Het doel van dit wetenschappelijke onderzoek is om, na toediening van ocriplasmine, de functionele en anatomische resultaten te observeren gedurende een follow-upperiode van 6 maanden.
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Netvlies-, vaatvlies- en glasvochtbloedingen en vaataandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
* Percentage proefpersonen met een niet-chirurgische resolutie van focale
vitreomaculaire tractie (VMT/sVMA) op Dag 28, zoals bepaald door een SD-OCT
evaluatie van het Central Reading Center (CRC).
Secundaire uitkomstmaten
* Veranderingen in de best gecorrigeerde visuele acuïteit (best-corrected
visual acuity, BCVA) op afstand ten opzichte van de Baseline op Dag 28, 90 en
180.
* Percentage proefpersonen met sluiting van het maculagat (macular hole, MH) op
Dag 28, 90 en 180 (indien aanwezig op Baseline).
* Percentage proefpersonen met niet-chirurgische resolutie van VMT/sVMA op Dag
90 en 180.
* Percentage proefpersonen met pars plana-vitrectomie (PPV) op Dag 180.
* Verandering in de centrale foveale dikte op Dag 28 en Dag 180 ten opzichte
van de Baseline.
Verkennende eindpunten:
* Gedeeltelijke VMT/sVMA-vrijgave op Dag 28.
* Tijdsverloop van SD-OCT-veranderingen, inclusief subretinaal
vochtontwikkeling en resolutie relatief aan VMT/sVMA-status.
* Percentage proefpersonen met via SD-optische coherentietomografie (SD-OCT)
gediagnosticeerde posterieure glasvochtloslating (posterior vitreous
detachment, PVD) op Dag 28, Dag 90 en Dag 180.
* Veranderingen in de metamorfopsie, beoordeeld met een Amsler-raster op Dag
28, Dag 90 en Dag 180 ten opzichte van de Baseline.
* Visual Functioning Questionnaire-25 (VFQ-25) van het Amerikaanse National Eye
Institute (NEI), in landen waar een gevalideerde vertaling beschikbaar is, op
de Baseline, Dag 90 en Dag 180.
* Metamorfopsie-vragenlijst op de Baseline, Dag 90 en Dag 180.
Achtergrond van het onderzoek
Onder normale fysiologische omstandigheden heeft het glasachtig lichaam een
gelachtige consistentie en bedekt het het volledige netvliesoppervlak. De
consistentie van het glasachtig lichaam en de binding aan het netvlies worden
in stand gehouden door een netwerk van proteïnen, zoals collageen, laminine en
fibronectine. Als gevolg van het natuurlijke verouderingsproces wordt de
eiwitstructuur van het glasachtig lichaam vloeibaarder en verzwakt de
vitreoretinale binding. Hierdoor kan het achterste glasvocht geleidelijk
losraken van de interne retinale membraan, een proces dat achterste
glasvochtloslating (PVD) wordt genoemd.
Er zijn twee processen die PVD kunnen versnellen: synchysis en syneresis. Bij
synchysis wordt het glasachtig lichaam op bepaalde plekken vloeibaar, en als
gevolg van het verouderingsproces neemt de omvang en het aantal van dergelijke
plekken toe. Naarmate de vloeibaarwording vordert, stort een steeds groter deel
van de collageenvezelstructuur ineen en klonteren de afzonderlijke
collageenvezels samen tot parallelle bundels. Hierdoor krimpt het glasachtig
lichaam en komt het los van het netvlies. Dit wordt syneresis genoemd. De
conjunctieve verzwakking van de vitreoretinale binding leidt ertoe dat het
glasachtig lichaam loskomt van het achterste gedeelte van het netvlies.
Als de vloeibaarwording gelijktijdig, en in vergelijkbare mate, optreedt met de
verzwakking van de vitreoretinale interface, ontstaat PVD meestal nadat een
bepaald gedeelte van het glasachtig lichaam vloeibaar is geworden. Als de
vloeibaarwording echter omvangrijker is dan de loslating van de vitreoretinale
interface, blijft de binding tussen het achterste glasvormig lichaam en de
macula op bepaalde plaatsen intact. Dit wordt gezien als 'afwijkende' PVD. De
binding blijft meestal intact op plekken waar de binding tussen het glasachtig
lichaam en het netvlies het sterkst is, inclusief de macula (het gedeelte van
het netvlies dat het centrale gedeelte van het gezichtsveld waarneemt) en het
uiteinde van de oogzenuw. Binding bij de macula wordt vitreomaculaire adhesie
(VMA) genoemd. Als de blijvende binding tussen het achterste deel van het
glasachtig lichaam en de macula niet resulteert in functionele beperkingen kan
VMA asymptomatisch zijn. Maar het kan ook symptomatisch zijn vanwege de
tractiegevolgen voor het netvlies en het omliggende gebied.
Vitreomaculaire tractie (VMT), een van de nadelige gevolgen van VMA, is een
abnormale tractie of 'trekkracht' op de plek van de VMA. VMT kan leiden tot
maculaire vervorming en tot een maculagat (MH), een opening in het netvlies die
ontstaat bij de fovea. Andere nadelige gevolgen van VMT bij de vitreoretinale
interface zijn bloedingen, retinale scheuren en loslatingen, en maculaire
zwellingen. VMT is per definitie altijd pathologisch. Daarom betekent de term
'symptomatische VMA' (sVMA) hetzelfde als VMT, met of zonder gelijktijdig MH.
Symptomen die vaak optreden als gevolg van VMT (inclusief in verband met een
maculagat) zijn metamorfopsie, verminderde zichtscherpte, micropsie, scotoom en
problemen met dagelijkse visuele activiteiten zoals lezen.
Tot voor kort konden VMT/VMA en MH alleen worden behandeld met een vitrectomie.
Vanwege de risico's van deze ingreep (zoals retinale loslating, bloedingen en
grijze staar) wordt een vitrectomie gewoonlijk alleen uitgevoerd als het
verlies van gezichtsvermogen klinisch significant is geworden. Pogingen om
enzymen te ontwikkelen voor vitreolyse tegen de substraten die VMA veroorzaken
zijn over het algemeen niet succesvol geweest. Ocriplasmine is echter
ontwikkeld en goedgekeurd door het Europees Geneesmiddelenbureau (European
Medicines Agency, EMA) voor de behandeling van VMT bij volwassenen, inclusief
VMT in verband met een maculagat met een diameter van minder dan of gelijk aan
400 micron, onder de handelsnaam JETREA®. In Canada is JETREA bestemd voor de
behandeling van symptomatische vitreomaculaire adhesie (VMA). Ocriplasmine is
een recombinante, afgeknotte vorm van humaan plasmine dat een enzymatische
uitwerking heeft op eiwitten, waaronder collagenen, fibronectine en laminine.
Het werkingsmechanisme van ocriplasmine is het oplossen van de eiwitmatrix die
verantwoordelijk is voor VMA. Ocriplasmine bestaat uit twee polypeptideketens
die bestaan uit 19 en 230 aminozuren en die aan elkaar verbonden zijn door twee
disulfidebindingen. Er zijn ook vier andere disulfidebindingen aanwezig.
Ocriplasmine bevat geen residuen van O- of N-glycosylering of andere
posttranslationele modificaties. Ocriplasmine wordt verkregen uit
microplasminogeen en wordt in een Pichia pastoris-expressiesysteem geproduceerd
door middel van recombinant-DNA-technologie.
Ocriplasmine wordt toegediend door een enkele intravitreale injectie van 0,125
mg in 0,1 ml. Uit dosisbepalende onderzoeken blijkt dat ocriplasmine 0,125 mg
in 0,1 ml een betere werkzaamheid heeft dan andere doses met vergelijkbare
veiligheidsprofielen. Deze dosis werd verder onderzocht in fase 3,
gerandomiseerde, placebo injectie gecontroleerde onderzoeken.
Doel van het onderzoek
Het doel van dit wetenschappelijke onderzoek is om, na toediening van
ocriplasmine, de functionele en anatomische resultaten te observeren gedurende
een follow-upperiode van 6 maanden.
Onderzoeksopzet
Ongeveer 6 maand (180 dagen + tijd tussen screening en injectie), eenarmige,
1-malige dosering, geen maskering, geen randomisatie multicenter studie.
Onderzoeksproduct en/of interventie
éénmalige intravitreale injectie met ocriplasmine 0,1mL (0,125mg)
Inschatting van belasting en risico
Er wordt de patiënten gevraagd dat ze in ongeveer 6 maanden tijd 6 keer naar
het ziekenhuis komen voor een oogheelkundig onderzoek. Elk bezoek zal 2à3 uur
duren. Geen enkele van de onderzoeken zijn experimenteel. De patiënten zullen
na screening en goedkeuring door een CRC een eenmalige intravitreale injectie
met ocriplasmine ontvangen.
De onderzoeken die tijdens de studie worden uitgevoerd kunnen wat ongemak
veroorzaken:
Er zullen voor het oogonderzoek pupil-verwijdende oogdruppels in het oog worden
gedruppeld, die de patiënt gevoelig voor licht kunnen maken en kunnen leiden
tot tijdelijk wazig zicht, terwijl de pupillen zijn verwijd.
Toediening van pupil-verwijdende oogdruppels kan, net zoals elk geneesmiddel,
een allergische reactie veroorzaken. Allergische reacties kunnen mild
(huiduitslag, netelroos) tot ernstig (ademhalingsmoeilijkheden of uitvallen van
de bloedsomloop en het ademhalingssysteem) zijn. Een ernstige allergische
reactie vereist onmiddellijke medische behandeling en kan permanente
invaliditeit of de dood tot gevolg hebben.
Er kunnen bijwerkingen worden ervaren die te maken hebben met de
ocriplasmine-injectie, waaronder intraoculaire ontsteking/infectie,
intraoculair bloeden, netvliesloslating en verhoogde intraoculaire druk (IOP).
Het merendeel van de bijwerkingen traden binnen de eerste week na de injectie
op. De meeste van deze bijwerkingen waren niet ernstig, mild in intensiteit en
verdwenen binnen 2 tot 3 weken.
Andere vaak gerapporteerde bijwerkingen bij het gebruik van ocriplasmine waren
verhoogde gevoeligheid voor licht, toename van het aantal donkere drijvende
vlekken in het gezichtsveld (floaters), oogpijn, lichtflitsen, wazig zicht en
roodheid van het oog.
Publiek
Rijksweg 14
Puurs 2870
BE
Wetenschappelijk
Rijksweg 14
Puurs 2870
BE
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Minstens 18 jaar oud op moment van geïnformeerde toestemming
2. Gediagnosticeerd met VMT/sVMA met zichtbaar bewijs van focale VMT door middel van een SD OCT.
3. De deelnemende proefpersoon moet een door een institutionele beoordelingscommissie/ethische commissie goedgekeurd informatie- en toestemmingsformulier hebben gelezen, ondertekend en gedateerd.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Vrouwen die zwanger kunnen worden (die niet minstens één jaar postmenopauzaal zijn of die niet chirurgisch gesteriliseerd zijn) worden uitgesloten als:
a. ze momenteel zwanger zijn,
b. ze een positieve uitslag hebben op de urinezwangerschapstest tijdens Screening,
c. ze tijdens de onderzoeksperiode zwanger willen worden,
d. ze borstvoeding geven, of
e. ze niet akkoord gaan om tijdens de hele duur van het onderzoek adequate anticonceptiemethoden toe te passen om zwangerschap te vermijden.
2. Overgevoeligheid voor ocriplasmine of andere JETREA-hulpstoffen
3. Actieve of vermoede intraoculaire of perioculaire infectie
4. Aanwezigheid van epiretinaal membraan (ERM) over de macula op de baseline.
5. Brede VMT/VMA > 1500 micron op het Baseline Bezoek.
6. Voorgeschiedenis van vitrectomie in het studie oog.
7. Voorgeschiedenis van laserfotocoagulatie voor de macula van het onderzochte oog.
8. Een relevante, bijkomende oogaandoening die, naar mening van de onderzoeker, kan verslechteren of een operatieve ingreep kan vereisen tijdens de duur van het onderzoek.
9. Maculagat met een diameter van > 400 µm in het studie oog.
10. Ernstige bijziendheid (meer dan 8D) in het studie oog (tenzij eerdere cataractextractie of refractieve chirurgie die een refractiebeoordeling onbetrouwbaar maken als middel om de ernst van de bijziendheid te beoordelen; in dat geval wordt een axiale lengte van > 28 mm als exclusiecriterium gehanteerd)
11. Pseudo-exfoliatie, syndroom van Marfan, phacodonesis of een andere aandoening die naar mening van de onderzoeker suggereert dat de lens/zone instabiel is.
12. Behandeling met een ander onderzoeksmiddel binnen 30 dagen vóór Bezoek 1.
13. Actieve en gelijktijdige registratie in een ander oogheelkundig klinisch onderzoek.
14. Afakie
15. Voorgeschiedenis van netvliesloslating
16. Recente oogchirurgie of ooginjectie in de laatste 3 maand (inclusief laser therapie)
17. proliferatieve diabetische retinopathie.
18. Ischemische retinopathie.
19. Bloedvatafsluiting in het netvlies.
20. Exsudatieve leeftijdsgebonden macula degeneratie (LMD)
21. glasvochtbloeding.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2013-005464-25-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT02035748 |
CCMO | NL48121.029.14 |