Het overkoepelende doel is het geschikt maken van een virusprikkelingsmodel voor gebruik bij fundamenteel onderzoek en klinische ontwikkeling. Dit model zal een consistente benadering verschaffen voor het genereren en testen van hypothesen die…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Bronchiale aandoeningen (excl. neoplasmata)
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Onderzoeksdeel 1
(1) Doelstelling: Het vaststellen van de veiligheid en verdraagbaarheid van
nasale prikkeling met RV16UB bij gezonde proefpersonen.
Hypothese: Bij gezonde vrijwilligers is enkelvoudige nasale prikkeling met
RV16UB voldoende veilig en wordt zij goed verdragen, waardoor zij kan worden
geëvalueerd bij astmatische proefpersonen.
(2) Doelstelling: Het vaststellen van de veiligheid en verdraagbaarheid van
nasale prikkeling met RV16UB bij personen met lichte tot matige astma op ICS
(inhalatie-corticosteroïden).
Hypothese: Bij personen met lichte tot matige astma die ICS gebruiken, is
enkelvoudige nasale prikkeling met RV16UB voldoende veilig en wordt zij goed
verdragen, waardoor zij kan worden gebruikt in deel 2.
(3) Doelstelling: Het selecteren van een dosis RV16UB die bij de meeste
astmatici na nasale prikkeling op dag 1-7 symptomen induceert
Hypothese: Ten minste één van de vier prikkelingsdoses van RV16UB zal
samenhangen met met
a) een significante verhoging boven baseline van de gemiddelde maximale
Jackson-CSS (cold symptom score: verkoudheidssymptomenscore) na prikkeling, en
b) het feit dat ten minste drie (3) leden in de dosisgroep een op een dagboek
gebaseerde CSS *3 hebben gedurende twee dagen achter elkaar, en
c) het feit dat ten minste vier (4) leden in de dosisgroep ten minste 1000
kopieën/ml viraal RNA in nasale lavagevloeistof manifesteren, zoals gemeten met
behulp van qRT-PCR.
(4) Doelstelling: Om vast te stellen of personen met lichte tot matige astma
die LABA gebruiken, geschikte deelnemers zijn voor studies met nasale
prikkeling met RV16UB.
Hypothese: I) In personen met mild tot matige astma welke ICS en LABA
gebruiken, is enkele nasale prikkeling met RV16UB voldoende veilig en goed
verdraagbaar om het gebruik ervan in Part 2 toe te staan.
II) Cohorten met astma patiënten die LABA gebruiken, tonen dezelfde nasale en
virale afscheidingskenmerken als astma patiënten die geen LABA gebruiken.
Tenminste één van de 4 doses prikkeling met RV16UB zullen worden geassocieerd
met de volgende groep van astma patiënten die LABA gebruiken:
a) significante verhoging boven de basislijn van gemiddelde maximale
post-challenge Jackson verkoudsheidssymptoomscores (CSS), en
b) tenminste drie (3) deelnemers in the doserings groep hebben op hun
dagboekje gebaseerde CSS * 3, voor twee dagen opeenvolgend, en
c) tenminste vier (4) deelnemers in de doseringsgroep tonen tenminste 10³
kopieën/mL van viraal RNA in nasale lavage vloeistof zoals gemeten door qRT-PCR.
Onderzoeksdeel 2
(1) Doelstelling: Het bepalen van de CFB (change from baseline: verandering ten
opzichte van baseline) in het TWA van het ochtend-FEV1 over dag 1-7 na
RV16UB-prikkeling met de op basis van deel 1 geselecteerde dosis.
Hypothese: De procentuele CFB in het TWA van het ochtend-FEV1 over dag 1-7* na
infectie met RV16UB zal gemiddeld lager dan nul zijn. De gemiddelde procentuele
CFB in het TWA is ten minste -10% (verlaging).
(2) Doelstelling: Het bepalen van de CFB (change from baseline: verandering ten
opzichte van baseline) in het TWA (time-weighted average: tijdgewogen
gemiddelde) van het avond-FEV1 over dag 1-7 na RV16UB-prikkeling.
Hypothese: De procentuele CFB in het TWA van het avond-FEV1 over dag 1-7* na
infectie met
RV16UB zal gemiddeld lager dan nul zijn. De verwachte gemiddelde procentuele
CFB in het TWA (verlaging) bedraagt ten minste -10%.
* Voortaan zal het TWA van een grootheid over dag 'x' tot 'y' worden aangeduid
als 'TWAx-y'.
Secundaire uitkomstmaten
Onderzoeksdeel 2
(1) Doelstelling: Het bepalen van de CFB in het FEV1 (maximale daling) en het
TWA3-10 in de ACD-score (astmacontroledagboek).
Hypothesen: De gemiddelde CFB's in het maximale-daling-FEV1 en de verhoging in
TWA3-10 ACD verschillen van nul.
(2) Doelstelling: Het bepalen van de Spearman-correlaties binnen één
proefpersoon tussen de maximale verkoudheidssymptomenscore, TWA0-14
nasale-virustiter (PCR) en elk van TWA1-7 en maximale-daling-FEV1, maximale
dagboek-gebaseerde ACD en het TWA3-10 van de dagboek-gebaseerde ACD.
Hypothesen: De Spearman-correlaties binnen één proefpersoon tussen de maximale
CSS, TWA0-14 nasale-virustiter en elk van TWA1-7 FEV1, maximale-daling-FEV1 en
TWA3-10 ACD zullen allemaal verschillen van nul in de verwachte richtingen.
(3) Doelstelling: Het beschrijven van de loop van de virus-shedding
(PCR-gekwantificeerd) na
virusprikkeling.
(4) Doelstelling: Het beschrijven van de door virus geïnduceerde veranderingen
in klinische en biologische fenotypen van hoge dimensionaliteit
('handafdrukken') van personen met lichte tot matige astma met gebruikmaking
van de meerschalige-systemengeneesmiddelbenadering UBIOPRED
('handafdrukanalyse'). Deze beschrijving omvat alle resultaten die worden
vermeld onder primaire, secundaire en verkennende doelstellingen.
Achtergrond van het onderzoek
Astma is gerelateerd aan chronische luchtwegontsteking en verkeerd geleide
immuniteit * leidend tot hyperreactiviteit van bronchiale gladde spieren,
hypersecretie van slijm, en verdikking van de luchtwegen. Deze pathologische
drie-eenheid leidt tot acute en chronische luchtweg obstructie. Astma treft
6%-11% van de Amerikaanse populatie * jaarlijks leidend tot ~3500 sterfgevallen
en >400.000 ziekenhuisopnames [1, 2, 3]. Een vergelijkbare epidemiologie wordt
waargenomen in Europa [39, 40], terwijl wereldwijd ongeveer 300 miljoen mensen
worden getroffen [4]. ICS'en (inhalatie-corticosteroïden), LABA's (long acting
beta agonists) en cysteïnylleukotrieenmodulatoren hebben de astmazorg
bevorderd; toch heeft een groot aantal mensen nog altijd een ernstige en/of
slecht gereguleerde astma. Vandaar dat deze moeilijke astma-subgroepen het
onderwerp zijn van intensief onderzoek * onderzoek dat wordt belemmerd door de
complexiteit van de ziekte, variabiliteit tussen patiënten en onvoldoende
mechanisme-kennis van de ziektecausaliteit. Deze hindernissen nopen tot het
onderzoek van grote aantallen proefpersonen en grote aantallen biologische
variabelen bij iedere patiënt. Er zijn dus grote consortia ontstaan die als
doel hebben om de capaciteiten van meerdere instellingen samen te voegen,
waardoor de aantallen patiënten en de breedte van het onderzoek worden bereikt
die klaarblijkelijk nodig zijn om ernstige en slecht gereguleerde astma te
begrijpen [5,6,7]. Het U-BIOPRED-consortium (Unbiased Biomarkers for the
Prediction of Respiratory Disease Outcomes) is de meest uitgebreide van zulke
inspanningen. Hiermee wordt geprobeerd grote aantallen astmatici bij hoge
dimensionaliteit en in de tijd te karakteriseren, om gecombineerde klinische en
biologische biomarkers van ziektesubtypes te ontwikkelen, testbare hypothesen
over ziektemechanisme en -behandeling te genereren en nuttige
onderzoekshulpmiddelen voor eropvolgend onderzoek te ontwikkelen.
U-BIOPRED functioneert onder de paraplu van het IMI (Innovative Medicines
Initiative) * een pan-Europese samenwerking van de openbare en particuliere
sector gericht op het bespoedigen van de ontdekking en ontwikkeling van betere
geneesmiddelen voor patiënten. IMI benadrukt de volgende stappen bij het
nastreven van een verbeterde voorspelling van de veiligheid en werkzaamheid van
nieuwe geneesmiddelen: voorspellende farmacologie en toxicologie, ontdekking
van voorspellende biomarkers, patiëntenonderzoeken, validatie van biomarkers en
beoordeling van voordelen/risico's. U-BIOPRED is het IMI-consortium dat is
gericht op ernstige astma [5]. Centraal in de benadering van U-BIOPRED staat de
ontwikkeling van 'handafdrukken' * beschrijvingen van hoge dimensionaliteit van
astma die demografische, klinische, op beeldvorming gebaseerde, metabole,
transcriptomische en genetische/genomische metriek omvatten. Deze complexe
beschrijvingen zullen worden gebruikt voor het ontwikkelen van multivariabele
biomarkers die correleren met astmasubtypes en hun respectieve responsen op
farmacologische interventie. De bevindingen van U-BIOPRED zullen worden
doorgegeven aan de wereldastmagemeenschap via presentaties op congressen,
publicaties en speciale aankondigingen.
Dit onderzoek (PN218) is een component van de U-BIOPRED-inspanning -
resulterende gegevens en monsters worden gedeeld met de leden van het
consortium om in de grotere context te worden geanalyseerd. Het doel van dit
onderzoek is het ontwikkelen van een standaardmodel op basis van
virusprikkeling voor astma-exacerbaties, en het begrijpen hoe de
'handafdrukken' van patiënten veranderen in die context.
Doel van het onderzoek
Het overkoepelende doel is het geschikt maken van een virusprikkelingsmodel
voor gebruik bij fundamenteel onderzoek en klinische ontwikkeling. Dit model
zal een consistente benadering verschaffen voor het genereren en testen van
hypothesen die betrekking hebben op viraal geïnduceerde astmaverergeringen, en
kan een betere positieve voorspelling van de werkzaamheid verschaffen bij de
vroege ontwikkeling van nieuwe moleculaire entiteiten (NME).
Verder kunnen, wanneer vele onderzoekers het model aanvaarden, resultaten van
verschillende laboratoria gemakkelijker worden vergeleken omdat hetzelfde
viruspreparaat en dezelfde doseringsbenadering zullen zijn gebruikt.
PN218 is opgezet om dit doel in twee stappen te bereiken. De eerste (deel 1) is
het aantonen van
de verdraagbaarheid van het RV16UB-preparaat bij verschillende dosisniveaus met
inductie van verwachte verkoudheidssymptomen bij *1 (één) dosisniveau, en, op
een verkennende basis, het bepalen van de door verschillende
virusprikkelingsdoses geïnduceerde vermindering in FEV1 in de astmatische
groepen.
Met de laagste geteste dosis die goed wordt verdragen en die ook toereikende
niveaus van verkoudheidssymptomen induceert, zal verder worden gewerkt voor de
tweede stap - deel 2 voor platformontwikkeling, biomarkerbepaling en
handafdruk-ontdekking.
Onderzoeksopzet
Dit is een tweedelig, niet-gerandomiseerd multicenter-onderzoek met nasale
rhinovirusprikkeling bij gezonde deelnemers en deelnemers met lichte tot matige
astma (deelnemers worden hierna ook 'proefpersonen' genoemd), dat wordt
uitgevoerd in overeenstemming met goede klinische praktijken.
Deel 1 is een dosisbepalingsonderzoek met 1) tot 4 groepen van maximaal 6
gezonde vrijwilligers en 2) tot 4 groepen van maximaal 6 patiënten met lichte
tot matige astma, die geen langwerkende beta antagonisten (LABA) gebruiken en
3) tot 4 groepen van maximaal 6 patiënten met lichte tot matige astma, die LABA
gebruiken, welke nasale prikkeling ondergaan met U-BIOPRED-humaan rhinovirus 16
(RV16UB) [ ook wel genoemd als 'HRV-16" in andere studie documenten, welke
allen verwijzen naar het rhinovirus welke beschreven wordt in Sectie 4.1.1 en
wordt gebruikt in deze studie] bij toenemende doses op een gespreide manier,
zoals geïllustreerd in figuur 1. Het besluit om te beginnen met een groep
astmatici bij de volgende hogere virusdosis zal worden genomen nadat
astmatische deelnemers in de vorige groep op een veilige manier zijn is
geprikkeld. De astmatische groep van de laagste dosis zal ten minste één week
nadat de eerste twee groepen van gezonde vrijwilligers op een veilige manier
zijn geprikkeld, met het onderzoek beginnen. De timing voor de dosisaanpassing
tussen groepen met gezonde vrijwilligers en groepen met astmatici zal gebaseerd
zijn op de hoeveelheid tijd die nodig is om de veiligheidsgegevens te
beoordelen.
Deel 2 is een longitudinaal biomarkeronderzoek met maximaal 25 personen met
lichte tot matige astma die RV16UB-prikkeling ondergaan met gebruikmaking van
de meest geschikte, in deel 1 op basis van verdraagbaarheid en virale effecten
vastgestelde dosis. Deze biomarkercomponent is enigszins vergelijkbaar in
structuur met die welke is gebruikt voor elk dosisniveau in deel 1, met een
aantal veranderingen in timing, procedures en aantal bezoeken (figuur 2).
Dit protocol is met enige flexibiliteit geschreven om tegemoet te komen aan de
inherent dynamische aard van klinische onderzoeken van experimentele
geneesmiddelen. Raadpleeg paragraaf 7.1.5 * Bezoekvereisten voor wijzigingen
die zijn toegestaan binnen de protocolparameters. Specifieke, tijdens het
onderzoek uit te voeren procedures, alsook hun voorgeschreven tijdsduur en
gerelateerde bezoekvensters, worden samengevat in het stromingsdiagram van het
onderzoek - paragraaf 6.0. De details van elke procedure worden gegeven in
paragraaf 7.0 * onderzoeksprocedures.
1. Bij dit onderzoek zal adaptieve virale dosis-selectie worden gebruikt. Met
name zal de in deel 2 te gebruiken dosis van het virus worden bepaald op basis
van resultaten van deel 1, zoals beschreven in paragraaf 5.2.1.2.
2. Wanneer een dosering in Deel 1 welke is ingenomen door een groep
vrijwilligers die geen LABA hebben gebruikt, als veilig wordt beoordeeld, dan
hoeft dezelfde dosis niet noodzakelijk te worden herhaald in een groep met
patiënten die wel LABA gebruiken. De reden hiervoor is omdat deelnemers die
LABA gebruiken, in het algemeen meer beschermd zijn tegen
exacerbatie-gerelateerde AE's.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Er worden geen farmacologische behandelingen bestudeerd. Dit onderzoek betreft een nasale prikkeling met rhinovirus in beide delen 1 & 2 van het onderzoek. In deel 1 en 2 zal de rhinovirusprikkeling plaatsvinden op dag 0 (maximaal ongeveer 21 dagen na het screeningsbezoek). In deel 1 zal worden bepaald welke dosis rhinovirus moet worden gebruikt in deel 2. Deel 1: Begindosis: Recent werk heeft zich gericht op inoculaties van lage dosis > in de orde van grootte van 10 TCID50. In het bijzonder suggereert werk door S. Johnston bij het Imperial College, London [18] en door R. Lutter en K. van der Sluijs bij de Universiteit van Amsterdam [niet gepubliceerd] in sterke mate dat inoculaties van lage dosis toereikend zijn voor deze benadering. (NB: de laatstgenoemden zijn onderzoekers bij dit onderzoek.) Tot op heden bestaat het enige opvallende verschil tussen benaderingen met hoge dosis en lage dosis uit een verschuiving van ~1-2 dagen in de piek van symptomen > d.w.z. ~d6 versus ~d4 voor hogere doses (zie figuur 5 op pagina 21 van het protocol). Omdat de benadering met lage dosis virusvoorraad bespaart, deelnemers aan kleinere hoeveelheden viruspreparaat blootstelt en misschien een betere weerspiegeling is van een 'natuurlijke' infectie, zal 10 TCID50 de begindosis in deel 1 zijn. De overblijvende doses overbruggen het traject (maximaal 10.000 TCID50) van gepubliceerde ervaringen met rhinovirus 16 en zijn het waard getest te worden om de overeenkomst van potentie tussen het RV16UB GMP-preparaat en andere gerelateerde, in het verleden gebruikte voorraden na te gaan. Daarom zijn doses van 10, 100, 1000 en10.000 TCID50 gepland voor PN218. Deel 2: De voor deel 2 geselecteerde dosis zal de laagste dosis zijn waarvoor: voldoende gegevens beschikbaar zijn van een voltooide groep van astmatische proefpersonen; geen zorgen bestaan die voortkomen uit belangrijke veiligheidsvariabelen; en is voldaan aan de effectcriteria van primaire hypothese #3 voor deel 1 (paragraaf 3.1).
Inschatting van belasting en risico
Er komen geen concrete voordelen voort uit deelname aan dit klinische
onderzoek. De deelnemers zullen echter weten dat ze een gestandaardiseerd
hulpmiddel helpen ontwikkelen om een beter inzicht in astma-exacerbaties te
kunnen krijgen. Dit inzicht, in combinatie met de nieuwe biomarkers en
mechanisme-hypothesen die hieruit kunnen voortvloeien, kunnen de
astmabehandeling vooruit helpen * vooral voor patiënten met problematische
astma.
Risico's voor deelnemers kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën: (1)
risico's die samenhangen met het prikkelingsmiddel,
en (2) risico's die samenhangen met de onderzoeksprocedures.
Risico's die samenhangen met het prikkelingsmiddel kunnen verder worden
onderverdeeld in risico's die samenhangen met (a) de formulering en (b) de
virusinfectie zelf. Deze worden hierna beschreven.
(1a) Net als met elk biologisch preparaat zou de virusvoorraad onmiddellijke
reacties kunnen induceren die voortkomen uit verontreiniging met TLR-agonisten
(toll-like receptor) of andere onbedoelde biologisch actieve materialen. Verder
kunnen de preparaten verontreinigd zijn met andere infectieuze organismen dan
het bedoelde rhinovirus. Om hierop bedacht te zijn geschiedt de vervaardiging
in overeenstemming met cGMP (current Good Manufacturing Practice) met
gebruikmaking van goed gekarakteriseerde celvoorraden en groeimedia. Het
definitieve viruspreparaat wordt getest in overeenstemming met moderne
vervaardigingsmethoden voor biologische producten om
lipopolysaccharide-verontreiniging en de aanwezigheid van micro-organismen die
zouden kunnen leiden tot de vorming van TLR-agonisten en tot manifeste
infectie, uit te sluiten. Wegens deze voorzorgsmaatregelen en het feit dat de
entvoorraden voor het RV16UB-preparaat zijn gebruikt bij >100 proefpersonen
zonder onmiddellijke reacties of onverwachte infecties, wordt de kans op zulke
gebeurtenissen zeer klein geacht.
(1b) Het/de beoogde doel/functie van het RV16UB-prikkelingsmiddel is dat van
een functionerend rhinovirus. Daarom betekent een geslaagde prikkeling dat
deelnemers de symptomen van een gewone verkoudheid zullen ondervinden.
Verkoudheid is een vaak voorkomende gebeurtenis in het menselijke bestaan en
levert geen specifieke risico's op, behalve voor hoogbejaarden, personen met
immunosuppressie, idiosyncratische gevoeligheden of ernstige onderliggende
aandoeningen. Bij astmapatiënten kan gewone verkoudheid leiden tot
exacerbaties met thoraxsymptomen en verminderde luchtflow. Lichte versies
hiervan zijn in feite een gewenst eindpunt. Om de kans te verminderen op
ernstige exacerbaties die zouden leiden tot noodzakelijk gebruik van orale
steroïden of spoedeisende medische hulp, zullen de proefpersonen niet te oud
zijn en zullen ze worden gescreend op de afwezigheid van niet aan astma
gerelateerde comorbiditeiten en op de aanwezigheid van lichte tot matige astma
zonder een voorgeschiedenis van aan astma gerelateerde ICU-opname of intubatie
gedurende het volwassen leven. Verder zullen alle astmatische proefpersonen
worden gehandhaafd op hun baselineregime van inhalatie-corticosteroïden.
Opnieuw suggereert de geslaagde uitvoering van tientallen gepubliceerde virale
prikkelingen bij astmatici - zonder SAE's (serious adverse event) en met minder
dan een handvol vereiste behandelingen met systemische steroïden - dat de
benadering veilig is.
(2) De meeste onderzoeksprocedures zoals flebotomie, spirometrie en nasale
bemonstering brengen minimale risico's met zich mee en worden hier niet vermeld.
Geïnduceerd sputum impliceert het risico van astma-exacerbatie; de uitvoering
ervan in vele honderden gepubliceerde gevallen zonder dergelijke problemen
toont echter aan dat het risico laag is. De sponsor heeft in de afgelopen drie
jaar >200 sputuminducties bij met allergeen geprikkelde astmatici uitgevoerd,
waarbij de AE's (adverse event) niet ernstiger waren dan een lichte hoest,
piepende ademhaling en thoracaal ongemak; deze AE's kwamen nu en dan voor en
waren zelflimiterend of werden gereguleerd met een extra dosis salbutamol. De
hoofdonderzoekers hebben gedurende vele jaren academisch onderzoek
vergelijkbare ervaringen gehad. Van specifiek belang voor dit onderzoek is dat
collegiaal getoetst werk heeft aangetoond dat sputuminductie veilig is - zelfs
tijdens exacerbaties van astma en COPD [41-43].
In dit onderzoek zullen de risico's worden beperkt door middel van
voorbehandeling met geïnhaleerde bèta-agonisten alsook door middel van
zorgvuldige controle van de symptomen en de luchtflow, tijdens en na de
procedure.
Publiek
Waarderweg 39
Haarlem 2031 BN
NL
Wetenschappelijk
Waarderweg 39
Haarlem 2031 BN
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. bereid zijn om schriftelijke geïnformeerde toestemming te geven voor het onderzoek - inclusief toekomstig biomedisch onderzoek op verzamelde monsters;
2. op een toereikend niveau in staat zijn om te lezen, te begrijpen en te schrijven zodat
onderzoeksmaterialen kunnen worden ingevuld;
3. bereid zijn om het onderzoek en alle metingen te voltooien;
4. mannelijk of vrouwelijk en 18 tot en met 55 jaar oud zijn bij het bezoek voorafgaand aan
het onderzoek (screeningsbezoek)
5. een BMI (body mass index) van *35 kg/m2 en >17 kg/m2 hebben. BMI = gewicht
(kg)/lengte (m)2.
6. voor het doel van een veilige deelname, geacht zijn een goede gezondheid te hebben
(behalve toelaatbare astma) op basis van de medische voorgeschiedenis, lichamelijk onderzoek, vitale parameters en laboratoriumtests inzake veiligheid (paragraaf 7.1.3.1) zoals uitgevoerd bij het bezoek voorafgaand aan het onderzoek (screeningsbezoek) en/of voorafgaand aan de rhinovirale prikkeling.
7. indien een vrouwelijke proefpersoon, één van het hieronder genoemde zijn:
- vruchtbaar, waarbij tevens een serum-*-hCG-gehalte dat consistent is met de niet-zwangere toestand bij het bezoek voorafgaand aan het onderzoek (screeningsbezoek) moet worden aangetoond en waarbij moet worden ingestemd met het gebruik van twee (2) aanvaardbare methoden van geboortebeperking (en/of waarbij hun partner die moet gebruiken), te beginnen bij
het bezoek voorafgaand aan het onderzoek, tijdens het hele onderzoek en tot 10 dagen na het laatste onderzoeksbezoek.
- niet vruchtbaar: een vrouw die bij het bezoek voorafgaand aan het onderzoek (screeningsbezoek) gedurende ten minste 1 jaar postmenopauzaal zonder menstruatie is en een FSH-gehalte in het postmenopauzale bereik heeft, en/of een vrouw met een status na hysterectomie, status na bilaterale oöforectomie, of een status na bilaterale tubaligatie zonder omkering op basis van het geheugen van de proefpersoon inzake haar medische voorgeschiedenis.
8. een niet-roker zijn, of de afgelopen 12 maanden niet hebben gerookt met een rookgeschiedenis van * 10 pakjaren;
9. bereid zijn om de beperkingen van het onderzoek na te leven (zie paragraaf 5.7 voor
een complete samenvatting van onderzoeksbeperkingen).
10. bij het screeningsbezoek anti-hRV16-titers *1:4 hebben;
11. voorafgaand aan virusprikkeling negatieve neuslavage rhinovirus PCR-resultaten hebben;
Deel 1:
12. één van het volgende zijn:
a. Voor gezonde groepen: een gezonde proefpersoon (mag seizoensallergieën
buiten het seizoen hebben)
b. Voor astmatische groepen: licht tot matig astmatisch met de hierna** genoemde criteria
Deel 2:
13. een diagnose hebben van lichte tot matige astma met de hierna** genoemde criteria.
**Insluitingscriteria voor personen met lichte tot matige astma (moet zijn gedocumenteerd binnen de afgelopen vijf (5) jaar)
-- Diagnose van astma op basis van één of meer van:
. Methacholine-PC20 <8 mg/ml
. Verbetering in FEV1 na inhalatie van 400 mcg salbutamol van *12% van
voorspelde waarde, en /of 200 ml.
. dagelijkse variatie in PEF (peak expiratory flow) >8% van gemiddelde van tweemaal
daagse PEF
. vermindering in prebronchodilatator-FEV1 *12% van voorspelde FEV1 en/of 200 ml na
afbouwen van ICS (inhalatie-corticosteroïden), orale glucocorticoïden, lang werkende
bronchodilatatoren of normale kort werkende bronchodilatatoren.;Opmerking: in gevallen waar of FEV1 of %FEV1 (maar niet allebei) wijzigt met de hoeveelheid welke hierboven is aangegeven, is toestemming van de sponsor nodig voor deelname van de proefpersoon.
EN
. een geschiedenis van piepende ademhaling die spontaan of door inspanning optreedt
-- Gereguleerde ziekte op basis van:
. prebronchodilatator-FEV1 *80% van voorspelde waarde (kan worden vastgesteld bij de screening)
EN met al het hieronder genoemde gedurende >4 weken voorafgaand aan screening
. tweemaal per week of minder: symptomen overdag
. geen beperking in activiteit
. geen nachtelijke symptomen
. tweemaal per week of minder: gebruik van relieverbehandelingen
. geen verandering in de dosis van het astmageneesmiddel
. gebruik van ICS bij een stabiele dosisequivalent van *500 mcg/dag fluticasonpropionaat
14. binnen de afgelopen vijf (5) jaar een lichte exacerbatie hebben gehad (bijv. verandering in symptomen, leidend tot een tijdelijk verhoogd gebruik van kort werkende bèta-agonisten of een verhoogde ICS-dosis) samenhangend met viraal syndroom. Dit zal worden beoordeeld aan de hand van een interview met de patiënt.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. mentaal of wettelijk geïnstitutionaliseerd/onbekwaam is, aanzienlijke emotionele problemen heeft ten tijde van het bezoek voorafgaand aan het onderzoek (screeningsbezoek) of bij wie deze problemen worden verwacht tijdens de uitvoering van het onderzoek, of een geschiedenis van een klinisch significante psychiatrische stoornis van de afgelopen 3 jaar heeft. Proefpersonen die een reactieve depressie hebben gehad, kunnen ter beoordeling van de onderzoeker aan het onderzoek deelnemen;
2. een geschiedenis van klinisch significante endocriene, gastro-intestinale, cardiovasculaire,
hematologische, hepatische, immunologische, renale, respiratoire, urogenitale of ernstige
neurologische (waaronder beroerte en chronische convulsies) afwijkingen of ziekten heeft;
-- Astma, zoals gedefinieerd in de insluitingscriteria voor sommige deelnemers in deel 1 en alle
deelnemers in deel 2 is toegestaan.
-- Proefpersonen met een geschiedenis van ongecompliceerde (spontaan uitgeplaste,
zonder infectie) nierstenen, cholecystectomie of astma in de kinderjaren (het laatstgenoemde
alleen voor de groepen gezonde vrijwilligers) kunnen ter beoordeling van de onderzoeker
aan het onderzoek deelnemen.
3. een geschiedenis van kanker (maligniteit) heeft, met uitzondering van ongecompliceerd basaalcelcarcinoom van de huid of cervicale intra-epitheliale neoplasie - die voor ten minste 5 jaar is verdwenen en waarvoor geen chemotherapie of immunomodulatie nodig is geweest;
4. een geschiedenis van ernstige of moeilijk te behandelen allergieën (bv. voedsel-, geneesmiddel-, latexallergie) heeft of een anafylactische reactie of aanmerkelijke onverdraagbaarheid jegens geneesmiddelen die met of zonder recept verkrijgbaar zijn of
jegens voedsel heeft gehad, die volgens de onderzoeker een groot risico voor de
proefpersoon vormen;
5. tijdens de duur van het onderzoek symptomatische seizoensgebonden of het
hele jaar durende rinitis of sinusitis heeft (of verwacht die te krijgen) (kan beoordeling uitstellen tot het einde van het allergieseizoen voor seizoensgebonden allergieën.);
6. een geschiedenis heeft van ICU-opname of intubatie voor astmagerelateerd ventilatoir falen in
de adolescentie (na een leeftijd van ongeveer 11 jaar) of volwassenheid;
7. positief is voor hepatitis B-oppervlakteantigeen, hepatitis C-antilichamen of hiv;
8. klinisch significante afwijkingen heeft bij laboratoriumtests of bij het ecg tijdens screening;
9. een aanmerkelijke neusseptumafwijking, neuspoliepen of andere anatomische
neusafwijking heeft;
NB: Geschiedenis van neurcorrectie-chirurgie is toegestaan als deze >5 jaar vóór
het bezoek voorafgaand aan het onderzoek (screeningsbezoek) plaatsvond en normaal genas.
10. het huishouden deelt met of innig contact heeft met een jong kind, een zwangere of
borstvoeding gevende vrouw of een persoon met immunosuppressie;
11. een geschiedenis van of huidige aanwijzingen voor een bovenste of onderste luchtweginfectie of symptomen daarvan heeft binnen 6 weken na de baselinebeoordeling (kan beoordeling uitstellen totdat de toepasselijke tijd is verstreken.);
12. een zware operatie onderging, 1 eenheid bloed (ongeveer 500 ml) heeft gedoneerd of is verloren binnen 4 weken vóór het bezoek voorafgaand aan het onderzoek (screeningsbezoek);
13. heeft deelgenomen aan een ander onderzoek binnen 10 weken vóór het bezoek voorafgaand aan het onderzoek (screeningsbezoek). Het venster van 10 weken wordt afgeleid van de datum van de laatste onderzoeksmedicatie en/of de laatste bloedverzameling in een eerder onderzoek en/of AE's samenhangend met onderzoeksmedicatie tot het bezoek voorafgaand aan het onderzoek/screeningsbezoek van het huidige onderzoek;
14. zwanger is of een borstvoeding gevende moeder is;
15. niet in staat is om zich te onthouden van het gebruik van geneesmiddelen op recept,
geneesmiddelen die zonder recept verkrijgbaar zijn** of kruidenmiddelen (zoals sint-janskruid [Hypericum perforatum], of dit gebruik verwacht, te beginnen 2 weken (of 5 halfwaardetijden) vóór de toediening van de begindosis van virale prikkeling, tijdens het hele onderzoek en tot het telefoongesprek na het onderzoek;
Geneesmiddelen die met name zijn uitgesloten, zijn onder meer montelukast en andere leukotrieenmodificatoren, orale of nasale corticosteroïden, andere immunomodulerende geneesmiddelen, lang werkende bèta-agonisten (in Deel 1 voor ICS-alleen cohorten)en inhalatie-anticholinergica.
**Uitzonderingen: Er zijn bepaalde geneesmiddelen die zijn toegestaan, zie paragraaf 5.5;
16. meer dan 3 glazen alcoholische drank per dag (1 glas is ongeveer gelijk aan: bier [354 ml], wijn [118 ml] of sterke dranken [29,5 ml]) nuttigt. Proefpersonen die 4 glazen alcoholische drank per dag nuttigen, kunnen ter beoordeling van de onderzoeker deelnemen.
17. buitensporige hoeveelheden, gedefinieerd als meer dan 6 porties (1 portie is ongeveer gelijk aan 120 mg cafeïne) koffie, thee, cola, energiedrankjes of andere cafeïnehoudende dranken per dag nuttigt;
18. momenteel een regelmatige gebruiker (waaronder ook 'recreatief gebruik' valt) van illegale drugs is, of in de voorafgaande 2 jaar een geschiedenis van drugs-misbruik (waaronder alcohol)
heeft;
19. om welke reden ook door de onderzoeker ongeschikt wordt geacht voor deelname.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL45122.018.13 |
Ander register | zie aanvullende opmerkingen |