Eerder onderzoek heeft aangetoond dat INC424 meer effectief en veilig is, waarmee verdere studies in PV proefpersonen die resistent of intolerant zijn voor HU therapie gerechtvaardigd zijn (Barosi et al. 2009). Deze centrale phase III studie (…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Hematologische aandoeningen NEG
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Vergelijken van de werkzaamheid van INC424 met Best Beschikbare Therapie, zoals
bepaald door zowel de afwezigheid van zowel noodzaak tot aderlaten als afname
van het volume van de milt.
Secundaire uitkomstmaten
Het vergelijken van het percentage proefpersonen dat, gerandomiseerd in INC424
versus Best Beschikbare Therapie, blijvende afwezigheid van de noodzaak tot
aderlaten en blijvende afname van volume van de milt heeft.
Het vergelijken van het percentage proefpersonen dat, gerandomiseerd in INC424
versus Best Beschikbare Therapie, blijvend complete hematologische remissie
heeft.
Achtergrond van het onderzoek
Polycythemie Vera (PV) is geklassificeerd als een myoproliferatief neoplasma
(MPN), samen met twee andere BCR-ABL negatieve MPNs, myelofibrose (MF) en
essentiele Thrompocythemie (ET) [Vardiman et al, 2009). De recente waarneming
van de associatie tussen mutaties in het janus kinase 2 (JAK2) enzyme en MPNs
heeft een genetische dimensie toegevoegd aan de diagnose [Levine and Wernig,
2006). Bijna alle patienten met PV hebben een mutatie in JAK2 en meer dan 95%
dragen het V617F allel. De huidige therapeutische aanpak in PV concentreert
zich op het verlagen van het risico op thrombcytische gebeurtenissen zonder de
patient bloot te stellen aan een verhoogd risico op leukemische transformaties
Finazzi en Barbui, 2008). Terwijl aderlaten en asperine in lage doses
geaccepteerd zijn als de standaard behandeling voor de startbehandeling,
cytoreductieve therapie is aanbevolen om te helpen in de controle van
erythrocytose als er sprake is van intolerantie voor aderlaten, sympthomatische
of progressieve vergroting van de milt, of bewijs voor een hoog risico op
thrombose (Finazzi and Barbui, 2007). Therapeutische mogelijkheden in de tweede
lijn, los van hydroxyurea (HU) zijn beperkt (pipbroman, busulfan, chlorambucil,
peginterferon/interferon alpha, 32P, anagrelide) en als een gevolg daarvan
wordt geschat dat tot 20% van de patienten op HU blijft zelfs als de respons
minder dan gewenst is (Najean and Rain, 1997).
Doel van het onderzoek
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat INC424 meer effectief en veilig is,
waarmee verdere studies in PV proefpersonen die resistent of intolerant zijn
voor HU therapie gerechtvaardigd zijn (Barosi et al. 2009). Deze centrale phase
III studie (CINC424B2301) is ontworpen om de effectiviteit en veiligheid van
INC424 tegenover de best beschikbare therapie te vergelijken in proefpersonen
met de ziekte PV. Het doel van deze studie is om een klinisch relevante respons
aan te tonen in proefpersonen met PV die INC424 therapie ontvangen (dit
betekent dat de respons en de duur van de respons van gelijktijdig milt grootte
vermindering en onafhankelijkheid van aderlaten, complete hematologische
remissie, complete of gedeeltelijke responsen volgens de europese leukemieNet
(ELN) aangepaste criteria en hun houdbaarbeid.
Onderzoeksopzet
Dit is een wereldwijde gerandomiseerde, open label, multicentrum phase III
studie die de effectiviteit en veiligheid van INC424 tabletten vergelijkt met
de best beschikbare therapie, gekozen door de onderzoeker, in proefpersonen met
PV die resistent of intolerant zijn voor hydroxyurea. Het doel is 200 patienten
te randomiseren. Proefpersonen worden toegewezen aan of behandelarm 1: studie
medicatie of behandelarm 2: best beschikbare therapie in een 1:1 ratio, waarbij
de randomisatie wordt gestratificeerd naar HU resistentie of HU intolerantie
welke gekozen wordt tijdens de screening visite. Tijdens de studie is een
overstap van behandelarm 2 naar 1 mogelijk. Het omgekeerde is verboden in deze
studie.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Proefpersonen zullen 2 maal daags INC424 tabletten innemen volgens instructie. Startdosering zal 2 maal daags 10 mg zijn (met een tussenpoos van ongeveer 12 uur tussen beide innamen). Startdosering mag verhoogd/verlaagd worden met stapjes van 5/10 mg per keer volgens het vooraf gestelde doserings schema (zie paragraaf 5.1.3 voor nadere informatie). Proefpersonen in de Controlegroep zullen Best Beschikbare Therapie krijgen. Wat Best Beschikbare Therapie is, wordt beslist door de arts op individuele basis maar moet wel monotherapie zijn. Deze monotherapie wordt gekozen uit de volgende categorieën geneesmiddelen: Hydroxy Urea (in een dosering die tolerabel is én die volgens de arts effect heeft), Interferon/peg gelabeld interferon, pipobroman, anagrelide en geregistreerde immunomodulatoren (lenalidomide, thalidomide, of andere immunomodulatorenetc). Best Beschikbare Therapie mag ook bestaan uit afwezigheid van behandeling (bijvoorbeeld geen behandeling met uitzondering van aderlating wanneer de patiënt hiertoe geïndiceerd is.)
Inschatting van belasting en risico
INC424 is toegediend in eenmalige of meerdere doses in meer dan 200 gezonde
vrijwilligers. In single dose studies is INC424 veilig en goed tolerabel
gebleken met Adverse Events (AEs) die over het algemeen mild van aard waren,
reversibel en met eenzelfde incidentie voorkwamen wanneer vergeleken met de
placebo of controle behandeling. INC424 wordt goed getolereerd in een
gevorderde PV populatie. De meeste Adverse Events waren mild van aard and
bleken niet gerelateerd aan het studiegeneesmiddel. Graad 2
behandelingsgerelateerde Adverse Events die in minimaal 2 proefpersonen zijn
gezien zijn anemie (4 proefpersonen;12%), leucopenie (3 proefpersonen, 9%),
hartkloppingen (2 proefpersonen, 6%). Eén proefpersoon (3%) had een graad 2
thrombocytopenie en één proefpersoon (3%) had een graad 3 thrombocytopenie. Er
hebben geen graad 4 behandelingsgerelateerde Adverse Events plaatsgehad.
Anemie, leucopenie en thrombocytopenie worden veroorzaakt door JAK remmer
geïnduceerde myelosupressie, en zijn in zijn algemeenheid reversibel van aard
wanneer de dosering INC424 aangepast wordt. Het aantal af te leggen visites in
studieverband is niet veel hoger dan in de standaard klinische praktijk, en
houdt ook afname van routine bloed bepalingen in. Wel zijn maximaal 6 extra MRI
opnamen nodig om het volume van de milt te meten. Het risico dat MRI opname met
zich meebrengt is minimaal.
Publiek
Raapopseweg 1
Arnhem 6824 DP
NL
Wetenschappelijk
Raapopseweg 1
Arnhem 6824 DP
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. 18 jaar of ouder
2. proefpersonen moeten de diagnose PV hebben ten minste 24 weken voor de screening visite, diagnose volgens de 2008 WHO criteria (tabel 2 in Tefferi en Vardiman, 2008; appendix 1).
3. proefpersonen moeten een behandelingshistorie voor PV hebben dat voldoet aan de definitie van resistentie or intolerantie voor hydroxyurea (HU) door ten minste 1 van de vijf volgende criteria te laten zien (aangepast van Barosi et al, 2009A; appendix 2):
HU resistentie, gedefinieerd minstens 12 weken na de start van HU therapie met een dosering van ten minste 2 gram/dag OF dosering op de maximaal verdraagbare dosering als die dosering minder is dan 2 gram/dag.
a. noodzaak van aderlaten om de hematocriet <45% te houden, OF
b. bloedplaatjes aantal > 400 x 109/L EN witte bloedcellen aantal > 10 x 109/L OF
c. niet in staat zijn de splenomegalie, meer dan 10 cm onder de ribbenboog uitstekend, te verkleinen met minstens 50%, gemeten met de hand (tast)
* HU Intolerantie:
Een absolute neutrofielen aantal < 1.0 x109/L OF plaatjes aantal < 100 x 109/L OF hemoglobine < 100 x 109/L (i.e. 10 g/dL) op de laagste dosis van HU om een respons te krijgen (respons definitie aangepast aan Barosi et al, 2009: hematocriet < 45% zonder aderlaten EN/OF alle hierna volgende drie punten: plaatjes aantal <= 400 x 109/:, witte bloedcellen aantal <= 10 x 109/L, en niet voelbare milt, OF
b. aanwezigheid van zweren op het been of andere onacceptabele (gedefinieerd als CTCAE versie 3.0 grade 3-4 of meer dan 1 week van CTCAE 3.0 grade 2) HU gerelateerde niet hematologische toxiciteiten, bijvoorbeeld mucocutane verschijnselen, gastrointestinale symptomen, pneumonitis of koorts op elke dosis van HU
4. proefpersonen moeten ten minste 2 aderlatingen nodig hebben gehad, elk door inadequate hematocriet controle, in de afgelopen 24 weken voor de screening EN in ieder geval 1 aderlating door inadequate hematocriet controle in de 16 weken voor screening, waarbij de tijd tussen deze 2 minimaal 4 weken moet zijn. OF proefpersonen voldoen aan dit criterium als ze een aderlating nodig hebben gehad in de laatste 16 weken en ze hebben een hematocriet > 45% bij de screening visite.
5. Patienten met vergrootte mild gedefinieerd als:
a. Voelbare milt onder de ribbenboog op voorwaarde dat de MRI (of CT) tijdens screening bevestigd dat de milt vergroot is: gedefinieerd als >= 450 cm3 OF milt niet voelbaar onder de ribbenboog door lichaamsbouw (bijvoorbeeld obese proefpersonen) op voorwaarde dat de MRI (of CT) bevestigd dat de milt vergroot is: gedefinieerd als een volume >= 450 cm3.
6. proefpersonen moeten tenminste 1 van de volgende punten hebben bij screening:
a. ANC (absolute neutrofielen aantal) >= 1.5 x 109/L
b. PLT (bloedplaatjes aantal) >= 600 x 109/L
7. proefpersonen met 0% blasten in perifeer bloed bij screening
8. proefpersonen met een ECOG prestatie status van 0, 1, of 2 (appendix 5) bij screening en baseline
9. proefpersonen op een therapeutisch regime voor PV moeten een stabiele dosis en schema hebben gedurende ten minste 2 weken voor screening en niet minder dan 4 weken voor randomisatie (studiedag 1).
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. zwangere of borstvoeding gevende vrouwen, waarbij zwangerschap is gedefinieerd vanaf het moment van bevruchting (bevestigd door een positieve hCG test) tot de bevalling.
2. proefpersonen in de vruchtbare leeftijd die geen adequate voorbehoedsmiddelen willen gebruiken (vanaf screening tot einde studie en 5 halfwaarde tijden na staken behandeling) om niet zwanger te worden of een kind te verwekken. Adequate voorbehoedsmiddelen zijn dubbele barrière methode of een barrière methode plus een hormonale methode (zie appendix 3 voor een komplete lijst).
- Vrouwen in de niet vruchtbare leeftijd zijn gedefinieerd as vrouwen die a) >= 55 jaar met een geschiedenis van amenorroe gedurende 1 jaar met serum FSH niveaus > 40 mlU/ml OF b) minimaal 6 weken geleden zijn gesteriliseerd
Sexueel actieve mannen moeten een condoom gebruiken terwijl ze de studiemedicatie gebruiken, dit geldt ook voor gesteriliseerde mannen om levering van de medicatie via zaadvloeistof te voorkomen.
3. proefpersonen met inadequate lever of nierfunctie bij screening aangetoond door:
a. Encephalopathie graad 2 of meer volgens het Child-Pugh systeem (appendix 12).
b. bekende hepatocellulaire ziekte (bijvoorbeeld hepatitis B of C, cirrhosis of andere hepatocellulaire ziekte)
c. directe bilirubine >= 2 x bovengrens van normaal (ULN)
d. alanine aminotransferase (ALT) > 2,5 x ULN
e. MDRD-eGFR < 30 mL/min/1,73m2 of aan de dialyse
4. proefpersonen met gastrointestinale problemen of GI ziekte dat mogelijk significant de absorptie van orale INC424 verandert (bijvoorbeeld colitis, ongecontroleerde misselijkheid, overgeven, diarree, malabsorptie syndroom, dunne darm resectie).
5. proefpersonen met klinisch significante bacteriele, schimmel, parasietaire, of virale infectie die therapie vereist:
- proefpersonen met een acute bacteriele infectie die antibiotica nodig hebben moeten de screening/inclusie uitstellen tot de antibiotica kuur afgemaakt is.
- proefpersonen met bekende actieve hepatitis A, B, of C bij screening of met bekende HIV positiviteit.
6. proefpersonen met gediagnostiseerd primair immunodeficientie syndroom zoals X-gelinkt agammaglobulinemie en gewone variabele immuundeficientie
7. proefpersonen met een actieve maligniteit in de laatste vijf jaren behalve behandelde cervicale intra-epitheliale neoplasie, basaalcelcarcinoom van de huid, of squameuze celcarcinoom van de huid, waarbij geen bewijs voor een recidief is in de laatste drie jaren.
8. proefpersonen met klinisch significante hart ziekte (NYHA klasse III of IV; appendix 6)
9. proefpersonen die een PEG-IFN-alpha-2a gekregen hebben binnen vijf weken voor screening of die een voorgeschiedenis hebben van 32P behandeling.
10. proefpersonen die tegelijkertijd behandeld worden met een potente systemische remmer van CYP3A4 ten tijde van de screening (zie appendix 13).
11. proefpersonen die tegelijkertijd behandeld worden met enig verboden medicatie (zie sectie 5.1.11 voor de lijst met verboden medicatie en de duur dat deze verboden zijn)
12. proefpersonen die eerder behandeld zijn met een JAK remmer.
13. proefpersonen die tegelijkertijd behandeld worden met enig onderzoeksprodukt of eerdere deelname aan een onderzoeksstudie binnen 30 dagen voor inclusie of binnen 5 halfwaarde tijden van dat onderzoeksproduct, welke van de twee het langst is.
14. proefpersonen die niet in staat zijn het patienten informatie formulier te begrijpen of deze niet willen tekenen
15. proefpersonen met actieve alcohol of drugs verslaving dat zou interfereren met hun kunde om aan de studie vereisten te voldoen.
16. proefpersonen met een ongecontroleerde intercurrente ziekte of enige gelijktijdige gesteldheid die, volgens de onderzoeker, de veiligheid van de proefpersoon in gevaar zou brengen of de naleving van het protocol zou verstoren.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2010-020807-57-NL |
CCMO | NL34536.078.11 |