Primaire doelstellingen:1) Het beoordelen van de haalbaarheid en de verdraagbaarheid van het uitvoeren van een echo en/of contrast-ondersteunde MRI bij kinderen met een centraal veneuze katheter (CVC) of een perifeer ingebrachte centrale katheter (…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Embolieën en trombose
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De primaire uitkomstmaten zijn:
* Het aantal proefpersonen gerekruteerd in de studie dat in staat is om elk van
de beeldvormende procedures (echografie en MRI) die tijdens bezoek 1 worden
uitgevoerd, te ondergaan. Bezoek 1, wordt gedefinieerd voor proefpersonen in
cohort A als dag 40±20 dagen na de plaatsing van de CVC, of indien mogelijk
binnen 72 uur nadat een CVC is verwijderd of losgegaan. Voor de proefpersonen
in cohort B wordt bezoek 1 gedefinieerd als binnen 7 dagen na het begin van de
symptomen van een met een CVC verband houdende DVT, of binnen 7 dagen na een
aan de hand van röntgenologische beeldvorming gestelde bijkomstige diagnose van
een met een CVC verband houdende DVT.
* De frequentie en aard van de problemen die zich voordoen tijdens elk van de
beeldvormende procedures die worden uitgevoerd tijdens bezoek 1. Bezoek 1 wordt
gedefinieerd voor proefpersonen in cohort A als dag 40±20 dagen na de plaatsing
van de CVC, of indien mogelijk binnen 72 uur nadat een CVC is verwijderd of
losgegaan. Voor de proefpersonen in cohort B wordt bezoek 1 gedefinieerd als
binnen 7 dagen na het begin van de symptomen van een met een CVC verband
houdende DVT, of binnen 7 dagen na een aan de hand van röntgenologische
beeldvorming gestelde bijkomstige diagnose van een met een CVC verband houdende
DVT.
* De frequentie van personen met een DVT, tijdens bezoek 1 gedetecteerd door
echografie en/of MRI en waarvan het verband met de CVC bevestigd is. Bezoek 1,
wordt gedefinieerd voor proefpersonen in cohort A als dag 40 ±20 dagen na de
plaatsing van de CVC, of indien mogelijk binnen 72 uur nadat een CVC is
verwijderd of losgegaan. Voor de proefpersonen in cohort B wordt bezoek 1
gedefinieerd als binnen 7 dagen na het begin van de symptomen van een met een
CVC verband houdende DVT, of binnen 7 dagen na een aan de hand van
röntgenologische beeldvorming gestelde bijkomstige diagnose van een met een CVC
verband houdende DVT.
Secundaire uitkomstmaten
De secundaire uitkomstmaten omvatten:
* De frequentie van proefpersonen met een asymptomatische DVT (Cohort A), bij
inschrijving geïdentificeerd door de onderzoeker en bevestigd door ten minste
één vastgestelde diagnostische beeldvormingsprocedure die tijdens bezoek 1
wordt uitgevoerd. Bezoek 1, wordt gedefinieerd voor proefpersonen in cohort A
als dag 40±20 dagen na de plaatsing van de CVC, of indien mogelijk binnen 72
uur nadat een CVC is verwijderd of losgegaan.
* De frequentie van symptomatische proefpersonen in cohort B met met een CVC
verband houdende DVT, zoals bij de inschrijving vastgesteld door de onderzoeker
en bevestigd aan de hand van ten minste één toegewezen diagnostische
beeldvormingsprocedure die bij bezoek 1 werd uitgevoerd. Voor de proefpersonen
in cohort B wordt bezoek 1 gedefinieerd als binnen 7 dagen na het begin van de
symptomen van een met een CVC verband houdende DVT, of binnen 7 dagen na een
aan de hand van röntgenologische beeldvorming vastgestelde bijkomstige diagnose
van een met een CVC verband houdende DVT.
* De frequentie van proefpersonen in cohort B met of zonder symptomen van een
met een CVC verband houdende DVT, bij wie aan de hand van röntgenologische
beeldvorming die is uitgevoerd om andere klinische redenen, incidenteel is
vastgesteld dat ze een met een CVC verband houdende DVT in de aderen hebben
waar de huidige katheter is geplaatst, zoals bij de inschrijving vastgesteld
door de onderzoeker en bevestigd aan de hand van ten minste één toegewezen
diagnostische beeldvormingsprocedure die bij bezoek 1 werd uitgevoerd. Voor de
proefpersonen in cohort B wordt bezoek 1 gedefinieerd als binnen 7 dagen na het
begin van de symptomen van een met een CVC verband houdende DVT, of binnen 7
dagen na een aan de hand van röntgenologische beeldvorming vastgestelde
bijkomstige diagnose van een met een CVC verband houdende DVT.
*Frequentie van in cohort A ingeschreven asymptomatische proefpersonen die
symptomen van een veneuze trombo-embolie (VTE) ontwikkelen, waaronder DVT en
longembolie (PE), zoals vastgesteld door de onderzoeker in de periode tussen de
inschrijving en bezoek 1, en bevestigd aan de hand van ten minste één
toegewezen diagnostische beeldvormingsprocedure die werd uitgevoerd binnen 7
dagen na het begin van de symptomen. Voor de proefpersonen in cohort A is de
periode tussen de inschrijving en bezoek 1 gedefinieerd als vanaf het moment
van inschrijving tot maximaal 60 dagen nadat de CVC is geplaatst, of vanaf het
moment van inschrijving tot maximaal 72 uur nadat de CVC is verwijderd of
verloren is gegaan.
* De frequentie van de verwante voorvallen van symptomatische- of
asymptomatische longembolie geïdentificeerd in de loop van de studie,
gedefinieerd vanaf de inschrijving tot 30 dagen na de radiografische procedures
(MRI en/of echografie) uitgevoerd tijdens de studie.
* De frequentie van de verwante voorvallen van overlijden opgetreden in de loop
van de studie, gedefinieerd vanaf de inschrijving tot 30 dagen na de
radiografische procedures (MRI en/of echografie) van de studie.
Achtergrond van het onderzoek
Diep Veneuze Trombose (DVT) komt voor bij kinderen als secundaire complicatie
van onderliggende ziekten en de behandeling daarvan. De centraal veneuze
catheter (CVC), die vooral bij kankerpatiënten wordt gebruikt, is de
belangrijkste risicofactor voor het ontstaan van trombose.
Kinderen met een CVC krijgen in 25 * 70 % van de gevallen VTE, afhankelijk van
leeftijd, de onderliggende ziekte, de studieopzet en de gebruikte diagnostische
radiologische methode. Ongeveer tweederde van de DVT bij kinderen treedt op in
het centrale veneuze systeem van het bovenlichaam. Dit komt doordat de CVCs
daar gepositioneerd zijn. Het merendeel van CVC-gerelateerde DVT is
asymptomatisch. Studies laten zien dat asymptomatische trombi echter klinische
gevolgen kunnen hebben.
Echografie (US) is de meest gebruikte diagnosetest voor DVT omdat het
gemakkelijk te gebruiken is, niet invasief is en zeer nauwkeurig is in het
stellen van de diagnose DVT te in de onderste extremiteiten. Ter
diagnosticering van CVC-gerelateerde DVT in het veneuze systeem van het
bovenlichaam wordt een combinatie van venografie en echografie momenteel als
referentiestandaard beschouwd. Conventionele venografie heeft echter
beperkingen, in het bijzonder bij kinderen, vanwege zijn invasieve aard,
technische vereisten, kosten, bijwerkingen in verband met nefrotoxische
contrastmiddelen, en blootstelling aan straling.
Magnetische resonantie beeldvorming (MRI) met contrastvloeistof is een
aantrekkelijk alternatief dat een volledige beeldvorming van het centrale
veneuze systeem mogelijk maakt. De voordelen van MRI met contrastvloeistof zijn
dat het een minimaal invasieve procedure is, er geen straling bij te pas komt
en het feit dat contrastvloeistof voor MRI goed wordt verdragen. Een
toegevoegde waarde van MRI met contrastvloeistof is dat het gelijktijdig
evaluatie van het vaatstelsel in de longen mogelijk maakt, zodat de
aanwezigheid van longembolien (LE) kan worden gecontroleerd.
Tot op heden bestaan er slechts twee kindergeneeskundige onderzoeken naar het
gebruik van MRI met contrastvloeistof in het veneuze systeem van het boven- en
onderlichaam bij kinderen. MRI werd bij deze onderzoeken niet systematisch
vergeleken met andere diagnostische beeldvormingsprocedures. De geschiktheid en
diagnostische nauwkeurigheid van MRI met contrastvloeistof voor
CVC-gerelateerde DVT bij kinderen is nog niet vastgesteld.
Doel van het onderzoek
Primaire doelstellingen:
1) Het beoordelen van de haalbaarheid en de verdraagbaarheid van het uitvoeren
van een echo en/of contrast-ondersteunde MRI bij kinderen met een centraal
veneuze katheter (CVC) of een perifeer ingebrachte centrale katheter (PICC
lijn);
2) Het beoordelen van de nauwkeurigheid van echografie en/of MRI voor de
detectie van CVC-gerelateerde diep veneuze trombose (DVT) in de veneuze regio
van de plaatsing van de CVC (jugulum-, subclavia-, en femorale CVC) en de beste
combinatie van tests identificeren voor een betrouwbare beoordeling van
CVC-gerelateerde DVT.
Secundaire doelstellingen:
1) Het beoordelen van de nauwkeurigheid van de klinische diagnose van DVT
vergeleken met echografie, MRI, of beide;
2) Het beoordelen van het aantal voorvallen van een hiermee in verband staande
longembolie;
3) Het beoordelen van het aantal voorvallen van een hiermee in verband staand
overlijden.
Onderzoeksopzet
CV185077 is een interventie-, niet-therapeutisch onderzoek om de diagnostische
technieken te beoordelen die gebruikt worden voor de detectie van DVT bij
kinderen (in de leeftijd van voldragen pasgeborene tot < 18 jaar) met een CVC.
De kinderen worden onderverdeeld in 3 cohorten:
Cohort A: Asymptomatische kinderen waarbij een catheter wordt ingebracht die 20
tot 60 dagen blijft zitten., waarbij dag 0 de dag is waarop de katheter wordt
ingebracht, en dag 40 (± 20) de dag waarop de diagnostische
beeldvormingsprocedure plaatsvindt. De kinderen worden alleen geincludeerd als
de MRI zonder anesthesie verricht kan worden. Kinderen die worden opgenomen in
cohort A en die symptomen van VTE ontwikkelen voordat de diagnostische
beeldvormingsprocedures worden uitgevoerd, zullen worden overgeplaatst naar
cohort B.
Cohort B (symptomatische proefpersonen) zal bestaan uit proefpersonen die een
blijvende CVC hebben en symptomen hebben van een vermoede DVT, of proefpersonen
bij wie, aan de hand van röntgenologische beeldvorming
(beeldvormingsmodaliteiten voor het diagnosticeren van een bijkomstige, met een
CVC verband houdende DVT kunnen een echocardiogram, CT-scan, MRI of
ultrasonografie omvatten, maar zijn daar niet toe beperkt) die is uitgevoerd om
andere klinische redenen, incidenteel is vastgesteld dat ze een met een CVC
verband houdende DVT in de aderen hebben waar de huidige katheter is geplaatst,
en die geen symptomen van een DVT hoeven te hebben. Diagnostische
beeldvormingsprocedures moeten binnen 7 dagen na de verschijning van symptomen
van een met een CVC verband houdende DVT of binnen 7 dagen na de aan de hand
van röntgenologische beeldvorming vastgestelde bijkomstige diagnose van een met
een CVC verband houdende DVT worden gestart. Bij symptomatische proefpersonen
kunnen de diagnostische beeldvormingsprocedures onder verdoving of narcose
worden uitgevoerd, als dit is goedgekeurd door het zorgteam van de
proefpersoon, de ouders en de proefpersoon (indien ouder dan 12 jaar). Alle
proefpersonen in cohort B mogen beginnen met therapeutische anticoagulantia
voor de behandeling van hun trombose, als de onderzoeker dit van toepassing
acht. Als de therapie met anticoagulantia wordt gestart, moet de tweede
röntgenologische procedure worden uitgevoerd binnen 24 uur na de eerste
röntgenologische procedure.
Cohort C: A-symptomatische kinderen tot 18 jaar met een CVC in situ is voor wie
er reeds een MRI gepland in een deel van hun lichaam als onderdeel van de
standaard patiëntenzorg. Tijdens deze MRI zal ook het gebied rond de CVC worden
bekeken.
Inschatting van belasting en risico
Dit onderzoek beoordeelt geavanceerde diagnostische beeldvormingsprocedures om
CVC-gerelateerde DVT te detecteren. Hierdoor kunnen in de toekomst de juiste
diagnostische technieken worden gebruikt in onderzoeken naar de effectiviteit
en veiligheid van een nieuw antistollingsmiddel apixaban ter preventie van
catheter-gerelateerde trombose bij kinderen.
Kinderen in cohort A zullen na 20 tot 60 dagen catheter een MRI en echografie
ondergaan. Echografie is een veilige, niet pijnlijke test, zonder straling.
Voor de MRI krijgen kinderen contrast. Problemen bij het toedienen van contrast
zijn zeer zeldzaam en komen eigenlijk alleen bij kinderen met nierproblemen
voor en deze kinderen worden niet in de studie geincludeerd. Het contrast wordt
toegediend door de CVC. Er zullen alleen gadoliniumproducten worden gebruikt
die door regelgevende instanties en ethische commissies zijn goedgekeurd voor
gebruik bij kinderen in de relevante leeftijdscategorieën.
Asymptomatische kinderen in cohort C krijgen om andere redenen een MRI en
ondergaan in het kader van deze studie een extra echografie. Echografie is een
veilige, niet pijnlijke test, zonder straling, en weinig belastend.
Bij kinderen in cohort A en C kunnen asymptomatische trombi worden
gediagnosticeerd. De behandelend arts kan beslissen om deze te behandelen in
geval van een grote trombus of longembolien ter preventie van uitbreiding van
de trombus of om de diagnostische test te herhalen na enige tijd om de grootte
van de trombus te vervolgen.
In symptomatische kinderen (cohort B) wordt echografie gebruikt om DVT te
diagnosticeren, meestal gevolgd door venografie. In de huidige studie wordt ipv
venografie een MRI verricht MRI is minder invasief omdat het contrast gegeven
kan worden door de CVC ipv door een vat op de hand en er komt geen straling aan
te pas. Ook kan men met een MRI het longvaatbed beoordelen op de aanwezigheid
van longembolien. Dat is niet mogelijk met venografie.
Publiek
Vijzelmolenlaan 9
3440 AM Woerden
NL
Wetenschappelijk
Vijzelmolenlaan 9
3440 AM Woerden
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Ondertekend formulier voor geïnformeerde toestemming
Doelgroep
2) Werkende centraal veneuze katheter (CVC) ingebracht in een ader in het bovenlichaam of het onderlichaam (bijvoorbeeld de halsader, ondersleutelbeenslagader of de dijbeenader).
3) Cohort A: Asymptomatische proefpersonen waarbij een nieuwe, blijvende CVC is aangebracht in de loop van de afgelopen 40(± 20) dagen
4) Cohort B: Proefpersonen die symptomen hebben ondervonden van een met een centraal-veneuze katheter (CVC) verband houdende diep-veneuze trombose (DVT) met ter plaatse een CVC, of proefpersonen bij wie, aan de hand van röntgenologische beeldvorming (beeldvormingsmodaliteiten voor het diagnosticeren van een bijkomstige, met een CVC verband houdende DVT kunnen een echocardiogram, CT-scan, MRI of ultrasonografie omvatten, maar zijn daar niet toe beperkt) die is uitgevoerd om andere klinische redenen, incidenteel is vastgesteld dat ze een met een CVC verband houdende DVT in de aderen hebben waar de huidige katheter is geplaatst.;Geslacht en reproductieve status
5) Mannelijk en vrouwelijk van voldragen pasgeborene tot < 18 jaar.
6) Vrouwen moeten een negatieve zwangerschapstest via bloed of urine hebben afgelegd
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1) Geen schriftelijke toestemming van ouders of voogden
Uitzonderingen wat betreft te onderzoeken aandoening
2) Alleen voor de proefpersonen in cohort A: huidige therapeutische dosering van systemische anticoagulantia, systemische tromboprofylaxe of antibloedplaatjestherapie. Plaatselijke tromboprofylaxe [spoelingen, infusies met lage dosis heparine (max. 5 u/kg/uur) of een slot met heparine, urokinase of t-plasminogeenactivator] in overeenstemming met de standaardzorg van het bepaalde centrum is toegestaan.;Medische voorgeschiedenis en gelijktijdige ziekten
3) Kinderen die niet in staat zijn om een MRI met contrastvloeistof te ondergaan.
4) Pacemaker of osteosynthetisch materiaal in de loop van de laatste maand geïmplanteerd.;Resultaten van lichamelijke en laboratoriumonderzoeken
5) Afwijkende resultaten van het laboratoriumonderzoek bij baseline:
* Nierfunctie < 50 % van normale waarde voor leeftijd en grootte
6) Positieve zwangerschapstest;Allergieën en bijwerkingen van de medicatie
7) Allergie voor gadolinium;Overige exclusiecriteria
8) Gevangenen of proefpersonen die onvrijwillig zijn opgesloten
9) Proefpersonen in gedwongen opname ter behandeling van een psychiatrische of
lichamelijke (bijv. besmettelijke ziekte) aandoening.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
ClinicalTrials.gov | NCT01137578 |
CCMO | NL32819.018.10 |