Doel: Bestuderen of geriatric assessment en de aanwezigheid van sarcopenie een voorspellende factor zijn van mortaliteit en het niet succesvol afronden van chemotherapeutische behandeling. Secundair wordt gekeken of herhaald geriatrisch onderzoek…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Spieraandoeningen
- Diverse en niet plaatsgespecif. neoplasmata, maligne en niet-gespecif.
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaat:
- Relatie sarcopenie en totale overleving
Primaire onderzoeksvariabele:
1. Sarcopenie (gemeten op een CT-scan met slice-o-matic)
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire uitkomstmaten:
- Relatie sarcopenie en progressievrije overleving
- Relatie sarcopenie en ernstige (graad 3-4) chemotherapeutische toxiciteit.
Secundaire onderzoeksvariabelen:
1. Geriatric assesment, waarbij de onderstaande condities wordt onderzocht.
- Comorbiditeit + voorgeschiedenis (charlson comorbidity index)
- Polyfarmacie (5 of meer geneesmiddelen)
- Kwaliteit van leven (middels EORTC QLQ-C30 questionnaire)
- Voedingsstatus (minimal nutritional assessment)
- Cognitieve stoornissen (minimal mental state evaluation en clock drawing test)
- Lichamelijke conditie (short physical performance battery, steep ramp test,
handkracht meting, loopsnelheid)
- Gemoedstoestand (geriatrische depressie schaal)
- Kwaliteit van leven (QLQ-C30 vragenlijst)
- (Instrumentele) Algemene Dagelijkse verrichtingen (Lawton and Brody index,
Barthel index)
- WHO performance score
2. Uitkomst behandeling:
Onsuccesvolle voltooiing van chemotherapeutische behandeling wordt vastgesteld
bij de volgende events:
1. Dosis reductie
2. Uitstel van kuren
3. Staken van de gehele behandeling vanwege elke reden behalve ziekteprogressie
3. Biologische factoren:
1. Serum, ontstekingsparameters (CRP, interleukines)
2. Geisoleerd DNA en aanwezigheid van Single Nucleotide Polymorphisms in
huidbiopt.
Achtergrond van het onderzoek
In de Nederlandse populatie treedt vergrijzing op. Sinds 2008 is kanker de
meest voorkomende doodsoorzaak in Nederland en de verwachting is dat de
incidentie de komende jaren verder toeneemt. Van alle patienten met kanker was
58% ouder dan 65 jaar in het jaar 2007 en de verwachting is dat dit zal stijgen
naar 61% in het jaar 2015. Gevolg is dat in de ziekenhuizen een steeds ouder
wordende populatie met oncologische aandoeningen wordt aangetroffen, vaak met
ernstige comorbiditeit. In de oudere populatie zitten grote verschillen waarbij
de fysiologische reserve vanwege cognitie, comorbiditeit, voedingsstatus en
immobiliteit vaak niet corresponderen met de leeftijd. Het identificeren van de
patiënten die baat hebben bij een invasieve oncologische behandeling is
daardoor lastig. Geriatrisch onderzoek wordt beschouwd als gouden standaard om
de vitaliteit van een patiënt te bepalen en is een belangrijk diagnostisch
middel geworden bij het voorspellen van mortaliteit en toxiciteit bij ouderen
die behandeld worden met chemotherapie. Het onderzoek kent echter enkele
beperkingen. Het is tijdrovend en de noodzaak om eventueel de hele populatie te
screenen blijft onduidelijk. Het is wenselijk om tot een combinatie van
geriatrische testen te komen die gebruikt kan worden ten tijde van de
beslisvorming omtrent chemotherapeutische behandeling.
Daarnaast is aangetoond dat sarcopene obesitas geassocieerd is met slechter
functioneren en dat de aanwezigheid van sarcopenie een voorspeller is van de
uiteindelijke overleving. Sarcopenie is volgens de Europese consensus een
leeftijdsgebonden verlies van spiermassa met een vermindering van spierkracht
en/of functieverlies. Voor het meten van lichaamssamenstelling worden in de
literatuur een aantal metingen genoemd. Bepaling van de lumbal skeletal index
door slice-o-matig op een CT-scan is internationaal gevalideerd. Er zijn
aanwijzingen dat ook endocrinologische factoren van invloed zijn op het
ontstaan van sarcopenie. Als gevolg van de vorderende leeftijd ontstaat er meer
visceraal vet. Dit leidt tot een verhoogde productie van pro-inflammatoire
cytokines. Deze biomarkers zijn chronisch verhoogd in oudere mensen en leiden
mogelijk ook tot het ontstaan van sarcopenie. In huidbiopten is het mogelijk om
cellulaire senescence te bepalen. Senescence is gedefinieerd als arrest tijdens
de celcyclus en betrokken in het proces van veroudering. Indien DNA-repair
mechanismen geactiveerd worden treedt er cellulaire senescence op. De cel
verliest dan de capaciteit tot proliferatie. De vraag is of ook dit een
voorspellende factor voor de uiteindelijke overleving is.
Onze hypotheses zijn dat chemotherapeutische behandeling gepaard gaat met
afbraak van spierweefsel en dat dit leidt tot een slechtere overleving en meer
chemotoxiciteit. Geriatric assessment voorafgaand aan chemotherapie en bepaling
van biomarkers en cellulaire senescence kunnen voorspellende factoren zijn voor
het optreden van sarcopenie en mogelijk een negatieve uitkomst van
chemotherapeutische behandeling.
Doel van het onderzoek
Doel: Bestuderen of geriatric assessment en de aanwezigheid van sarcopenie een
voorspellende factor zijn van mortaliteit en het niet succesvol afronden van
chemotherapeutische behandeling. Secundair wordt gekeken of herhaald
geriatrisch onderzoek meerwaarde heeft bij het voorspellen van
behandelingsuitkomsten.
Primaire vraagstelling:
1. Is sarcopenie (vastgesteld met behulp van CT-scans) voor start van
chemotherapeutische behandeling geassocieerd met een kortere overleving?
Secundaire vraagstellingen:
2. Is sarcopenie voor start van chemotherapeutische behandeling geassocieerd
met een kortere progressievrije overleving en het optreden van ernstige
toxiciteit? (graad 3-4 volgens de NCI-CTCAE versie 4)
3. Is de dosis chemotherapie per cm2 vetvrije massa gerelateerd aan
progressievrije- en totale overleving, chemotoxiciteit en dosis densiteit?
4. Wat is de waarde van geriatrisch onderzoek bij het voorspellen van
progressievrije overleving, totale overleving en graad 3-4 chemotoxiciteit in
oudere patiënten met kanker?
5. Welke combinatie van geriatrische testen geven de meest nauwkeurige
voorspelling van de progressievrije- en totale overleving en het optreden van
toxiciteit?
6. Zijn biologische testen (senescence in een huidbiopt, single nucleotide
polypmorphisms en ontstekingsparameters) gerelateerd aan de progressievrije- en
totale overleving en het optreden van graad 3-4 chemotoxiciteit?
7. Welke definitie van sarcopenie geeft de beste voorspelling van de
progressievrije en totale overleving en het optreden van chemotherapeutische
toxiciteit?
Onderzoeksopzet
Prospectieve multicenter cohortstudie
Inschatting van belasting en risico
Aantal onderzoeksmomenten: 4 in 1 jaar. Duur: 60-75 min per onderzoek
Aantal bloedafnames: 4x (bij elk onderzoeksmoment 1x)
Aantal huidbiopten: Eenmalig bij start studie.
Proefpersonen vullen zelfstandig 2 vragenlijsten per onderzoeksmoment in. De
andere vragenlijsten en testen vinden plaats onder begeleiding van de
arts-onderzoeker tijdens de onderzoeksmomenten. De testen bestaan uit lichte
fysieke inspanning die geen gevaar opleveren voor de gezondheid. Proefpersonen
moeten een stukje lopen, een stukje fietsen en de handspierkracht wordt
opgemeten door te knijpen.
Nadelen bestaan uit de tijdsinvestering en mogelijk confronterende
vragenlijsten (bijvoorbeeld vragen over depressie)
Deelname aan bloedonderzoek en het afstaan van een huidbiopt is optioneel.
Indien de proefpersoon dit niet wenst kan hij/zij nog wel meedoen aan de andere
onderdelen van de studie.
De CT-scans worden gemaakt in het kader van de oncologische behandeling. Indien
deze niet voorhanden zijn vervalt de bepaling van sarcopenie. Proefpersonen
worden dus niet aan extra straling blootgesteld. Het onderzoek heeft geen
invloed op de reguliere behandeling van de patient.
Publiek
Albert Schweitzerplaats 25
Dordrecht 3318 AT
NL
Wetenschappelijk
Albert Schweitzerplaats 25
Dordrecht 3318 AT
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Patienten met een maligniteit
2. 65 jaar of ouder
3. Patienten die chemotherapie ondergaan
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Eerdere systemische chemotherapeutische behandeling de afgelopen 3 maanden
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL47633.101.15 |