Het hier beschreven onderzoek heeft ten doel de effectiviteit van deze online interventie m.b.t. religieuze coping (E-RC) te onderzoeken bij een populatie patiënten met een christelijke levensovertuiging en klachten van angst en/of depressiviteit.
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Angststoornissen en -symptomen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten (afhankelijke variabelen / effectvariabelen):
Welbevinden: MHC-SF (Mental Health Continuum- Short Form) 14 items; 1
totaalschaal: positieve geestelijke gezondheid; 3 subschalen: emotioneel,
sociaal en psychologisch welbevinden.
Secundaire uitkomstmaten
Secondaire uitkomstmaten (afhankelijke variabelen / effectvariabelen):
Klachten: SQ-48 (48-item Symptom Questionnaire); 48 items, 9 subschalen van
psychopathologie (vijandigheid, agorafobie, angst, cognitieve klachten,
depressie, somatische klachten, sociale fobie, vitaliteit / optimisme en
werk/studie); zeer geschikt voor het meten van therapeutische effecten. Deze
uitkomstmaat is toegevoegd, omdat de SQ-48 deel uitmaakt van de reguliere
ROM-meting binnen Eleos en zodoende deze gegevens dus beschikbaar zijn.
Spiritueel welbevinden: 10 items, gebaseerd op schalen die *spiritueel welzijn*
beogen te meten (Spiritual Well-being Scale (SWBS) en FACT-SP (de dimensie van
de FACT die spiritueel welbevinden meet))
Mediërende variabelen:
Religieuze coping: Nederlandse versie van Brief-RCOPE, 11 items (5 items over
'positive religious coping', het item over straf staat op zichzelf. De overige
items betreffen *religious discontent* (of 'religious struggle')
Achtergrond van het onderzoek
Dit onderzoek richt zich op 'religieuze coping'. Wanneer we spreken over
'coping' bedoelen we een mentaal en gedragsmatig doelgericht proces, gericht op
het omgaan met een stressvolle situatie (ook het hebben van psychische klachten
hoort daarbij).
Bij het proces van coping is de persoon dus actief betrokken. In dit proces
worden drie fasen onderscheiden:
1. De persoon beoordeelt in welke mate een situatie bedreigend is voor het
eigen welbevinden of persoonlijke waarden
2. De persoon beoordeelt over welke bronnen hij beschikt om het hoofd te bieden
aan de situatie (die bronnen kunnen bijvoorbeeld fysiek, psychisch, sociaal of
religieus zijn)
3. De persoon kiest de meest doelmatige strategie om met de situatie om te gaan.
Als dit proces succesvol verloopt, leidt dit tot een betere aanpassing aan een
stressvolle gebeurtenis.
Pargament, een voortrekker van onderzoek naar religieuze coping, veronderstelt
dat het zoeken naar betekenis en zin een heel centrale notie is in het
copingproces, waarbij het niet alleen gaat om het wegnemen van de stressor of
verminderen van spanning, maar ook het zoeken naar betekenis in stressvolle
gebeurtenissen. Hierbij maken mensen gebruik van de kaders van betekenisgeving
die ze hebben. Daar hoort ook - en met name - een bepaalde levensbeschouwing of
geloof (een religieus kader) bij. Het is logisch te veronderstellen, dat hoe
geloviger iemand is (religieuze saillantie) hoe meer iemand in zijn
copingproces gebruik zal maken van levensbeschouwelijke bronnen van
betekenisgeving. Of kortweg: hoe religieuzer, hoe meer religieuze coping. Ook
deze aanname wordt in diverse wetenschappelijke onderzoeken bevestigd.
Er is al veel onderzoek gedaan naar de effecten van religieuze coping op het
lichamelijk, psychisch, sociaal en spiritueel welbevinden. Over het algemeen
zijn de effecten positief. In reviews en meta-analyses wordt geconcludeerd dat
geloof of religieuze coping een gunstige invloed heeft op het omgaan met
psychische stoornissen en lichamelijke ziekten. Wel is het heel belangrijk om
onderscheid te maken tussen de positieve en negatieve vormen van religieuze
coping. De positieve vormen hebben betrekking op het zich met vertrouwen tot
God en de geloofsgemeenschap wenden. De negatieve vormen van religieuze coping
(waarvoor ook wel de term *religious struggle* wordt gebruikt) kunnen worden
verdeeld in drie categorieën: God-gerelateerd (afstand tot God ervaren, God
beleven als straffend of afwijzend), interpersoonlijk (teleurstelling in
mede-gelovigen) en intrapsychisch (ervaren van gevoelens van schuld en
twijfel). Ook kan het gaan om een stagnatie in het proces van zingeving: de
zoektocht naar (nieuwe) betekenissen blijft onbevredigend. Hoewel deze
negatieve vorm van religieuze coping minder vaak voorkomt, is de invloed ervan
op verminderd welbevinden sterk en verstrekkender te noemen.
Hoewel al enige decennia de stroom onderzoeksgegevens met betrekking tot de
gunstige invloed van geloof op (het omgaan met) psychopathologie aanzwelt, is
het expliciet betrekken van religie bij diagnostiek en behandeling van relatief
recente datum. Dit heeft onder meer te maken met de aarzelende - of ronduit
negatieve - attitude van veel therapeuten ten aanzien van de invloed van
religie op de mentale gezondheid en het betrekken van geloof in de behandeling.
Hierdoor ervoeren veel gelovige patiënten de behandeling als *onverdraagzaam
ten aanzien van hun religieuze overtuigingen*. Het tij binnen de GGZ keert nu
echter, door toenemende evidentie uit onderzoeken dat wanneer
behandelprogramma*s ook aandacht hebben voor de spirituele dimensie, dit leidt
tot significant betere uitkomsten van de therapie. Ook blijkt dat met name bij
patiënten met een hoge religieuze betrokkenheid (saillantie) het geven van
aandacht aan de geloofsbeleving het therapeutisch potentieel sterk vergroot en
de patiënttevredenheid aanzienlijk doet toenemen.
Het copingparadigma benadrukt, dat er in een stressvolle situatie pas een
positief effect is van religie op het welbevinden, als de algemene
religiositeit (of religieuze saillantie) van de betrokkene kan worden omgezet
in concrete *religieuze coping activiteiten* om met die situatie om te gaan.
Dus: religiositeit is wel een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde
voor het positieve effect van geloof op welbevinden. Er is geen direct effect
tussen religie en welbevinden, maar een indirect effect. Eén van de mediërende
factoren is religieuze coping. Hoewel dus existentiële thema*s (of geloof /
levensbeschouwing) belangrijke ingrediënten zijn in het copingproces van mensen
die te maken hebben met (psychologische) stress, blijkt dat mensen weinig
bewust bezig zijn met het overdenken hiervan. En dat, terwijl dit dus een
belangrijke bijdrage kan leveren aan het vergroten van veerkracht, herstel of
welbevinden.
Uit het voorgaande volgt logischerwijs dat het zinvol is om meer zicht te
krijgen op interventies die bewust aandacht besteden aan existentiële thema*s,
interventies die positieve religieuze coping zouden kunnen bevorderen en
*religious struggle* zouden kunnen verminderen om zodoende een bijdrage te
kunnen leveren aan een gunstig effect op het welbevinden in al haar facetten
(lichamelijk, psychosociaal en religieus) en mogelijk ook aan reductie van
psychische klachten.
Er is echter nog maar weinig onderzoek gedaan, waaruit kan worden afgeleid hoe
aandacht voor religie het best kan worden vormgegeven (door een aparte
discipline (geestelijk verzorgers) of als deel van een holistische
(interdisciplinaire) behandeling?), welke interventies echt effectief zijn en
welke patiëntkenmerken onderscheidend zijn in het voorspellen wie meer of
minder zullen profiteren van interventies op spiritueel gebied. Het krijgen van
antwoord op deze vragen is zowel vanuit theoretisch oogpunt als voor de
klinische praktijk relevant. Hier ligt nog een groot - en complex -
onderzoeksterrein open. Maar iedere stap op weg naar meer inzicht is er één*
Om een stap te zetten op dit onderzoeksgebied hebben de onderzoekers samen met
het e-health platform Minddistrict een online interventie ontwikkeld, waarbij
de inzichten uit theorie en onderzoek met betrekking tot religieuze coping zijn
benut. Deze online module is getiteld *Psychische klachten en christelijk
geloof* (in dit document wordt verder naar deze module verwezen als E-RC).
Deze module beoogt de religieuze coping te ondersteunen van (traditioneel
gelovige) christenen die psychische klachten of externe stressoren ervaren.
Doel van het onderzoek
Het hier beschreven onderzoek heeft ten doel de effectiviteit van deze online
interventie m.b.t. religieuze coping (E-RC) te onderzoeken bij een populatie
patiënten met een christelijke levensovertuiging en klachten van angst en/of
depressiviteit.
Onderzoeksopzet
Het betreft een effectstudie, waarbij als onafhankelijke variabele de e-health
module *religieuze coping* (E-RC) wordt ingezet. Er zijn twee groepen in het
onderzoek:
1. Experimentele conditie: Patiënten die een blended behandeling krijgen,
waarbij face-to-face contacten (care as usual) worden aangevuld met de E-RC.
2. Controleconditie: Patiënten die een blended behandeling krijgen, waarbij er
e-health interventies worden aangeboden die ook in *care as usual* veel worden
ingezet. Hierbij kan gekozen worden uit de online interventie *gedachtenschema*
en/of *gedragsexperiment* en/of *dagboekformulier* (registratieopdracht).
Door in beide condities gebruik te maken van online zorg, kan gecontroleerd
worden voor het mogelijke effect van *e-health*.
Patiënten worden at random toegewezen aan twee condities. Er zijn een beperkt
aantal behandelaars die meedoen in het onderzoek (vooral GZ-psychologen,
cognitieve gedragstherapeuten). Dit zijn de behandelaars die getraind zijn in
e-health en in het bijzonder in het blended begeleiden van de E-RC. Wanneer een
patiënt in aanmerking komt voor het onderzoek wordt de patiënt toegewezen aan
één van deze behandelaars.
Er zullen metingen op drie verschillende tijdstippen worden gedaan (voormeting
t=0; na 3 maanden behandeling t=1; 6 maanden na start behandeling t=2), zowel
bij de experimentele als bij de controlegroep, waardoor gesproken kan worden
van een experimenteel design met een meervoudige tijdreeks.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De te bestuderen interventie betreft een online interventie met betrekking tot religieuze coping. Het gaat om een e-healthmodule getiteld 'psychische klachten en christelijk geloof' ontwikkeld door de onderzoeker, in samenwerking met het Kennisinstituut christelijke GGZ en Minddistrict' (digitaal platform voor online zorg). De interventie bestaat uit 6 online sessies, die door de patient worden doorlopen en begeleid (kunnen) worden door de toegewezen hulpverlener van Eleos. Indien gewenst kan de interventie worden ingezien. Inlogcodes worden verstrekt door de onderzoeker.
Inschatting van belasting en risico
Belangrijk is om het volgende in overweging te nemen:
• De interventie in de experimentele conditie (E-RC) is niet *psychisch
invasief* te noemen. De patiënt bepaalt zelf in welk tempo, met welke
intensiteit en tijdsinvestering hij de E-RC doorloopt.
• Het aanbieden van de E-RC komt tegemoet aan de uitdrukkelijke wens van ruim
80% van de patiëntenpopulatie binnen Eleos (intern rapport).
• Uit eerder onderzoek is gebleken dat (positieve) religieuze coping een
belangrijke ondersteunende factor is bij het omgaan met psychische stress
• Vanuit ethisch oogpunt zou het als gouden standaard - misschien zelfs als
noodzakelijk - beschouwd kunnen worden om psychische problemen holistisch te
benaderen, waarbij verschillende aspecten van het menselijk leven (biologisch,
psychosociaal en spiritueel) in hun onderlinge samenhang en interactie aandacht
krijgen.
• Uit voorgaande punten kan worden afgeleid dat de risico*s van deelname aan de
experimentele conditie gering zijn.
• De controleconditie bestaat uit *care as usual* met een online interventie
passend bij het gebruikelijke zorgaanbod volgens de richtlijnen en is als
zodanig een evidence based behandeling.
• De E-RC wordt parallel aangeboden aan de behandeling, waarbij de behandelaar
inzage heeft in datgene dat de patiënt invult. De behandelaar is getraind
hierin begeleiding te bieden.
• De patiënt kan ten allen tijde - zonder dat dit consequenties heeft voor de
behandeling - onderzoeksdeelname beëindigen. Onderzoek en behandeling zijn
onafhankelijk van elkaar.
Publiek
Meeuwenlaan 6
Zwolle 8011 BZ
NL
Wetenschappelijk
Meeuwenlaan 6
Zwolle 8011 BZ
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Personen in zorg bij Ambulante GGZ Volwassenen
Leeftijd 18-65
Hoofddiagnose op As I (DSM-classificatie)
DSM-classificatie: depressieve stoornis (eenmalig, recidiverend of NAO), dysthyme stoornis, paniekstoornis (met of zonder agorafobie), gegeneraliseerde angststoornis, angststoornis NAO.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
DSM-classificaties betreffende manische episodes (in de voorgeschiedenis), psychotische klachten, delirium, alcoholafhankelijkheid in de laatste 6 maanden, dementie.
Evidente crisisgevoeligheid en ernstige suicidaliteit.
(Vermoeden van) beperkte cognitieve vaardigheden / intelligentie.
Personen die niet behoren tot - of afkomstig zijn uit - een christelijk milieu.
Onvoldoende digitale vaardigheden naar eigen beoordeling / niet beschikken over e-mail
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL53789.042.15 |