Doel van huidig onderzoek is het bestuderen van de verschillen tussen kinderen en adolescenten met AGS en gezonde controles op het neuropsychologisch functioneren. Een verschil in neuropsychologisch functioneren zou consequenties kunnen hebben voor…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Endocriene aandoeningen, congenitaal
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Meetinstrumenten
Cognitief functioneren
Om het algemene intelligentieniveau te meten wordt gebruik gemaakt van de
Wechsler Intelligence Scale (WISC-III). Deze intelligentietest is genormeerd
voor kinderen van 6 t/m 16 jaar. De WISC-III-NL omvat 13 subtests, gegroepeerd
als Verbale en Performale subtests. Eén subtest is aanvullend en twee subtests
zijn optioneel.
De Behavioural Assessment of the Dysexecutive Syndrome for Children (BADS-c)
wordt gebruikt om problemen in het dagelijks functioneren te meten die ontstaan
vanuit stoornissen in de planning- en/of organisatie. We nemen twee subtests
af van deze batterij, namelijk de sleutelzoektest en de dierentuin plattegrond
test.
Een verkorte versie van de Test of Everyday Attention for Children (TEA-Ch)
wordt gebruikt om verschillende aspecten van aandacht te meten. We zullen vier
subtesten afnemen van deze batterij. De subtest Ruimteschepen wordt afgenomen
om de selectieve aandacht te meten. De Tel Mee taak voor de volgehouden
aandacht, Trollen Tellen om aandachtscontrole en switching te meten en de
Ruimteschepen Dubbeltaak om verdeelde aandacht te meten.
Sociale cognitie
Om de sociale cognitie te onderzoeken zal gebruik worden gemaakt van de Theory
of Mind test-R (ToM test-R). Er wordt gekeken in welke mate de kinderen
beschikken over sociaal begrip, sociaal inzicht en sociale sensitiviteit. Aan
de hand van deze test kan een sterkte/zwakte analyse worden gemaakt m.b.t.
sociaal cognitieve vaardigheden. De test is genormeerd voor kinderen van 4 t/m
12 jaar.
De Emotion Recognition Task (ERT) meet de herkenning van zes basis emoties in
gezichtsuitdrukkingen: angst, blijheid, verdriet, verrassing, boosheid en
walging. Er worden video clips van verschillende lengtes getoond, startend bij
een neutraal gezicht dat verandert in een gezichtsuitdrukking van verschillende
intensiteit (20-100%).
Sociaal-emotioneel functioneren
Met behulp van de Sociaal-Emotionele Vragenlijst (SEV) vragenlijst wordt
gekeken of er sprake is van sociaal-emotionele problematiek. Deze vragenlijst
wordt door de ouders van de kinderen afgenomen.
Met behulp van de Pediatric Quality of Life Inventory (PEDS-QL) wordt gekeken
naar de kwaliteit van leven. Er zijn uitkomstmaten in vier verschillende
domeinen: lichamelijk, sociaal, emotioneel en het functioneren op school.
Kinderen vanaf 8 jaar kunnen deze vragenlijst zelf invullen, bij de kinderen
van 6 en 7 kunnen ouders dit doen.
De Child Behavior Checklist (CBCL) is een diagnostisch instrument om
probleemgedrag en vaardigheden van kinderen en jeugdigen op gestandaardiseerde
wijze te kwantificeren. De CBCL 6-18 (voor kinderen en adolescenten van 6 t/m
18 jaar) bevat vragen over vaardigheden en emotionele en gedragsproblemen van
het kind of de jongere. Daarnaast zijn er twee open vragen over andere
problemen. De vragen over vaardigheden vormen de vaardigheidsschalen:
activiteiten, sociaal en school. De schalen vormen opgeteld de schaal Totale
Vaardigheden. De vragen over gedrag vormen de probleemschalen:
teruggetrokken/depressief, lichamelijke klachten, angstig/depressief, sociale
problemen, denkproblemen, aandachtsproblemen, normafwijkend gedrag en agressief
gedrag. De eerste drie probleemschalen vormen samen het brede-bandsyndroom
'internaliserende problematiek' en de laatste twee het brede band syndroom
'externaliserende problematiek'. Alle probleemschalen samen vormen de schaal
'totale problemen'.
De competentie-belevingsschaal voor kinderen en adolescenten (CBSK en CBSA)
geeft op een gestandaardiseerde wijze inzicht in de manier waarop een kind
zichzelf ervaart en hoe hij zijn eigen vaardigheden en adequaatheid op een
aantal relevante levensgebieden inschat. De 35 items van de CBSA zijn onder te
verdelen in zes subschalen: Schoolvaardigheden, Sociale acceptatie, Sportieve
vaardigheden, Fysieke verschijning, Gedragshouding en Gevoel van eigenwaarde.
Secundaire uitkomstmaten
Naast het neuropsychologisch functioneren van het kind wordt ook gekeken naar
het psychologisch functioneren van de ouders.
De mate van ouderlijke stress wordt gemeten met de Nijmegen Parenting Stress
Index - verkorte vorm (NOSIK). De NOSIK is een diagnotische vragenlijst om te
onderzoeken of ouders stress ervaren in de context van het opvoeden van hun
kind.
Met de Schok Verwerkingslijst (SVL) willen we onderzoeken of ouders in enige
mate een trauma hebben opgelopen rondom de geboorte van hun kind. De SVL meet
twee belangrijke kenmerken van de verwerking van een ingrijpende gebeurtenis,
namelijk Herbeleving en Vermijding. De SVL bestaat uit 15 items waarvan er
zeven betrekking hebben op herbeleving en acht op vermijding van gedachten en
gevoelens over de gebeurtenis.
Achtergrond van het onderzoek
Cognitief functioneren en AGS
Een verstoorde hormoonhuishouding als gevolg van het adrenogenitaal syndroom
(AGS) kan een verandering in de cognitieve ontwikkeling tot gevolg hebben.
Verschillende studies hebben gekeken naar de invloed van hormonen en neonataal
zoutverlies op de ontwikkeling van de hersenen door patiënten met AGS te
vergelijken met gezonde controles.
De eerste studie naar intelligentie en cognitief functioneren bij AGS patiënten
werd gedaan door McGuire en anderen (1975). Zij vonden geen verschillen in
intelligentie tussen AGS patiënten en gezonde controles. Recentere studies
kijken meer naar verschillen in cognitief profiel, waarbij wordt onderzocht of
meisjes met AGS een meer *mannelijk cognitief profiel* hebben. Helleday en
anderen (1994) vinden support voor deze veronderstelling. Zij vinden een groter
verschil tussen Performaal en Verbaal IQ bij meisjes met AGS, in het voordeel
van het Performaal IQ. Andere onderzoeken keken naar verschillen in de vorm van
AGS: de zoutverliezende vs de viriliserende vorm. Johannson en anderen vinden
lagere IQ scores bij de zoutverliezende vorm, alhoewel andere studies deze
resultaten niet ondersteunen (Malouf en anderen, 2006).
Ook zou prenatale behandeling met dexamethason invloed kunnen hebben op de
cognitieve ontwikkeling. Er lijkt een marginaal positief effect te zijn op het
cognitief functioneren bij patiënten met AGS (Maryniak en anderen, 2012),
daarentegen kan prenatale behandeling een negatief effect hebben op het
cognitief functioneren bij gezonde kinderen (Meyer-Bahlburg en anderen, 2012).
Ook zou penatale dexamethason behandeling invloed hebben op het verbale
werkgeheugen (Hirvikoski, 2007).
Onderzoek naar het cognitief functioneren bij AGS laat tegenstrijdige
resultaten zien. Verschillen in cognitief functioneren en intelligentie lijken
gerelateerd aan prenatale en postnatale behandeling, type aandoening en beloop
van de aandoening en niet aan AGS als zodanig. Bij toekomstig onderzoek zal met
al deze factoren rekening moeten worden gehouden.
Kwaliteit van leven/sociaal emotioneel functioneren en AGS
In huidig pilot onderzoek willen we naast de cognitie ook kijken naar het
sociaal emotioneel functioneren en de kwaliteit van leven van kinderen en
adolescenten met AGS. Uit beperkte voorgaande onderzoeksresultaten blijkt dat
kinderen met AGS meer moeite hebben met het ontwikkelen van relaties, ze een
verstoord zelf-concept en body image hebben en dat ze vaker banen kiezen
waarbij ze niet met mensen hoeven te werken (Guth en anderen, 2006).
Studies naar de kwaliteit van leven bij AGS laten tegenstrijdige resultaten
zien (Johannsen en anderen, 2006; Reisch en anderen, 2011). Han en anderen
(2013) onderzochten de samenhang van kwaliteit van leven met meerdere factoren
zoals medicijn behandeling met corticoïden, controle over de ziekte en
gezondheidsaspecten als de stofwisseling (obesitas, weerstand tegen insuline).
Zij concluderen dat behandeling met sterkere corticoïden geassocieerd is met
een slechter metabolisme en een gestoorde kwaliteit van leven. Het causaal
verband is hierbij niet duidelijk en dient nader onderzocht te worden.
Sociale cognitie en AGS
Structureel MRI onderzoek laat zien dat kinderen met AGS een kleiner amygdala
volume hebben dan gezonde controles (Merke en anderen, 2003). Uit fMRI
onderzoek komen tevens naar voren dat er een verschil is in amygdala functie
tijdens het verwerken van emotionele stimuli tussen AGS patiënten en gezonde
controles. Ernst en anderen (2007) ontdekten dat patiënten een hogere
activiteit laten zien bij het kijken naar negatieve stimuli in bepaalde
hersengebieden (fusiform gyrus, de precuneus, temporale gebieden en het
striatum) in vergelijking met gezonde controles. Ook onthouden patiënten met
AGS negatieve stimuli (gebeurtenissen en gezichten) slechter dan gezonde
controles (Maheu en anderen, 2008; Mazzone en anderen, 2011). Mazzone en
anderen (2011) vonden met behulp van fMRI dat AGS patiënten tijdens taken naar
het emotioneel geheugen abnormale activiteit vertoonden in het limbische
circuit (amygdala, hippocampus en de anterieur cingulate cortex).
De amygdala is een belangrijke structuur betrokken bij sociale cognitie
(Adolphs, 2010). Uit verschillend neuroimaging onderzoek komt naar voren dat de
amygdala een belangrijke rol speelt bij het interpreteren van gedachten,
overtuigingen en verlangens van anderen. Een construct dat ook wel *theory of
mind* wordt genoemd (Shaw en anderen, 2003; Stone en anderen, 2005).
Het is maatschappelijk relevant bovenstaand onderzoek te combineren en te
kijken of AGS patiënten verschillen in sociale cognitie vergeleken met gezonde
controles.
Doel van het onderzoek
Doel van huidig onderzoek is het bestuderen van de verschillen tussen kinderen
en adolescenten met AGS en gezonde controles op het neuropsychologisch
functioneren. Een verschil in neuropsychologisch functioneren zou consequenties
kunnen hebben voor de kwaliteit van leven en het dagelijks functioneren van
kinderen met AGS. Daarom willen we deze aspecten bij kinderen en adolescenten
met AGS in kaart brengen.
De vraagstellingen die kunnen worden beantwoord:
1) Is er een verschil in sociaal emotioneel functioneren op de leeftijd van
6-16 jaar tussen AGS patiënten en gezonde controles? Welke factoren kunnen
hierop van invloed zijn?
2) Is er een verschil in cognitief functioneren op de leeftijd van 6-16 jaar
tussen AGS patiënten en gezonde controles? Welke factoren kunnen hierop van
invloed zijn?
3) In de tweede onderzoeksvraag zal naast het algemeen cognitief functioneren
ook de sociale cognitie worden meegenomen.
In de klinische praktijk is behoefte aan meer kennis over het
neuropsychologisch functioneren bij patiënten met AGS zodat er in de
behandeling gerichter geïntervenieerd kan worden. Ook zal de advisering naar
kinderen, hun ouders en leerkrachten van hogere kwaliteit zijn.
Onderzoeksopzet
Methode(n)
De incidentie van AGS is 15-20 nieuwe patiënten per jaar. Over de periode
1997-2007 gaat het om maximaal 100 patiënten in de leeftijd van 6 tot 16 jaar.
Voor deze pilot zullen in eerste instantie alleen kinderen worden benaderd die
onder behandeling staan in Nijmegen. Het zal hier dus om een aanzienlijk lager
aantal gaan.
Er zullen kinderen en adolescenten worden gerekruteerd die nog onder controle
zijn voor AGS in het Radboud UMC. De kinderendocrinoloog zal contact leggen met
patiënten en uitleg geven over het onderzoek. Het onderzoek kan als uitbreiding
op de huidige klinische zorg worden gezien. Kinderen en hun ouders krijgen de
kans meer informatie te krijgen over het functioneren van het kind.
Er zal gebruik worden gemaakt van aanmeldingsformulieren en hierna zal de
onderzoeker contact leggen met de kinderen en hun ouders om het onderzoek nader
toe te lichten.
Er zal door de ouders, of kinderen ouder dan 12, een toestemmingsverklaring
worden ondertekend.
Gezonde controles zullen gematcht worden op leeftijd en geslacht en zijn broers
en zussen van de kinderen met AGS. Zij zullen eveneens worden gerekruteerd via
de arts, en daarmee de ouders, van de kinderen met AGS.
Het onderzoek zal bestaan uit één bezoek waarbij de kinderen een aantal
neuropsychologische taken zullen uitvoeren. Kinderen vanaf 11 jaar zullen
tevens een paar vragenlijsten invullen, dit gebeurt digitaal via een programma
op internet. Ook één van de ouders van de kinderen zal digitaal een aantal
vragenlijsten invullen.
Als de onderzoeksresultaten zijn verwerkt zullen de kinderen (en ouders) via de
onderzoeker op de hoogte worden gebracht van de onderzoeksresultaten.
Deelnemers zullen schriftelijk uitslag krijgen van de onderzoeksresultaten. Als
er vragen of onduidelijkheden zijn kunnen ouders telefonisch contact opnemen
met de onderzoeker.
Inschatting van belasting en risico
Het gehele onderzoek zal bestaan uit één bezoek. Verwacht wordt dat het bezoek
maximaal één dagdeel (ongeveer 3 uur) in beslag zal nemen voor het kind. Aan de
ouders wordt gevraagd een aantal vragenlijsten digitaal in te vullen. Aan het
onderzoek zullen verder geen risico's verbonden zijn. Ouders en kinderen
krijgen schriftelijk uitslag van de onderzoeksresultaten in de vorm van een
verslag. Dit biedt hen een overzicht van het neuropsychologisch functioneren
van hun kind.
Publiek
Geert Grooteplein 14
Nijmegen 6525 GA
NL
Wetenschappelijk
Geert Grooteplein 14
Nijmegen 6525 GA
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Kinderen en adolescenten tussen 6 en 16 jaar die onder behandeling zijn voor AGS in het UMC St Radboud
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Comorbiditeit: een andere ziekte die invloed kan hebben op het neuropsychologisch functioneren
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL48454.091.14 |