In het vervolgonderzoek willen wij gaan kijken naar CD80/CD86 of andere polymorfismen in het 3q21 gebied die geassocieerd zijn met een verhoogde prevalentie van auto-immuunziekten in de DM2 populatie. Mocht er inderdaad sprake zijn van een verhoogde…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Neurologische aandoeningen, congenitaal
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Is het erfelijk materiaal in de 3q21.3 regio gelijk bij patiënten met mytone
dystrofie type 2.
Secundaire uitkomstmaten
Hebben personen met DM2 en een autoimmuunziekte een andere haplotype dan
patienten met DM2 zonder autoimmuunziekte
Achtergrond van het onderzoek
Uit het onderzoek met CMO nr. 2007/176 is gebleken dat bij patiënten met
Myotone Dystrofie type 2 (DM2) significant vaker auto-immuunziekten (21 %
versus 2 %) en auto-antistoffen (25 % versus 2 %) voorkomen dan bij patiënten
met DM1. Het voorkomen van auto-immuunziekten bij patiënten met DM1 is gelijk
aan de prevalentie in de algehele populatie. In vervolg onderzoek willen wij
gaan kijken naar een mogelijk onderliggend mechanisme voor deze associatie. In
de 3q21.3 regio van de DM2 mutatie liggen een aantal interessante genen voor
auto-immuunziekten, met name het CD80/CD86 domein. Diverse polymorfismen in
CD80 en CD86 lijken geassocieerd met t-cel gemedieerde auto-immuunziekten of
andere kliniek zoals gevoeligheid voor infecties of kans op acute rejectie na
orgaantransplantaties, hoewel de gegevens soms conflicterend zijn.
Doel van het onderzoek
In het vervolgonderzoek willen wij gaan kijken naar CD80/CD86 of andere
polymorfismen in het 3q21 gebied die geassocieerd zijn met een verhoogde
prevalentie van auto-immuunziekten in de DM2 populatie. Mocht er inderdaad
sprake zijn van een verhoogde frequentie van auto-immuunziekten geassocieerd
aan CD80/CD86 polymorfismen in deze populatie, dan kan ons inzicht in de
relevantie van variaties in het gebied van CD80/CD86 voor het ontstaan van
auto-immuunziekten verbeteren.
Onderzoeksopzet
Voor het beantwoorden van deze vraag willen wij gericht naar genetische
variatie in de 3q21.3 regio gaan kijken. In eerste instantie zal een
haplotypering van de 3q21.3 regio uitgevoerd worden om na te gaan of het
erfelijke materiaal in deze regio anders is bij patiënten met en zonder een
auto-immuunziekte. Als dit het geval is zal nog gerichter op zoek gegaan worden
naar genetische variatie in de CD80/CD86 regio. Voor het onderzoek zal DNA
worden gebruikt van de sinds 2010 nieuw gediagnostiseerde DM2 patiënten in
Nederland (n=35). In het onderzoek gaat het:
- Om lichaamsmateriaal dat reeds vanwege een ander doel (dan wetenschappelijk
onderzoek) is afgenomen en dat is opgeslagen (DNA diagnostiek ten behoeve van
de diagnose DM2). Er behoeft dus geen extra bloedprik plaats te vinden voor het
verkrijgen van lichaamsmateriaal.
- In maximaal vijf gevallen zal wel opnieuw een bloedprik plaatsvinden; de
patiënt verkiest een nieuwe venapunctie bóven de verzending van haar
DNA-materiaal van het UMCU naar het Radboudumc.
Inschatting van belasting en risico
Geen risico alleen eenmalig een venapunctie
Publiek
Geert Grooteplein Zuid 10
Nijmegen 6525GA
NL
Wetenschappelijk
Geert Grooteplein Zuid 10
Nijmegen 6525GA
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
genetisch bewezen DM2, ouder dan of gelijk aan 18 jaar
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Geen
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL58134.091.16 |