Nieuwe ontwikkelingen in de behandeling van patiënten met hepatitis C-infectie hebben bijgedragen aan betere behandelresultaten in diverse populaties. Voor patiënten met CKD, vooral van stadium 3-5, blijven de behandelingsopties echter beperkt en…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Virale infectieziekten
- Nieraandoeningen (excl. nefropathieën)
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Bij proefpersonen met chronische nierziekte (CKD-stadium 4-5) en chronische HCV
GT1-infectie met voorbehandeling HCV-RNA van ten minste 10.000 IE/ml:
*
De primaire doelstelling(en) is (zijn):
(1) Doelstelling: Beoordeling van de werkzaamheid van MK-5172 + MK-8742 bij
patiënten met HCV GT1-infectie en CKD (chronic kidney disease - chronische
nierziekte) in de onmiddellijke-behandelingsgroep en de intensieve PK-groep.
Hypothese: Het percentage patiënten met HCV GT1-infectie en CKD 4-5, dat SVR
(gedefinieerd als HCV-RNA
voltooiing van elke onderzoeksbehandeling, zal hoger zijn dan 45% (zie sectie
4.2.1 Rationale voor het onderzoek).
(2) Doelstelling: Beoordeling van de veiligheid en verdraagbaarheid van MK-5172
in combinatie met MK-8742 in de onmiddellijke-behandelingsgroep in vergelijking
met de placebobehandeling van de uitgestelde-behandelingsgroep.
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire doelstelling(en) en hypothese(n)
(1) Doelstelling: Beoordeling van de werkzaamheid van MK-5172 in combinatie met
MK-8742 aan de hand van het percentage patiënten met:
•SVR24 (sustained virologic response of aanhoudende virologische respons bij 24
weken na voltooiing van elke onderzoeksbehandeling) in de
onmiddellijke-behandelingsgroep en de intensieve PK-groep, gedefinieerd als
HCV-RNA
onderzoeksbehandeling.
•SVR4 (aanhoudende virologische respons bij 4 weken na voltooiing van elke
onderzoeksbehandeling), gedefinieerd als HCV-RNA
TND) bij 4 weken na voltooiing van elke onderzoeksbehandeling.
•SVR12 (aanhoudende virologische respons bij 12 weken na voltooiing van elke
onderzoeksbehandeling), gedefinieerd als HCV-RNA
TND) bij 12 weken na voltooiing van elke onderzoeksbehandeling bij de periode
met werkzame stof van de uitgestelde-behandelingsgroep.
•SVR12 (aanhoudende virologische respons bij 12 weken na voltooiing van elke
onderzoeksbehandeling), gedefinieerd als HCV-RNA
TND) bij 12 weken na voltooiing van elke onderzoeksbehandeling voor alle
werkzame-behandelingsgroepen gecombineerd.
(2) Doelstelling: Beoordeling van de veiligheid en verdraagbaarheid van MK-5172
in combinatie met MK-8742 voor alle behandelingsgroepen.
(3) Doelstelling: Beoordeling van de ontwikkeling van virale RAV*s
(resistance-associated variants - resistentie-gerelateerde varianten) met
resistentie tegen MK-5172 en MK-8742 bij toediening als onderdeel van een
combinatiebehandeling.
Achtergrond van het onderzoek
MK-5172 is een remmer van HCV NS3/4-protease, en MK-8742 is een
kleine-molecuulremmer van HCV-NS5A-eiwit (niet-structureel eiwit 5A) dat een
pleiotroop eiwit is met belangrijke functionaliteit bij zowel de
HCV-RNA-replicatie, als ook bij de modulering van de gastheercelfysiologie.
HCV-infectie is een forse uitdaging voor de gezondheidszorg. Wereldwijd zijn
ongeveer (~) 170 miljoen mensen geïnfecteerd. Bij 55% tot 85% van de
geïnfecteerde personen ontwikkelt zich een CHC virus-infectie (chronische
hepatitis C-virus) die leidt tot een chronische leveraandoening en uiteindelijk
tot levercirrose of hepatocellulair carcinoom. De gevolgen van een HCV-infectie
vormen de belangrijkste indicatie voor levertransplantatie in de ontwikkelde
landen. De prevalentie van HCV-infectiediagnoses zal in de komende twintig jaar
nog verder stijgen. De huidige SOC (standard of care - standaardbehandeling)
voor HCV G1 (zonder CKD) is een HCV NS3/4A-proteaseremmer van de eerste
generatie (boceprevir of telaprevir) + PegIFN (pegylated interferon -
gepegyleerd interferon) + RBV (ribavirine). Een behandelingskuur van 24 tot 48
weken resulteert in aanhoudende virale klaring van HCV-RNA met een SVR24
(sustained virologic respons 24 weeks after therapy - aanhoudende virologische
respons bij 24 weken na voltooiing van de behandeling) in 66%-79% van de
niet-cirrotische, G1-geïnfecteerde TN-patiënten (treatment-naive - niet eerder
behandeld). Verdere verbeteringen in de behandeling van HCV-infectiepatiënten
worden verwacht. Beter verdraagbare, effectievere en minder belastende
behandelingen met oraal toegediende, nieuwe DAA*s (direct acting antivirals -
direct werkende antivirale middelen) worden ontwikkeld of zijn reeds
goedgekeurd. In dit onderzoek worden de veiligheid en de werkzaamheid
onderzocht van een dergelijke behandeling (een orale combinatie van MK-5172 en
MK-8742) welke is onderzocht in trials bij HCV-infectiepatiënten met en zonder
CKD.
Doel van het onderzoek
Nieuwe ontwikkelingen in de behandeling van patiënten met hepatitis C-infectie
hebben bijgedragen aan betere behandelresultaten in diverse populaties. Voor
patiënten met CKD, vooral van stadium 3-5, blijven de behandelingsopties echter
beperkt en suboptimaal. Gezien de beperkingen van de huidige
behandelingsmogelijkheden van HCV-infectie, is het duidelijk dat er een
dringende behoefte bestaat aan betere behandelingen. De ideale
HCV-infectiebehandeling voor patiënten met CKD van stadium 3-5 mag geen
ribavirine bevatten, mag niet nefrotoxisch zijn en mag alleen middelen bevatten
die primair buiten de nier om uit het lichaam worden verwijderd. Beter
verdraagbare, effectievere en minder belastende behandelingen met oraal
toegediende, nieuwe DAA*s (direct acting antivirals - direct werkende
antivirale middelen) worden ontwikkeld of zijn reeds goedgekeurd. In dit
onderzoek worden de veiligheid en de werkzaamheid onderzocht van een dergelijke
behandeling (een orale combinatie van MK-5172 en MK-8742) welke is onderzocht
in trials bij HCV-infectiepatiënten met en zonder CKD.
Onderzoeksopzet
Dit is een conform goede klinische praktijk uitgevoerd, gerandomiseerd,
multicentraal, placebogecontroleerd onderzoek met parallelle groep van MK-5172
en MK-8742 bij personen met HCV-infectie (hepatitis C-virus) en CKD (chronic
kidney disease - chronische nierziekte).
Aan dit onderzoek nemen circa 220 niet-cirrotische en cirrotische HCV
GT1-infectiepatiënten (hepatitis C-virus van genotype 1) deel die bovendien
lijden aan CKD (chronic kidney disease - chronische nierziekte). In tabel 1 van
het protocol worden de HCV-infectie- en CKD-ziektekenmerken gedefinieerd voor
de patiënten die kunnen deelnemen aan dit onderzoek. Aan dit onderzoek kan
worden deelgenomen door patiënten op onderhoudshemodialyse (inclusief patiënten
die wachten op niertransplantatie en patiënten met een mislukte
niertransplantatie in de voorgeschiedenis die geen immunosuppressiva meer
gebruiken) en patiënten met CKD van stadium 4-5 die niet worden gedialyseerd,
waarbij ten minste 20% van de deelnemers dient te behoren tot de tweede
categorie. Patiënten moeten niet eerder een HCV-infectiebehandeling hebben
ondergaan, inclusief een DAA-behandeling (direct acting antiviral - direct
werkend antiviraal middel), of patiënten moeten intolerant zijn of een terugval
hebben ondergaan of patiënten reageerden niet op een voorgaande IFN-gebaseerde
behandeling. Patiënten dienen vóór deelname een leverbiopsie of niet-invasieve
tests te ondergaan om vast te stellen of er wel of geen levercirrose aanwezig
is.
De proefpersonen (210) worden in een 1:1-verhouding gerandomiseerd voor ofwel
behandeling met MK-5172 100 mg d.d. en MK-8742 50 mg d.d. gedurende 12 weken en
een follow-up van 24 weken na voltooiing van de behandeling
(onmiddellijke-behandelingsgroep), dan wel behandeling met een placebo
gedurende 12 weken i.p.v. MK-5172 en MK-8742, gevolgd door een periode van 4
weken zonder blindering en vervolgens 12 weken met MK-5172 100 mg d.d. en
MK-8742 50 mg d.d. en een follow-up van 24 weken na voltooiing van de
behandeling (uitgestelde-behandelingsgroep).
Daarnaast worden 10 CKD-patiënten (5 op hemodialyse en 5 zonder dialyse)
toegewezen aan een niet-geblindeerde groep die wordt behandeld met MK-5172 100
mg d.d. en MK-8742 50 mg d.d. gedurende 12 weken, met daarna een follow-up van
24 weken. Deze 10 proefpersonen vormen de intensieve PK-groep (pharmacokinetics
- farmacokinetiek).
In Nederland zullen geen patiënten deelnemen aan de intensieve PK groep.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De eerste dosis van de onderzoeksbehandeling zal worden toegediend in het onderzoekscentrum bij Bezoek 2, of bij het Dag 1-bezoek. Daarna wordt eenmaal daags een dosis ingenomen door de proefpersoon (d.w.z. thuis zonder toezicht) op ongeveer hetzelfde tijdstip elke dag. Behandelingsgroepen: Onmiddellijke behandeling: MK-5172 100 mg + MK-8742 50 mg gedurende 12 weken Uitgestelde behandeling: MK-5172 placebo + MK-8742 placebo gedurende 12 weken + 4 weken follow-up na deblindering, gevolgd door MK-5172 100 mg + MK-8742 50 mg gedurende 12 weken Intensieve PK: MK-5172 100 mg + MK-8742 50 mg gedurende 12 weken (niet geblindeerd) (niet in Nederland)
Inschatting van belasting en risico
Proefpersonen kunnen bij enkele van de onderzoeken wat ongemak voelen. Er
kunnen ook bepaalde risico*s zijn, zoals:
• Het elektrocardiogram (ecg) kan kleine ongemakken veroorzaken tijdens het
plaatsen van de ecg-draden op de huid en het verwijderen daarvan.
• Bloedmonsters: het afnemen van bloed uit de arm kan pijn, blauwe plekken, een
licht gevoel in het hoofd en (zelden) infectie veroorzaken.
• Leverbiopsie: Een leverbiopsie is een ingreep waarbij een klein stukje
weefsel van de lever wordt verwijderd waarna dit met een microscoop wordt
onderzocht op tekenen van ziekte. Bij alle hoofdtypen van biopsie wordt
leverweefsel verwijderd met een naald, maar elk type heeft een eigen methode
voor het inbrengen van de naald. Een leverbiopsie kan in een ziekenhuis of in
een polikliniek worden uitgevoerd. De meest gebruikte techniek voor het afnemen
van een levermonster is een percutane leverbiopsie. Voor deze methode wordt een
naald via de buik in de lever ingebracht om een klein stukje weefsel te
verwijderen. Pijn op de biopsieplaats is het meest voorkomende risico van een
percutane leverbiopsie en komt bij ongeveer 20 procent van de patiënten voor.
Het risico op overmatige bloeding, genaamd hemorragie, komt bij 1 op 500 tot 1
op 1000 patiënten voor.
Het risico op overlijden is ongeveer 1 op 10.000 tot 1 op 12.000. Indien
hemorragie optreedt, kan zogenaamde embolisatie (dichtmaken van het bloedvat)
worden toegepast om het bloeden te stoppen, gecombineerd met een
röntgenonderzoek om de bloedvaten zichtbaar te maken (angiografie).
In sommige gevallen is een bloedtransfusie noodzakelijk. Ook een chirurgische
ingreep kan worden toegepast om een bloeding te stoppen.
Andere risico*s zijn punctuur van andere interne organen, infectie en
verspreiding van kankercellen, ook wel uitzaaiing genoemd.
• FibroTest: Een Fibrotest is een bloedtest en vereist dan ook het afnemen van
een bloedmonster door een zorgverlener, die het monster vervolgens naar een
laboratorium stuurt voor onderzoek. De belangrijkste risico*s die verband
houden met bloedonderzoek zijn blauwe plekken en pijn rond de injectieplaats.
• FibroScan: Transiënte elastografie (ook bekend onder de merknaam Fibroscan)
is een vorm van echografie. De ingreep lijkt dan ook in grote mate op een
echografie en stelt de zorgverlener in staat om op en niet belastende wijze
fibrose (littekenweefsel) in de lever te meten. Een ultrageluidssonde wordt op
de huid boven de ribbenkast geplaatst. De sonde verstuurt een geluidsgolf die
door de lever heengaat en weer terugkomt naar de sonde. Een computer berekent
de snelheid en de kracht van de echo om de elasticiteit of stijfheid van de
lever te bepalen. In het algemeen veroorzaakt deze ingreep geen pijn of ongemak.
Voor bijwerkingen van de onderzoeksgeneesmiddelen: zie ook de patiënten
informatie brief.
Publiek
Waarderweg 39
Haarlem 2031 BN
NL
Wetenschappelijk
Waarderweg 39
Haarlem 2031 BN
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. >=18 jaar oud zijn op de dag dat de patiënt het geïnformeerde-toestemmingsformulier ondertekent.
2. Gedocumenteerde chronische (ten minste 6 maanden) HCV GT1-infectie hebben (zonder aanwijzingen voor niet-typeerbare of gemengde genotypes):
•positief voor anti-HCV-antilichamen, HCV-RNA of een HCV-genotype;
•HCV-RNA (>=10.000 IE/ml in perifeer bloed).
3. Patienten met of zonder cirrose mogen worden geïncludeerd in de studie. Alle patiënten moeten een van de onderstaande leverziekte gradiërings evaluaties hebben als volgt:
•bij leverbiopsie uitgevoerd in de 24 maanden vóór Dag 1 (bij patienten die geen cirrose hebben is er geen tijdsbeperking voor een biopsie).
•Bij fibroscan in de 12 maanden vóór Dag 1
• Een FibroSure®-score (Fibrotest®) en een APRI (aspartaataminotransferase-plaatjes-ratio-index, welke automatisch wordt berekend door het centrale laboratorium) bij screening.
Als met de voornoemde criteria geen zekerheid is verkregen over de aanwezigheid of afwezigheid van cirrose, is een leverbiopsie vereist. Leverbiopsieresultaten doen de resultaten van Fibroscan of FibroSure® teniet.
4. Een HCV-infectiebehandelingsstatus hebben als een van de volgende:
Niet eerder behandeld: geen enkele behandeling tegen HCV-infectie in de voorgeschiedenis.
Voorafgaand IFN of PEG-IFN + ribavirine behandeling welke niet goed aansloeg: geen reactie, gedeeltelijke reactie, mensen met een terugval.
P / R-intolerantie: patienten die intolerant waren voor een eerdere IFN of PEG-IFN ± Ribavirine behandeling. Patienten staakten de behandeling voortijdig en waren daarom niet in staat om een **volledige verloop van de therapie af te ronden vanwege drugsgerelateerde toxiciteit.
5. Chronische nierziekte hebben, die wordt gedefinieerd als:
Patiënten met een GFR van <=29 die NDD (non-dialysis dependent - niet dialyseafhankelijk) zijn of bij wie HD (hemodialyse) is uitgevoerd gedurende ten minste 3 maanden (inclusief personen die wachten op niertransplantatie, en personen bij wie niertransplantatie is mislukt en de immunosuppressiebehandeling is gestopt).
6. Als de persoon tot voortplanting in staat is, geen geslachtsgemeenschap hebben of 2 acceptabele anticonceptiemethoden gebruiken (of door de partner laten gebruiken) vanaf ten minste 2 weken vóór Dag 1 en tot 14 dagen na de laatste dosis studiemedicatie, of eventueel langer om aan lokale regelgeving te voldoen. Als lokale regelgevingsinstanties deze ook acceptabel vinden, mogen de volgende anticonceptiemethoden worden gebruikt bij dit onderzoek: spiraaltje, pessarium met zaaddodend middel, hormonale anticonceptie (bv. anticonceptiepil, anticonceptiepleister, prikpil), anticonceptiespons, vrouwelijk condoom, mannelijk condoom met zaaddodend middel of vasectomie. NB: Periodieke-onthoudingsmethoden (bv. onthouding op bepaalde dagen van de maand, onthouding tijdens de ovulatieperiode, gebruik van sympto-thermale methoden, gebruik van post-ovulatiemethoden en coïtus interruptus) zijn geen acceptabele methoden om zwangerschap te voorkomen.
7. Een vrouw die niet tot voortplanting in staat is, mag deelnemen zonder gebruik van anticonceptie. Een vrouw die niet tot voortplanting in staat is, wordt gedefinieerd als een vrouw die 1) de natuurlijke menopauze heeft bereikt (gedefinieerd als 12 maanden geen menstruatie zonder andere medische oorzaak), 2) ten minste 6 weken geleden een chirurgische bilaterale ovariëctomie met of zonder hysterectomie heeft ondergaan of 3) een bilaterale tubaligatie.
8. Een man die niet tot voortplanting in staat is, mag deelnemen zonder gebruik van anticonceptie. Een man die niet tot voortplanting in staat is, wordt gedefinieerd als een man die een geslaagde vasectomie heeft ondergaan. Een geslaagde vasectomie wordt gedefinieerd als: (1) microscopisch azoöspermie is aangetoond of (2) als de vasectomie meer dan 2 jaar geleden is uitgevoerd en geen zwangerschap is opgetreden ondanks seksuele activiteit.
9. De onderzoeksprocedures, de andere beschikbare behandelingen en de risico*s die samenhangen met het onderzoek begrijpen, en vrijwillig akkoord gaan met deelname aan het onderzoek door het geïnformeerde-toestemmingsformulier te ondertekenen.
10. De patiënt kan ook toestemming geven voor toekomstig biomedisch onderzoek. De proefpersoon mag echter deelnemen aan het hoofdonderzoek zonder deel te nemen aan toekomstig biomedisch onderzoek.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. De persoon is te jong om legaal toestemming te geven, is geestelijk of wettelijk niet in staat om toestemming te geven, heeft aanzienlijke emotionele problemen bij het screeningsbezoek vóór het onderzoek, of zal deze waarschijnlijk krijgen in de loop van het onderzoek, of is bekend met een aanzienlijke psychiatrische stoornis die volgens de onderzoeker waarschijnlijk niet goed te combineren valt met de onderzoeksprocedures.
2. Aanwezigheid van leverdecompensatie met, al of niet in het verleden, ascites, maag- of varicesbloeding, hepatische encefalopathie of andere symptomen van een ernstige leveraandoening.
3. De persoon wordt behandeld met peritoneale dialyse wegens nierziekte.
4. Volgens de onderzoeker is het waarschijnlijk dat de persoon een niertransplantatie zal ondergaan tijdens de onderzoeksbehandelingsperiode (binnen 24 weken vanaf Dag 1).
5. De persoon is ook geïnfecteerd met hepatitis B-virus (bv. positief voor HBsAg) of hiv.
6. De persoon heeft een maligniteit gehad in de 5 jaren vóór ondertekening van het geïnformeerde-toestemmingsformulier, met uitzondering van adequaat behandeld basaalcelcarcinoom, plaveiselcelcarcinoom en cervixcarcinoom in situ; er zijn aanwijzingen voor HCC (hepatocellulair carcinoom); of de persoon heeft nu (waarschijnlijk) een andere maligniteit.
7. De persoon gebruikt een of meer van de niet-toegestane geneesmiddelen die worden vermeld in sectie 5 van dit protocol in de 2 weken vóór Dag 1, of zal dat waarschijnlijk gaan doen.
8. De persoon neemt deel aan of heeft deelgenomen aan een onderzoek met een onderzoeksgeneesmiddel binnen 30 dagen vóór ondertekening van het geïnformeerde-toestemmingsformulier, of zal aan een dergelijk onderzoek deelnemen in de loop van dit onderzoek.
9. In de medische voorgeschiedenis van deze persoon werd misbruik gediagnostiseerd voor een of meer van de volgende gespecificeerde middelen gedurende gespecificeerde perioden:
•alcohol, intraveneuze drugs, inhalatiedrugs (met uitzondering van marihuana), psychotrope stoffen, narcotica, cocaïne, met of zonder recept verkrijgbare geneesmiddelen: binnen 1 jaar vóór het screeningsbezoek of korter als de persoon volgens de onderzoeker in staat is om te voldoen aan de onderzoeksprocedures, OF
NB: Personen die worden behandeld met een opiaatagonistsubstituut mogen aan het onderzoek deelnemen als de onderzoeker van mening is dat de persoon in staat is om aan alle onderzoeksprocedures te voldoen.
•marihuanagebruik dat volgens een arts-onderzoeker excessief is en het dagelijks functioneren belemmert. Als het marihuana-gebruik niet excessief is en het dagelijks functioneren niet belemmert, moet de persoon er volledig mee stoppen gedurende de periode vóór en tijdens de onderzoeksdeelname.
10. Vrouwen die zwanger zijn, borstvoeding geven, of verwachten zwanger te worden of eicellen te doneren vanaf Dag 1 en tot 14 dagen na de laatste dosis studiemedicatie of langer als dat nodig is om te voldoen aan lokale regelgeving; of mannen die verwachten sperma te doneren in de periode vanaf Dag 1 en tot 14 dagen na de laatste dosis studiemedicatie of langer als dat nodig is om te voldoen aan lokale regelgeving.
11. Personen met een of meer van de volgende condities:
•Orgaantransplantaties (inclusief hematopoëtische stamceltransplantaties) met uitzondering van nier, cornea en haar.
•Moeizame veneuze toegang bij patiënten die niet worden gedialyseerd, omdat de routinematige perifere bloedafname voor dit onderzoek dan niet mogelijk is.
•Maagchirurgie, zoals maagverkleining of een bypass-operatie, of een malabsorptiestoornis, zoals coeliakie, in de medische voorgeschiedenis.
•Elke medische toestand waarvoor langdurige systemische toediening van corticosteroïden (waarschijnlijk) nodig is tijdens de onderzoeksdeelname.
•Niet of slecht gereguleerde hypertensie, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, hypertensieve crisis of ziekenhuisopname wegens hypertensie in de voorafgaande 3 maanden.
•Aanzienlijke cardiovasculaire stoornis, zoals MI of niet-stabiele angina, of een recent (tijdens de 3 maanden vóór ondertekening van het geïnformeerde-toestemmingsformulier) uitgevoerde cardiovasculaire procedure, zoals CABG of PTCA.
•Nieuwe of progressieve symptomen van congestief hartfalen in de 3 maanden vóór ondertekening van het geïnformeerde-toestemmingsformulier.
•Ernstige actieve perifere vasculaire aandoening (met bv. claudicatio met minimale activiteit, een niet-genezend ulcus of een aandoening die waarschijnlijk een ingreep behoeft als een bypass- of angioplastiekoperatie).
•Diagnose, episode of recidief van een CVA, TIA of neurologische stoornis, inclusief, maar niet beperkt tot, insulten of black-outs, of een wijziging in de dosering of het type medicatie ter behandeling van deze aandoeningen, gedurende de 3 maanden vóór ondertekening van het geïnformeerde-toestemmingsformulier.
12. Elke stoornis en afwijkende laboratoriumuitslag en afwijkend ECG vóór het onderzoek, en elke ziekte in de voorgeschiedenis, die volgens de onderzoeker kunnen leiden tot minder betrouwbare onderzoeksresultaten of die de toediening van de onderzoeksgeneesmiddelen voor de patiënt extra riskant maken.
13. Het optreden van een levensbedreigende SAE (serious adverse event - ernstige bijkomende gebeurtenis) tijdens de screeningsperiode.
14. Chronische hepatitis in de voorgeschiedenis die niet werd veroorzaakt door HCV, inclusief maar niet beperkt tot NASH (niet-alcoholische steatohepatitis), door medicijnen veroorzaakte hepatitis en auto-immuun hepatitis.
NB: Personen met een acute niet-HCV-gerelateerde hepatitis die ten minste 6 maanden vóór de onderzoeksscreening zijn genezen, mogen aan het onderzoek deelnemen.
15. Diabetespatiënten met HbA1c >8,5% in het verleden verdienen extra aandacht om niet-gereguleerde diabetespatiënten uit te sluiten.
16. Patiënten met laboratoriumwaarden die tot uitsluiting leiden (de betreffende laboratoriumwaarden staan vermeld in tabel 4 van het protocol).
17. Patiënt is zelf personeelslid van het onderzoekscentrum of van de sponsor en is direct betrokken bij dit onderzoek, of heeft een naast familielid (echtgenoot/echtgenote of kinderen) die dat is.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2013-003858-25-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT02092350 |
CCMO | NL47686.056.14 |