De PRELHUDE studie onderzoekt het 'omgekeerde' van de ZAHARA3 studie; of er subklinische congenitale hartaandoeningen voorkomen bij vrouwen die te vroeg bevallen door een onbekende reden. De biosamples die tijdens en na de bevalling worden…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Hartaandoeningen, congenitaal
- Zwangerschaps-, weeën-, partus- en postpartumproblemen
- Arteriosclerose, stenose, vaatinsufficiëntie en necrose
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Het al dan niet aanwezig zijn van (subklinische) congenitale hartafwijkingen
bij vrouwen met een idiopatische vroeggeboorte.
Aangezien er geen gegevens zijn over het voorkomen van deze afwijkingen bij de
normale populatie, wordt indien dergelijke afwijkingen aanwezig zijn daarna
METC toestemming gevraagd om als controlegroep bij aterm bevallen vrouwen na
een ongecompliceerde zwangerschap een ECG en echo van het hart te kunnen maken.
Het vaststellen van de aanwezigheid, de aard en de moleculaire achtergrond van
vaatafwijkingen in de placenta en het placenta-bed bij vrouwen met een
idiopatische vroeggeboorte.
Controle materiaal wordt inmiddeld verzameld bij vrouwen die aterm bevallen per
sectio (PANDA-postnataal project, door de AMC METC positief beoordeeld op 24
augustus 2010 ( 10.17.1418corr).
De myometrium biopsien verkregen bij sectio worden gebruikt als controle voor
de moleculaire analyses uitgevoerd op myometrium biopsien verkregen bij vrouwen
met een congenitale hartaandoening die prematuur bevallen (de ZAHARA3 studie).
Maternaal- en navelstreng bloed wordt onderzocht op biomarkers met mogelijke
relevantie voor premature geboorte.
Secundaire uitkomstmaten
Geen
Achtergrond van het onderzoek
Bevallen voor een zwangerschapsduur van 37 weken is prematuur en met een
prevalentie van 9.6% treft dit jaarlijks in Nederland ongeveer 14 duizend
pasgeborenen. Premature geboorte is meestal het gevolg van vroegtijdig breken
van de vliezen of premature weeën. Het is bekend dat zowel het groeiende kind,
de placenta als de uterus bijdragen aan de start van het baringsproces. Het
moleculaire mechanisme dat de baring op gang brengt is echter niet
geïdentificeerd en er zijn geen prognostische markers beschikbaar. Behandeling
kan de bevalling meestal korte tijd uitstellen. Vroeggeboorte is een
belangrijke oorzaak van neonatale mortaliteit en morbiditeit.
Recent is duidelijk geworden dat maternale cardiovasculaire pathologie een
risico factor voor premature geboorte kan zijn.
Bij onderzoek van de placenta en het placenta-bed na een vroeggeboorte worden
vaak vasulaire afwijkingen van onbekende oorzaak gezien. Bovendien hebben
zwangere vrouwen met een congenitale hartaandoening een verhoogd risico op een
vroeggeboorte.
Deze laatste constatering is de basis van het ZAHARA3 project, waarbij
zwangeren met een congenitale hartaandoening vroeg tijdens de zwangerschap
gevraagd wordt mee te doen met de studie waarbij tussen 11 en 14 weken en
tussen 20 en 24 weken zwangerschapsduur, de groei van het kind, de placenta en
de maternale vaten die de placenta van bloed voorzien via Doppler ultrasound
onderzocht worden. Onderzocht wordt onder andere of er klinische markers zijn
die ook bij vrouwen zonder aangeboren hartafwijking gebruikt kunnen worden om
een vroeggeboorte te voorspellen. Daarbij wordt ook bloed en urine van moeder
afgenomen.
Het moleculair biologische deel van de studie onderzoekt de ontwikkeling van
placenta en myometrium in muizen met een congenitale hartaandoening tijdens de
zwangerschap. De uit deze studie voortkomende nieuwe leads voor de diagnostiek
en behandeling van vroeggeboorte worden gevalideerd op humane biosamples die
tijdens en na de bevalling van vrouwen met een congenitale hartaandoening (met
informed consent) worden afgenomen.
De PRELHUDE studie onderzoekt het omgekeerd; of er subklinische congenitale
hartaandoeningen of vaatafwijkingen in de placenta of het placenta-bed
voorkomen bij vrouwen die te vroeg bevallen door een onbekende reden. .
Het is van belang te onderzoeken of vrouwen met een idiopatische vroeggeboorte
een subklinische congenitale hartaandoening hebben en welke vaatafwijkingen in
de placenta en het placenta-bed geassocieerd zijn met vroeggeboorte. Het
vaststellen van een eventuele subklinische hartaandoening en de behandeling
daarvan, kan mogelijk een verbetering van de gezondheid van de vrouw op lange
termijn opleveren. Verdere moleculaire gegevens omtrent de aard van de
placentaire vaatafwijkingen kunnen aanleiding geven tot betere diagnostiek en
prognose van een dreigende vroeggeboorte. Identificatie van genen die bij dit
proces betrokken zijn zal op termijn kunnen bijdragen aan een betere
behandeling van vroeggeboorte.
Doel van het onderzoek
De PRELHUDE studie onderzoekt het 'omgekeerde' van de ZAHARA3 studie; of er
subklinische congenitale hartaandoeningen voorkomen bij vrouwen die te vroeg
bevallen door een onbekende reden. De biosamples die tijdens en na de bevalling
worden afgenomen worden gebruikt om eventuele vasculaire afwijkingen in de
placenta en het placenta-bed vast te stellen; moleculair biologisch onderzoek
van placenta, placenta-bed en myometrium wordt vervolgens toegespitst op het
zoeken naar de moleculaire basis van het deze afwijkingen.
Onderzoeksopzet
Gezonde zwangere vrouwen met een dreigende vroeggeboorte worden gevraagd mee te
doen met de PRELHUDE studie.
Na informed consent worden de vrouwen pas geïncludeerd als ze inderdaad voor de
37ste zwnagerschapsweek bevallen.
--> Rond de partus wordt bloed van moeder afgenomen.
--> Als de bevalling plaatsvindt via een kezersnede, of als de patient na de
bevalling onder narcose gaat omdat de placenta manueel verwijderd moet worden,
worden biopten van het placenta-bed en het myometrium afgenomen.
--> Na de geboorte van het kind worden biopten uit de placenta, en
navelstrengbloed uit de placenta afgenomen.
--> Binnen 72 uur na de bevalling wordt de cardiale functie van moeder
onderzocht via ECG en echo.
Inschatting van belasting en risico
De venapunctie bij moeder levert een minimale belasting op. De risico's zijn de
risico's verbonden aan een venapunctie; soms een licht pijnlijke plek of een
hematoom.
Het nemen van myometrium- en placenta-bed biopten wordt gezien als een
procedure met een minimaal risico. De duur van de operatie zal met maximaal
enkele minuten verlengd worden. Het nemen van de biopten zal niet bijdragen aan
het bloedverlies en zal de hechting van de wond in geval van een sectio, niet
negatief beïnvloeden.
Het nemen van placenta biopten en navelstrengbloed gebeurt postpartum en levert
geen risico of belasting voor moeder of kind op.
Binnen 72 uur na de bevalling wordt bij moeder een ECG en een echo van het hart
gemaakt. Deze onderzoeken leveren geen extra belasting of risico voor de
patiënt op.
Publiek
Meibergdreef 9
Amsterdam 1105 AZ
NL
Wetenschappelijk
Meibergdreef 9
Amsterdam 1105 AZ
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Vrouwen die te vroeg bevallen zonder duidelijke reden
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
HIV positief, patienten met een congenitale hart aandoening, meerlingzwangerschappen, uterus afwijkingen, congenitale/chromosomale afwijkingen.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL38175.018.11 |