Het doel van deelstudie 1 is om het normatieve beloop van ouderlijke self-efficacy gedurende de zwangerschap en de periode daarna (vroege ouderschap) in kaart te brengen. Deelstudie 2 richt zich vervolgens op de vraag of mentale representaties van…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
- Angststoornissen en -symptomen
Synoniemen aandoening
Aandoening
congenitale aandoeningen, niet nader gespecificeerd
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Deelstudie 1, 2 en 3 hebben als belangrijkste afhankelijke variabele de
ouderlijke self-efficacy. In deelstudie 2 en 3 wordt de
gehechtheidsrepresentatie van de moeders getoetst als belangrijkste voorspeller
van het beloop van ouderlijke self-efficacy (deelstudie 2 en 3). Deelproject C
heeft als belangrijkste afhankelijke variabelen ouderlijke self efficacy en de
kwaliteit van gehechtheid met het kind. Bij vrouwen met een risicovolle
achtergrond wordt getoetst of een onverwerkt trauma voorspellend is voor het
beloop van ouderlijke self efficacy en de kwaliteit van gehechtheid met het
kind. Bij vrouwen met angst en depressie symptomen worden sensitiviteit van de
moeder en de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie tussen moeder en kind als de
belangrijkste afhankelijke variabelen onderzocht in relatie tot angst en / of
depressie, ouderlijke self-efficacy en gehechtheidsrepresentaties van de
moeders. In Deelstudie 6 vormt de methyleringsstatus de belangrijkste uitkomst
variabele.
Follow-up 2 jaar: Deelstudie 1 - Er wordt getoetst wat de samenhang is tussen
niveau en beloop van ouderschapskenmerken (ouderlijke self-efficacy,
zelfcontrole en motivatie) en het gebruik van hulpbronnen bij de opvoeding.
Deelstudie 2 - Er wordt getoetst in hoeverre de relatie tussen
ouderschapskenmerken en veranderingen in opvoedingsgedrag gemodereerd wordt
door gebruik en percepties van steun en hulp. Deelproject C - Er wordt getoetst
in hoeverre ervaringen met professionele hulp samenhangen met verbeteringen in
leefsituatie, ouderschap (zelfcontrole, self-efficacy, motivatie)en
opvoedingsgedrag van risicomoeders. Follow-up 4 jaar- deel A: Deelstudie 1 - Er
wordt getoetst of factoren als hoge zelfregulatie en hoge self-efficacy bij
zowel vader als moeder voorspellend zijn voor een optimale ontwikkeling van
zelfregulatie op vierjarige leeftijd van het kind. Deelstudie 2 - Er wordt
onderzocht wat het verband is tussen geobserveerde ouderfactoren als
scaffolding en autonomie ondersteuning en zelfregulatie van het kind.
Deelstudie C - In deelstudie C wordt het effect onderzocht van
gehechtheidsrepresentatie, symptomen van angst en depressie en fysiologische
reactiviteit bij de ouder op de zelfregulatie van het kind.
Ook wordt in deelstudie 1, 2 en C onderzocht hoe specifieke genetische
polymorfismen de ontwikkeling van zelfregulatie beïnvloeden, en in hoeverre
deze polymorfismen interacteren met ouderschapsfactoren. Follow-up 4 jaar- deel
B: Deelstudie 1 * Er wordt getoetst wat de effecten van oudergedrag, zoals
autonomieondersteuning, zijn op de sociaal-emotionele (sociale competentie) en
cognitieve ontwikkeling van het kind (zelf-controle/executieve functies). Er
wordt tevens getoetst of factoren als ouderlijke self-efficacy in de school
context, leerkracht self-efficacy en de kwaliteit van de ouder-leerkracht
relatie voorspellend zijn voor de dit oudergedrag. Follow-up 7 jaar: Deelstudie
1 Er wordt getoetst wat het effect is van zelf gerapporteerde
ouderschapskenmerken (self-efficacy, symptomen van angst en depressie) op de
ontwikkelingsuitkomsten op sociaal- emotioneel, cognitief en fysiek en
motorisch gebied. Tevens wordt onderzocht in hoeverre de relatie tussen
risicofactoren bij het kind (laag geboorte gewicht, prematuriteit) op de
ontwikkelingsuitkomsten van het kind gemedieerd wordt door ouderschapskenmerken.
Deelstudie 2 en C Er wordt getoetst wat het effect is van geobserveerde
ouderschapskenmerken (sensitiviteit en scaffolding) op de
ontwikkelingsuitkomsten op sociaal-emotioneel, cognitief en fysiek en motorisch
gebied. Ook wordt er getoetst in hoeverre ouderschapskenmerken een modererende
rol spelen in de relatie tussen risicofactoren bij het kind (laag
geboortegewicht, prematuriteit) en ontwikkelingsuitkomsten van het kind.
Daarnaast is de kwaliteit van gehechtheid met het kind een belangrijke
afhankelijke variabele. Er wordt getoetst in hoeverre er sprake is van
stabiliteit in sensitiviteit en de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie tussen
12 maanden en 7 jaar.
Secundaire uitkomstmaten
Deelstudie 2 en 3 hebben als secundaire afhankelijke maten fysiologische
reactiviteit (deelstudie 2) en kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met het
kind (deelstudie 2 en 3), die worden onderzocht in relatie tot ouderlijke
self-efficacy en gehechtheidsrepresentaties. Bij deelproject C is een
secundaire afhankelijke maat de zelfregulatie van het kind, welke wordt
onderzocht in relatie tot fysiologische reactiviteit van de moeder,
sensitiviteit en ouderlijke self-efficacy. In deelstudie 6 worden
gehechtheidsrepresentatie, ouderlijke sensitiviteit, ouderlijke self-efficacy
en ouderlijke stress onderzocht in relatie tot epigenetische veranderingen.
Follow-up 2 jaar: Deelstudie 1 heeft als secundaire afhankelijke maten
uitkomsten van het kind (zelfcontrole en gedrag) die worden onderzocht in
relatie tot ouderschapskenmerken. Deelstudie 2 heeft als secundaire
afhankelijke maat van het kind (zelfcontrole en gedrag). Deelproject C heeft
als secundaire afhankelijke maat de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met
het kind. De follow-up 4 jaar-deel A heeft als secundaire afhankelijke maten
fysiologische reactiviteit (stressregulatie) van ouder en kind in relatie tot
sensitiviteit en scaffolding van de ouder in deelstudie 2 en deelproject C.
Follow-up 7 jaar: Deelstudie 2 en C heeft als secundaire afhankelijke maat de
eigen waargenomen competentie van het kind op cognitief, sociaal en motorisch
gebied.
Achtergrond van het onderzoek
In dit onderzoek zal de mate van self-efficacy met betrekking tot het
ouderschap worden onderzocht in relatie tot de stress die het (aanstaande)
ouderschap met zich meebrengt. De vraag is in hoeverre deze stress kan worden
beïnvloed, bijvoorbeeld door ervaringen en informatie die de ouderlijke
self-efficacy versterken of verzwakken. Aanstaande ouders bij wie sprake is van
een prenatale diagnose van een aangeboren afwijking krijgen bij uitstek al
tijdens de zwangerschap te maken met opvoedingsgerelateerde stress. Hierbij is
de vraag van belang welke ouderkenmerken de impact van deze stressfactor
modereren. In dit onderzoek staan de representaties van de eigen
gehechtheidservaringen van ouders centraal, omdat bekend is dat deze
representaties niet alleen aan de basis staan van succesvol ouderschap, maar
ook samenhangen met meer effectieve regulatie van stress. Een ander belangrijk
onderzoeksgebied betreft de effecten van angst en depressie op ouderlijke
self-efficacy, sensitiviteit en de gehechtheidsrelatie. Onderzocht wordt in
hoeverre variaties in gehechtheidsrepresentaties van moeders de effecten van
angst en depressie kunnen modereren.
Doel van het onderzoek
Het doel van deelstudie 1 is om het normatieve beloop van ouderlijke
self-efficacy gedurende de zwangerschap en de periode daarna (vroege
ouderschap) in kaart te brengen. Deelstudie 2 richt zich vervolgens op de vraag
of mentale representaties van gehechtheid beschermend zijn tegen de gevolgen
die opvoedingsstress heeft voor de ouderlijke self-efficacy. Dit gebeurt in een
nagebootste ouderschapstaak. Daarnaast zal gekeken worden in hoeverre de
robuustheid van ouderlijke self-efficacy en optimale regulatie van stress
tijdens de ouderschapstaak voorspellend is voor de stabiliteit van
self-efficacy gedurende de zwangerschap en vroege ouderschap enerzijds en de
mate van veiligheid in de gehechtheidrelatie met het kind anderzijds. Het
primaire doel van deelstudie 3 is het beproeven van een korte interventie voor
vrouwen en hun partners met een prenatale diagnose van een aangeboren afwijking
bij hun baby. Tevens zal de beschermende invloed van mentale representaties van
gehechtheid bij de verwerking van een prenatale diagnose van een aangeboren
afwijking worden getoetst.
Het belangrijkste doel van deelproject C is het toetsen van de beschermende
invloed van mentale representaties van gehechtheid en sociale steun op
intergenerationele overdracht van risico bij moeders met onverwerkte
traumatische ervaringen. Daarnaast wordt bekeken of stress-reactiviteit en
self-efficacy verwachtingen van de moeder de relatie kunnen verklaren tussen
onverwerkt trauma enerzijds en zelfregulatie en gehechtheid van het kind
anderzijds. Tot slot is het doel te toetsen in hoeverre ouderlijke
self-efficacy het verband medieert tussen depressieve en angstklachten bij de
moeder, haar sensitiviteit ten opzichte van het kind en de kwaliteit van
gehechtheid met het kind . Ook wordt in dit verband de rol van de
gehechtheidsrepresentatie van de moeder onderzocht. Deelstudie 6 richt zich op
epigenetische vergelijking van twee groepen jonge moeders/vrouwen, namelijk
vrouwen blootgesteld aan traumatische opvoeding en vrouwen zonder traumatische
opvoeding. Door het epigenoom van deze twee groepen vrouwen te vergelijken
kunnen epigenetische veranderingen (en bijbehorende genen) opgespoord worden
die specifiek zijn voor hoog-risico vrouwen. Follow-up 2 jaar: De follow-up
gaat op tweejarige leeftijd van het kind in op de relatie tussen
ouderschapskenmerken, opvoedingsgedrag en kenmerken van het kind die een rol
spelen bij problemen in de opvoeding en de effecten van het gebruik van sociale
steun en professionele hulp. Follow-up 4 jaar- deel A: De follow-up gaat op
vierjarige leeftijd van het kind in op de interactie tussen genetische en
ouderschaps- en opvoedingsfactoren die bijdragen aan een optimale ontwikkeling
van zelfregulatie. Follow-up 4 jaar- deel B: De follow-up gaat op vierjarige
leeftijd van het kind in op de vraag of er een verband is tussen ouderlijke
self-efficacy in de school context, leerkracht self-efficacy, de kwaliteit van
de ouder-leerkracht relatie en de kwaliteit van de thuisbetrokkenheid die
ouders bieden (autonomie ondersteuning), alsmede de effecten ervan op de
sociaal-emotionele (sociale competentie) en cognitieve ontwikkeling van het
kind (zelf-controle/executieve functies). Follow-up 7 jaar: De follow-up op
zevenjarige leeftijd van het kind bestudeert de relatie tussen
ouderschapskenmerken en ontwikkelingsuitkomsten op sociaal-emotioneel,
cognitief en fysiek en motorisch gebied bij het kind. Daarnaast wordt de
mediërende en modererende rol van ouderschapskenmerken in de relatie tussen
risicofactoren en ontwikkelingsuitkomsten bij het kind onderzocht. Verder zal
de stabiliteit in de ouderlijke ondersteuning tussen 12 maanden en 7 jaar in
kaart worden gebracht.
Onderzoeksopzet
Het betreft prospectieve observationele cohort studies.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Deelstudie toetst een interventie: Controle groep: standard psychosociale zorg Interventie groep: kortdurend ondersteuningsprogramma
Inschatting van belasting en risico
In deelstudie 1 worden op vijf momenten (drie tijdens en twee na de
zwangerschap) vragenlijsten afgenomen. In aanvulling op deze vragenlijsten
zullen bij deelnemers van studie 2 , 3 en deelproject C meer intensieve
metingen worden gedaan, bestaande uit een interview (T2: deelstudie 2, 3,
deelproject C), een ouderschapstaak (T2: deelstudie 2, deelproject C), een
observatie van zelfregulatie van het kind en moeder-kind interactie (T4:
deelproject C), een observatie van het temperament van het kind en sensiviteit
bij de moeder (T5: deelstudie 2), observaties van de ouder-kind relatie (T4:
deelproject C; T6: deelstudie 2, 3, deelproject C), telefonische afname van de
Vragenlijst Perinatale Gezondheid en Zorg (VPGZ) (deelproject C) en
telefonische afname van de relevante secties van een diagnostisch interview
(CIDI) (deelproject C).Voor een selecte groep deelnemers (in totaal 40) wordt
er 20 cc bloed afgenomen tijdens een huisbezoek tbv 'genoomwijde methylatie
scan* (Deelstudie 6).
Follow-up 2 jaar: deelstudie 1 - het invullen van de vragenlijsten duurt
ongeveer 1.5 uur. Deelstudie 2: observatie thuis en vragenlijsten invullen
ongeveer 3 uur. Deelproject C: observatie thuis en vragenlijsten invullen
ongeveer 3 uur. De follow-up 4 jaar- deel A en B: deelstudie 1 - het invullen
van de vragenlijsten duurt ongeveer 1.5 uur (deel A 45 minuten en deel B 45
minuten). Deelstudie 2: labobservatie en vragenlijsten invullen ongeveer 3 uur.
Deelproject C: labobservatie en vragenlijsten invullen ongeveer 3 uur. Voor de
genotypering wordt in deelstudie 1, 2 en C 2 ml speeksel afgenomen bij vader,
moeder, kind en eventuele broertjes en zusjes. Follow-up 7 jaar: deelstudie 1:
Het invullen van vragenlijsten duurt ongeveer 45 minuten. Deelstudie 2 en
deelproject C: De observatie tijdens de sport & speldag in Universitair
sportcentrum VU Uilenstede en het invullen van vragenlijsten duurt 2 uur.
Publiek
Van der Boechorststraat 1
Amsterdam 1081 BT
NL
Wetenschappelijk
Van der Boechorststraat 1
Amsterdam 1081 BT
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Inclusiecriteria voor steekproef I, II en voor steekproef C: Voor de eerste keer zwanger of eerder zwanger geweest, maar geen sprake van een vitale zwangerschap (spontane miskraam voor 10 weken). Aanvullende inclusiecriteria steekproef II: Zwanger in week 20-22 Aanvullende inclusiecriteria steekproef III : Zwangere vrouwen met een verhoogde kans op een kind met een aangeboren afwijking, vastgesteld op basis van geavanceerd echo onderzoek (GUO) bij een zwangerschapsduur tussen 14 en 32 weken. Aanvullende inclusiecriteria voor steekproef C: a.Zwangere vrouwen die voor het 18e jaar contacten met de jeugdhulpverlening of kinderbescherming hebben gehad, huidige contacten met hulpverlening hebben of voor het 18e jaar **n of meerdere traumatische ervaringen hebben gehad. b.Positieve screening voor depressie (BDI >13) en / of angststoornis (STAI>40) op enig tijdstip gedurende de zwangerschap. c. Negatieve screening voor depressie (BDI <13) en voor angststoornis (STAI <40) op alle metingen gedurende de zwangerschap. Deze moeders (voor controle groep) worden getrokken uit steekproef 2. Aanvullende inclusiecriteria steekproef VI: a.Betreft vrouwen afkomstig uit steekproef C: Aanwezigheid van jeugdtrauma*s blijkend uit een ACE score > 4. b. Betreft vrouwen afkomstig uit steekproef 2: Afwezigheid van jeugdtrauma*s blijkend uit het Gehechtheidsbiografisch interview (zie vraag 9), negatieve screening op alle meetmomenten voor depressie of angststoornis ( BDI < 13 en STAI <40), en leeftijd moeder tussen 18 en 35 jaar. Aanvullende inclusiecriteria steekproef Follow-up studie (2 jaar postpartum): deelname aan deelstudie 1, 2 of C. Aanvullende inclusiecriteria steekproef Follow-up studie (4 jaar postpartum)- deel A en B: deelname aan deelstudie 1, 2 of C. deelstudie 6: deelname aan deelstudie 2 of C. Steekproef Follow-up studie (7 jaar postpartum): deelname aan deelstudie 1, 2 of C.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Exclusiecriteria voor steekproef I, II, III en voor steekproef C: Geen schriftelijke beheersing van de Nederlandse taal. Aanvullende exclusiecriteria voor steekproef II en steekproef C: a. Prenatale diagnose van een aangeboren afwijking b. Een abortus provocatus of afbreking zwangerschap voor 24 weken zwangerschap Aanvullende exclusiecriteria voor steekproef III a. Zwangere vrouwen met een verhoogde kans op een kind met een aangeboren afwijking, vastgesteld op basis van invasieve diagnostiek vroeg in de zwangerschap (10-12 weken). b. Een geïsoleerde groeibeperking van de foetus. c. Zwangere vrouwen met mogelijk een aangeboren afwijking bij het kind, vastgesteld op basis van een echo in een eerste lijn echocentrum, maar welke niet wordt bevestigd in het VUmc of een ander tweede of derde lijn centrum. d. Een eerdere zwangerschap van een kind met aangeboren afwijkingen, e. Geen schriftelijke beheersing van de Nederlandse of Engelse taal. Aanvullende exclusiecriteria steekproef VI: a. Betreft deelnemers afkomstig uit steekproef C: aanwezigheid van een aangeboren afwijking bij het kind. b. Deelnemers afkomstig uit steekproef 2: aanwezigheid van of meer jeugdtrauma*s (AAI), positieve screening angststoornis en/ of depressie (STAI > 40 en/ of BDI >13) en aanwezigheid van een aangeboren afwijking bij het kind.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL24319.029.08 |