1) Aan te tonen dat transradiale interventie vergeleken met femorale incisie in verband wordt gebracht met een lager samengesteld eindpunt van overlijden, MI of beroerte binnen de eerste 30 dagen na randomisatie bij patiënten met een acuut coronair…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Kransslagaderaandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Een gecombineerde uitkomstmaat voor overlijden, re-infarct (MI) of beroerte
Secundaire uitkomstmaten
Een gecombineerde uitkomstmaat voor overlijden, niet-fatale MI, beroerte of een
type 3 en 5 ernstige bloedingscomplicatie (volgens de BARC-definitie) na 30
dagen.
Overige belangrijke secundaire eindpunten:
1) De ratio van elke afzonderlijke component van het samengestelde primaire of
het belangrijkste secundaire eindpunt na 30 dagen en 1 jaar, geanalyseerd in de
verschillende onderzoekspopulaties waaronder de ITT- en PP-incisiegroep, zowel
in de totale ingeschreven patiëntenpopulatie (d.w.z. met inbegrip van patiënten
die alleen angiografie ondergingen) als bij diegenen die uiteindelijk PCI
ondergingen; en in de farmacologische ITT- en PP-groep zowel in de totale
ingeschreven patiëntenpopulatie (d.w.z. met inbegrip van patiënten die alleen
angiografie ondergingen) als bij diegenen die uiteindelijk PCI ondergingen;
gestratificeerd op basis van het daadwerkelijke gebruik van GPI in de
referentiegroep.
2) Het aantal gevallen van stenttrombose op een willekeurig moment gedurende de
follow-up en het aantal gevallen van spoedrevascularisatie van het doelvat
(target vessel revascularization-TVR) tot 30 dagen.
3) Het aantal procedurele successen gedefinieerd als definitieve TIMI-3-flow en
een resterende coronaire stenose van minder dan 30% bij visuele inschatting.
4) Meer of minder ernstige TIMI-bloedingen en netto klinische uitkomsten
(gedefinieerd als de samengestelde uitkomstmaat van overlijden, MI, beroerte,
en meer of minder ernstige bloedingen volgens TIMI), en het aantal gevallen van
trombocytopenie.
5) De lengte en duur van de ziekenhuisopname alsmede de kosteneffectiviteit van
transradiale interventie versus transfemorale interventie met bivalirudin
versus UFH ± GPI.
6) De noodzaak voor chirurgisch herstel van of chirurgische interventie op de
incisieplaats en/of transfusie met bloedproducten.
7) De voorspelde invloed van de bloedingscomplicaties op het aantal gevallen
van overlijden, MI of beroerte na 30 dagen, beoordeeld op basis van de diverse
bloedingsclassificaties waaronder BARC, TIMI en GUSTO; alsmede de voorspelde
rol van trombocytopenie.
8) De voorspelde waarde van restactiviteit van de P2Y12-bloedplaatjes ten
behoeve van de behandeling, gemeten met behulp van zogenaamde point-of-care
apparatuur tijdens of direct na de PCI.
Achtergrond van het onderzoek
Het gebruik van gecombineerde antistolling behandelingen in de laatste twee
decennia heeft de risico's van een hartaanval na een dotterbehandeling
substantieel verlaagd, maar het wordt ook geassocieerd met een significante
toename van het risico op bloedingen. Therapieen of strategieen die de
voordelen behouden van de huidige antistolling behandelingen, maar die een
lager risico op bloedingen hebben zijn daarom van grote klinische waarde. Grote
bloedingen zijn momenteel de grootste niet-hartgerelateerde complicatie van
behandeling van patienten met coronaire hartziekten die een dotterbehandeling
hebben ondergaan.
Bloedingen bij patienten met acuut coronair syndroom (ACS) worden geassocieerd
met een verhoogd risico op de mortaliteit en morbiditeit op lange termijn, en
dit wordt momenteel gezien als een causaal verband. Daarom is het terugbrengen
van de frequentie van bloedingsvoorvallen, terwijl wel werkzaamheid behouden
blijft, een belangrijk doel in de behandeling van patienten met ACS. De meest
voorkomende plaats van bloeding bij invasief behandelde patienten met ACS is de
aanprikplek bij de femorale arterie gebruikt voor hartkathetherizatie.
Doel van het onderzoek
1) Aan te tonen dat transradiale interventie vergeleken met femorale incisie in
verband wordt gebracht met een lager samengesteld eindpunt van overlijden, MI
of beroerte binnen de eerste 30 dagen na randomisatie bij patiënten met een
acuut coronair syndroom die een beleid met vroege interventie ondergaan.
2) Aan te tonen dat infusie met bivalirudin in vergelijking tot de
standaardbehandeling die bestaat uit ongefractioneerde heparine (UFH) en
tijdelijk gebruik van glycoproteïne-IIb/IIIa-remmers (GPI) in verband wordt
gebracht met een lager samengesteld eindpunt van overlijden, MI of beroerte
binnen de eerste 30 dagen na randomisatie bij patiënten met een acuut coronair
syndroom de een beleid met vroege interventie ondergaan.
Onderzoeksopzet
Een multicenter, prospectief, gerandomiseerd, open label, 2 x 2
vergelijkingsonderzoek van transradiale vs. transfemorale interventie en
bivalirudin vs. ongefractioneerde heparine en het tijdelijk gebruik van een
glycoproteïne-IIb/IIIa-remmer.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Onderzoeksbehandeling, dosering en wijze van toediening: Transradiale interventie: wordt uitgevoerd volgens de richtlijnen van de instelling en de gevestigde lokale praktijk. Bivalirudin: gegeven onmiddellijk na inschrijving in een bolus van 0,75 mg/kg direct gevolgd door een infusie van 1,75 mg/kg/u. Deze infusie dient voortdurend te lopen tot de voltooiing van de PCI. Op dat moment dient de infusie ofwel te worden gestopt ofwel te worden verlaagd naar een dosis van 0,25 mg/kg/u gedurende ten minste 6 uur. Een optioneel hoger gedoseerde infusie van 1,75 mg/kg/u is ook toegestaan tot een maximum van 4 uur bij de verlengde infusiegroep, maar verboden bij de korte bivalirudingroep. Patiënten die geen PCI ondergaan en met medicatie dienen te worden behandeld mogen de infusie van 0,25 mg/kg/u voortzetten tot maximaal 72 uur. Patiënten die CAG met stentplaatsing zullen ondergaan dienen antistolling te krijgen volgens de lokale praktijk. Antistolling na PCI voor profylaxe of anderszins mag worden voortgezet volgens de lokale praktijk. Referentiebehandeling, dosering en wijze van toediening: Transfemorale interventie: wordt uitgevoerd volgens de richtlijnen van de instelling en de gevestigde lokale praktijk. Middelen voor het sluiten van de incisie zijn toegestaan volgens de lokaal geldende praktijk. UFH ± GPI: Ongefractioneerde heparine (UFH) (100 IE/kg zonder glycoproteïne- IIb/IIIa-remmer (GPI) en 60 IE/kg met GPI); +/- eptifibatide routinematig of bij plotselinge beëindiging (twee 180 g /kg bolussen met een 10-minuteninterval gevolgd door een infusie van 2,0 g /kg/min gedurende 72-96 uur), of tirofiban (25 g/kg gevolgd door een infusie van 0,15 g/kg/min gedurende 18 tot 24 uur), of abciximab (bolus van 0,25 mg/kg gevolgd door een infusie van 0,125 g/kg/min gedurende 12-24 uur (maximale dosis, 10 g/min). Patiënten die CAG met stentplaatsing zullen ondergaan dienen antistolling te krijgen volgens de lokale praktijk. Antistolling na PCI voor profylaxe of anderszins mag worden voortgezet volgens de lokale praktijk.
Inschatting van belasting en risico
Geen extra belasting of risico voor de patient aangezien alle interventies
beschouwd kunnen worden als standaardzorg.
Publiek
Via Conservatorio 22
Milano 20122
IT
Wetenschappelijk
Via Conservatorio 22
Milano 20122
IT
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. een voorgeschiedenis passend bij nieuwe of verergerende ischemie, die optreedt in rust of bij minimale activiteit;
2. inschrijving binnen 7 dagen gerekend vanaf de meest recente symptomen;
3. geplande coronaire angiografie met een mogelijke indicatie voor PCI (Percutane Coronaire Interventie);
4. ten minste twee van de volgende criteria:
• 60 jaar of ouder,
• Troponine T of I of creatinekinase MB boven de hoogste normaalwaarde;
• Veranderingen in het elektrocardiogram die overeenkomen met ischemie, bijvoorbeeld ST-depressie van 1 mm of meer in 2 aan elkaar grenzende geleidingen, inversie van de T-golf van meer dan 3 mm, of willekeurige dynamische ST-verschuivingen.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Patienten die geen geinformeerde toestemming kunnen geven of een levensverwachting hebben van <30 dagen.
2. Allergie / intoleratntie voor bivalirudine of ongefractioneerde heparine.
3. Stabiele of stille CAD als indicatie voor coronaire angiografie.
4. Behandeling met LWMH in de laatste 6 uur.
5. Behandeling met een GPI in de laatste 3 dagen.
6. Absolute contra-indicaties of allergie die niet met pre-medicatie te behandelen is voor contrastvloeistof of een van de studiemedicaties inclusief aspirine en clopidogrel.
7. Contra-indicaties voor angiografie, inclusief maar niet uitsluitend ernstige perifere vasculaire aandoeningen.
8. Indien bekend, zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven. Vrouwen in vruchtbare leeftijd zullen gevraagd worden of ze zwanger zijn of denken dat ze zwanger gaan worden.
9. indien bekend, een creatinineklaring van <30 mL/min of afhankelijk van dialyse.
10. Eerdere enrolment in deze studie.
11. Behandeling met andere studiemedicijnen of medische hulpmiddelen in de voorgaande 30 dagen.
12. Randomisatie of gepland gebruik van andere studiemedicijnen of medische hulpmiddelen in deze studie.
13. Ernstige ongecontroleerde hypertensie (gedefinieerd als aanhoudende systolische bloeddruk hoger dan 220 mmHg ondanks behandeling met medicatie).
14. Subacute bacteriele endocarditis.
15. PCI in de voorgaande 30 dagen.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2011-000430-11-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT01433627 |
CCMO | NL47708.075.14 |