De voorgenomen studie geeft een indicatie van de werkzaamheid van MCT in de behandeling van OCS, en indien MCT werkzaam blijkt, of deze innovatieve behandeling effectiever is dan ERP, de huidige *gouden standaard*-behandeling.
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Angststoornissen en -symptomen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Het effect van de behandeling wordt geevalueerd met:
-De Nederlandse versie van een self-report vragenlijst voor dwangklachten, de
Padua Inventory (Burns et al., 1996)
-Een semi gestructureerd interview om de twee kernsymptomen (obsessies en
compulsies) van dwang in kaart te brengen, de Yale-Brown OSC Scale (Yale-Brown
Obsessive Compulsive Scale [Y-BOCS]; Goodman et al., 1989)
-De SCID-I ter beoordeling of er na afloop van de therapie en bij follow-up al
dan niet voldaan wordt aan de diagnostische criteria van de obsessief
compulsieve stoornis
Aangezien metacognitieve opvattingen als belangrijk worden gezien in de
etiologie van de obsessief compulsieve stoornis, worden er tevens twee
vragenlijsten afgenomen die dit beogen in kaart te brengen, namelijk de
Obsessive Beliefs Questionnaire-44 (OBQ-44; OCCWG, 2005) en de Thought Fusion
Instrument (TFI; Wells et al., 2001).
Secundaire uitkomstmaten
Als aanvulling op de primaire uitkomstmaten worden er nog de volgende
vragenlijsten afgenomen:
-De SCL-90 om algemene psychopathologie in kaart te brengen (Symptom Checklist
[SCL-90]; Derogatis, 1983)
-De BDI, gezien de comorbiditeit tussen OCS en depressie. (Beck Depression
Inventory, 2nd version [BDI-II]; Beck et al., 1996)
-Een vragenlijst om kwaliteit van leven in kaart te brengen (WHOQOL-Bref; WHO,
2004).
Bij start van de behandeling wordt tevens gevraagd om 3 extra vragenlijsten in
te vullen om de karakteristieken van de proefpersonen bij aanvang van therapie
in kaart te brengen. Hiertoe worden de Intolerance of uncertainty scale
(Freeston et al. 1994), de NEO Five Factor Inventory (Costa % McCrae, 1992) en
de Anxiety Sensitivity Index (Reiss et al. 1986) afgenomen.
Ten tijde van de follow-up metingen worden er tevens bij de telefonische
screening aan de hand van het 'treatment change recording form' vragen gesteld
over het al dan niet ontvangen hebben van andere vormen van therapie tijdens de
follow-up periode, wijzigingen van medicatie of andere vormen van hulp die
mogelijk gezocht kan worden, denk aan lotgenotencontact.
Achtergrond van het onderzoek
De obsessief-compulsieve stoornis (OCS) is een veelvoorkomende en invaliderende
stoornis. Cognitieve gedragstherapie (CGT) in de vorm van exposure met
responspreventie (ERP) is de psychologische behandeling van eerste voorkeur.
Ondanks de aangetoonde werkzaamheid van ERP is verbetering van de effectiviteit
gewenst, gezien het relatief bescheiden percentage patiënten dat na ERP
daadwerkelijk hersteld is van zijn klachten (rond de 60%). De voorgenomen
studie heeft ten doel om de effectiviteit van ERP te vergelijken met een
innovatieve vorm van cognitieve therapie gebaseerd op een recent ontwikkeld
stoornisspecifiek theoretisch model, het metacognitieve model.
Doel van het onderzoek
De voorgenomen studie geeft een indicatie van de werkzaamheid van MCT in de
behandeling van OCS, en indien MCT werkzaam blijkt, of deze innovatieve
behandeling effectiever is dan ERP, de huidige *gouden standaard*-behandeling.
Onderzoeksopzet
ERP en metacognitieve therapie (MCT) zullen in een gerandomiseerd gecontroleerd
onderzoek direct met elkaar worden vergeleken. Negentig patiënten met als
hoofddiagnose OCS zullen worden geïncludeerd uit de reguliere stroom patiënten
die voor behandeling worden verwezen naar PsyQ, een ambulante specialistische
GGZ instelling. De primaire uitkomstmaat is de ernst van de OCS-symptomen
gemeten met de Y-BOCS en de Padua-IR. Metingen worden afgenomen voorafgaand aan
de behandeling, bij afsluiting van de behandeling en zes en dertig maanden na
afloop van de behandeling.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Patienten worden na informed consent dubbelblind toegewezen aan ofwel een behandeling met exposure en responspreventie, ofwel metacognitieve therapie. Beide behandelmethoden zijn varianten van cognitieve gedragstherapie. Cognitieve gedragstherapie is behandeling van eerste keus bij de obsessief compulsieve stoornis. De behandeling exposure met responspreventie, houd in dat de patient zichzelf confronteert met de situaties die hij of zij liever vermijdt, zonder vervolgens een dwanghandeling uit te voeren. De patient leert op deze manier dat hij of zij zulke situaties kan doorstaan, dat de >ramp> die gevreesd wordt niet uitkomt, en dat de gevoelens van angst en spanning na verloop van tijd vanzelf verdwijnen. Metacognitieve therapie richt zich niet direct op de dwangklachten zelf, maar op de manier waarop mensen denken over hun dwanggedachten en dwanghandelingen. Zo denken mensen met dwang vaak dat >denken aan een handeling, betekent dat ze die ook gaan uitvoeren>. Niet de gedachte zelf is dus het probleem, maar de betekenis en het belang die aan die gedachte wordt toegekend. Deze manier van denken over klachten wordt aangeduid met >metacognitie>. Door deze metacognities te leren veranderen leert de patient anders over de eigen klachten te denken, met als resultaat dat de gedachten en handelingen minder spanning oproepen en uiteindelijk verdwijnen.
Inschatting van belasting en risico
Naar schatting neemt het invullen van de vragenlijsten maximaal 90 minuten in
beslag per keer. De patient wordt gevraagd om op 4 momenten vragenlijsten in te
vullen, namelijk voorafgaand en na afloop van de therapie, na 6 maanden en na
30 maanden na afronding van de therapie.
De belasting van het onderzoek is relatief gering, terwijl er voor zover bekend
geen risico's verbonden zijn aan deelname aan het onderzoek. De te onderzoeken
behandelmethoden zijn varianten van cognitieve gedragstherapie wat in het
algemeen beschouwd wordt als behandeling van eerste voorkeur. Exposure en
responspreventie is veelvuldig onderzocht en op basis van deze onderzoeken 'de
gouden standaard'. Metacognitieve therapie is tot nu in twee kleinere
onderzoeken onderzocht. Deze onderzoeken lijken er op te wijzen dat ook
metacognitieve therapie een effectieve behandelmethode is en op basis van
cijfers voor klinisch relevant herstel zelfs effectiever als exposure en
responspreventie. De patient krijgt dus mogelijk een nog effectievere
behandelmethode aangeboden. Dit effect is echter nog onvoldoende aangetoond en
in die zin nog "experimenteel".
Publiek
Max Euwelaan 60-80
Rotterdam 3062 MA
NL
Wetenschappelijk
Max Euwelaan 60-80
Rotterdam 3062 MA
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Primaire diagnose obsessieve compulsieve stoornis, leeftijd tussen de 18 en 65 jaar
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Exclusie criteria zijn zo minimaal mogelijk gehouden om de steekproef zo representatief mogelijk te laten zijn met de klinische praktijk. Patienten worden ge-excludeerd wanneer:
1) Er op dit moment voldaan wordt aan de DSM-V criteria van de ernstig depressieve stoornis, psychotische stoornis of bipolaire stoornis
2) er sprake is van hersenletsel of een organische hersenstoornis
3) er sprake is van middelenmisbruik die eerst specialistische behandeling vereist
4) patient binnen 6 weken voorafgaand aan de start van het onderzoek niet vrij of stabiel ingesteld is op medicatie en/of niet bereidwillig is de medicatie stabiel te houden voor de duur van de therapie.
Opzet
Deelname
metc-ldd@lumc.nl
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL50201.058.14 |
OMON | NL-OMON22167 |