWI*s binnen 6 maanden na randomisatie/dag 1
* Voorgeschiedenis of tekenen van obstructie/vernauwing van de urinebuis die, naar het oordeel van de onderzoeker, cystoscopische toediening van de onderzoeksmedicatie zou verhinderen
4. Huidige of eerdere, nog niet nader onderzochte hematurie. Een patiënt met onderzochte hematurie kan in de studie worden opgenomen als urologische aandoeningen of nieraandoeningen naar tevredenheid van de onderzoeker zijn uitgesloten
5. Tekenen van blaasstenen op een echo van de nieren/blaas
6. Tekenen van symptomatische nierstenen of nierstenen die behandeling vereisen
7. Gebruik van CIC of een verblijfskatheter
8. Patiënt heeft urineretentie of een verhoogd residu na mictie (PVR) gehad dat was niet gerelateerd aan de prodedure (vb volgens urethrale instrumentatie), en is behandeld met een interventie (zoals katheterisatie) binnen de 6 maanden voorafgaand aan de screening
9. Een PVR urinevolume van > 100 ml bij de screening (de PVR-meting kan onmiddellijk worden herhaald; als de herhaalde PVR > 100 ml blijft, dient de patiënt te worden uitgesloten)
10. In een periode van 24 uur in totaal > 3.000 ml urine, verzameld over een periode van 24 uur, die tijdens het 3-daagse urineblaasdagboek van de screening werd bijgehouden
11. Behandeling met een intravesicaal farmacologisch middel (bijv. capsaïcine, resiniferatoxine) binnen de 12 maanden voorafgaand aan de screening
12. Huidig of gepland gebruik van een apparaat voor elektrostimulatie/neuromodulatie (geïmplanteerd of extern) voor de behandeling van de lagere urinewegen en urine-incontinentie (als er een apparaat is geïmplanteerd, moet het 4 weken vóór randomisatie/dag 1 uitgeschakeld zijn en gedurende de duur van de studie uitgeschakeld blijven)
13. Eerdere of huidige behandeling met botulinetoxine van om het even welk serotype voor een urologische aandoening of eerdere immunisatie voor botulinetoxine van om het even welk serotype
14. Behandeling met botulinetoxine voor een niet-urologische aandoening (bijv. cosmetisch) binnen de 12 weken voor de dag van de behandeling
15. Een creatininewaarde bij de screening van >= 2,0 maal de ULN
16. Voorgeschiedenis of tekenen van een actieve leveraandoening
17. Leverfunctietests (ALT, AST, GGT en bilirubine) > 1,5 maal de ULN bij de screening
18. (Voorgeschiedenis van) overmatig alcoholgebruik, naar het oordeel van de onderzoeker
19. Voorgeschiedenis van hiv-infectie
20. Een bevestigd positief serologieresultaat bij de screening voor de aanwezigheid van oppervlakte-antigeen voor hepatitis-B of antilichamen voor hepatitis-C
21. Een onbehandelde systemische aandoening
22. Niet in staat te stoppen met bloedplaatjesremmers of antistollingsmiddelen, met inbegrip van aspirine (acetylsalicylzuur) gedurende ten minste 3 dagen (of langer naar gelang het klinische oordeel van de onderzoeker) voorafgaand aan de randomisatie/dag 1
23. Hemofilie of andere stollingsfactordeficiënties of aandoeningen die overmatige bloedingen kunnen veroorzaken
24. Bekende allergie of gevoeligheid voor een van de bestanddelen van de studiemedicatie, anesthetica, sedativa of profylactische antibiotica die tijdens de studie moeten worden gebruikt
25. Huidige opname in een studie met onderzoeksmedicatie of -apparaat of deelname aan een dergelijke studie binnen 30 dagen na opname in deze studie
26. Een aandoening of conditie die naar het oordeel van de onderzoeker een significant risico inhoudt voor de patiënt, de onderzoeksresultaten kan verstoren of de deelname van de patiënt aan het onderzoek op significante wijze nadelig kan beïnvloeden
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
Ander register | CCMO - NL33838.029.10. |
EudraCT | EUCTR2010-021718-41-NL |
CCMO | NL33838.029.10 |