De volgende vragen zullen beantwoord worden in dit onderzoek: 1. Verschillen matig te vroeg geboren kinderen van op tijd geboren kinderen en extreem te vroeg geboren kinderen in ontwikkeling en in aandachts- en concentratiemogelijkheden gedurende de…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Neonatale en perinatale aandoeningen
- Cognitieve en aandachtsstoornissen en -afwijkingen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
- aandachts- en concentratievaardigheden van het kind, zoals beoordeeld door de
moeder via vragenlijsten en door middel van de eye-tracker apparatuur op de
leeftijd van 18 maanden en door specifieke tests op de leeftijd van 6 jaar
- ontwikkelingsniveau van het kind (Bayley-III-NL schalen; WPPSI intelligentie
onderzoek)
- opvoedingsgedrag van de ouders, zowel aan de hand van vragenlijsten als door
observatie van moeder-kind interactie
Secundaire uitkomstmaten
- temperament van het kind
- gedragsproblemen van het kind
- vooronderstellingen van ouders over vroeggeboorte
Achtergrond van het onderzoek
Jaarlijks worden in Nederland 11.000 kinderen geboren na een zwangerschapsduur
van 32-36.6 weken (matig te vroeg). Dit is 6.3% van alle geboortes in
Nederland. Recent Nederlandse onderzoek (van Baar et al., 2009) heeft laten
zien dat deze kinderen op schoolleeftijd (7-9 jaar) vaker aandachts- en
concentratieproblemen hebben dan op tijd geboren kinderen. Voor potentiele
interventie op jonge leeftijd is het van belang te onderzoeken of deze
problemen al eerder te zien zijn. Op welke manier aandachts- en
concentratieproblemen bij jonge kinderen goed duidelijk kunnen worden, verdient
nader onderzoek. Vragenlijsten ingevuld door ouders zijn belangrijk, maar ook
meer objectieve data die met behulp van een eye-tracker systeem (dat de
oogbewegingen over een computerscherm kan registreren) verkregen kunnen worden.
Daarnaast is uit studies gebleken dat niet alle matig te vroeg geboren kinderen
deze aandachts- en concentratieproblemen laten zien. Dit zou kunnen betekenen
dat omgevingsfactoren van invloed zijn op het al dan niet ontwikkelen van
aandachts- en concentratieproblemen. Daarom is het belangrijk te onderzoeken
welke factoren samenhangen met het ontwikkelen van aandachts- en
concentratieproblemen. Naast de neonatale kenmerken zou opvoeding een
belangrijke factor kunnen zijn. Er zijn geen recente studies naar de invloed
van opvoeding op matig te vroeg geboren kinderen. Van de Weijer (2009) liet in
haar studie, met ernstig premature kinderen, zien dat vooral een directieve
interactiestijl van moeder voordelig was voor de cognitieve ontwikkeling van
deze kinderen. Hoe opvoeding en moeder-kind interactie van invloed zijn op de
ontwikkeling van matig te vroeg geboren kinderen moet nog verder onderzocht
worden. Langere termijn follow up onderzoeken zijn van groot belang om de
waarde van de vroegkinderlijke onderzoeken te evalueren.
Doel van het onderzoek
De volgende vragen zullen beantwoord worden in dit onderzoek:
1. Verschillen matig te vroeg geboren kinderen van op tijd geboren kinderen en
extreem te vroeg geboren kinderen in ontwikkeling en in aandachts- en
concentratiemogelijkheden gedurende de eerste levensjaren?
2. Komen de aandachts- en concentratiemoeilijkheden, zoals aangegeven door de
ouders overeen met een meer gedetailleerde en objectieve maat van aandachts- en
concentratievaardigheden, zoals gemeten mbv de eye tracker en geldt dat binnen
beide alle drie de groepen kinderen?
3. Is de stimulatie van de moeders gerelateerd met de aandachts- en
concentratievaardigheden van de kinderen tijdens semi-gestructureerde
interactie taken? Is de persoonlijkheid en het welbevinden van de moeders van
belang voor de kwaliteit van maternale stimulatie?
4. Rapporteren ouders van matig te vroeg geboren kinderen verschillen in de
stimulatie en opvoeding van hun kinderen in vergelijking met ouders van op tijd
geboren kinderen en ouders van extreem te vroeg geboren kinderen?
5. Verschillen matig te vroeg geboren kinderen van op tijd geboren kinderen en
extreem te vroeg geboren kinderen in ontwikkeling zoals gemeten wordt met de
Bayley-III ontwikkelingsschalen op de gecorrigeerde leeftijd van 24 maanden, en
met de WPPSI en de aandachtstaken van de TEA-Ch en de NEPSY op 6 jarige
leeftijd?
6. Zijn de ontwikkelingsvaardigheden van de kinderen gerelateerd aan de
aandachts- en concentratievaardigheden en geldt dit voor alle drie de groepen
op dezelfde manier?
7. Hangen de vroegkinderlijke metingen van aandacht en cognitie, temperament
en gedragsproblemen, en van opvoedingskenmerken en moeder-kind interactie,
samen met soortgelijke metingen op de schoolleeftijd van 6 jaar?
Onderzoeksopzet
Er zullen vijf meetrondes (voor elke meetronde bestaande uit het invullen van
vragenlijsten en bij meetronde 2, 3 en 5 daarnaast uit een bezoek aan de
Universiteit Utrecht) plaatsvinden om de onderzoeksvragen te kunnen
beantwoorden. Voor dit onderzoek zullen 200 ouders van matig te vroeg geboren
kinderen en 200 ouders van op tijd geboren kinderen en 140 ouders van extreem
te vroeg geboren kinderen, uit verschillende ziekenhuizen in en rondom Utrecht,
gevraagd worden om deel te nemen. Rekening houdend met een responspercentage
van 50%, zullen in alle groepen 70-100 kinderen aan de drie meetrondes in het
onderzoek deelnemen. In de eerste meetronde worden ouders gevraagd om frequent
gebruikte en gestandaardiseerde vragenlijsten over de ontwikkeling en het
temperament van hun kind in te vullen, evenals vragen over het gezin en hun
verzorging en stimulatie gewoonten. De vragenlijsten zullen toegestuurd worden
als de kinderen 11-13 maanden oud zijn.
Voor de tweede meetronde, als de kinderen 16-19 maanden oud zijn, worden de
ouders en hun kinderen uitgenodigd in het laboratorium van de Universiteit
Utrecht om aandachts- en concentratieprocessen en moeder-kind interactie te
onderzoeken. Dit onderzoek duurt ongeveer 30 minuten. Ouders worden opnieuw
gevraagd om frequent gebruikte en gestandaardiseerde vragenlijsten over de
ontwikkeling en het gedrag van hun kind in te vullen, evenals vragen over hun
eigen achtergrond. Een aantal van deze vragenlijsten zullen overeenkomen met
vragenlijsten uit de eerste meetronde, zodat het ontwikkelingsverloop van de
kinderen gevolgd kan worden. Na 6 maanden, als de kinderen 22-25 maanden oud
zijn, worden de ouders en kinderen opnieuw uitgenodigd om naar ons toe te komen
in het lokale ziekenhuis voor de derde meetronde: het vaststellen van de
ontwikkeling van het kind met behulp van de Bayley-III schalen. Dit onderzoek
duurt ongeveer 1* uur. Ouders worden opnieuw gevraagd om frequent gebruikte en
gestandaardiseerde vragenlijsten over de ontwikkeling van hun kind in te
vullen. Wederom zullen een aantal van deze vragenlijsten overeenkomen met
vragenlijsten uit de eerdere meetrondes.
Na deze drie meetrondes zullen de ouders die toestemming hebben gegeven om
benaderd te worden voor vervolgonderzoek als hun kind 3 jaar is benaderd worden
voor een vierde meetronde bestaande uit het invullen van enkele vragenlijsten
over de ontwikkeling en het gedrag van hun kind.
Ouders die na de vierde meetronde toestemming hebben gegeven om opnieuw
benaderd te mogen worden voor vervolgonderzoek, zullen gevraagd worden voor een
vijfde meetronde wanneer hun kind 6 jaar oud is. In dit vervolgonderzoek worden
ouders en kinderen uitgenodigd om de aandachts- en concentratieprocessen van de
kinderen en de moeder-kind interactie opnieuw te onderzoeken. Aanvullend zal
het cognitieve ontwikkelingsniveau bepaald worden. Ook wordt beide ouders
opnieuw gevraagd enkele vragenlijsten in te vullen over de ontwikkeling en het
gedrag van hun kind en zal bij hen met behulp van een computertaak onderzocht
worden in welke mate zij vooronderstellingen hebben over te vroeg geboren
kinderen.
Aangezien de kinderen de schoolleeftijd hebben bereikt, wordt daarnaast een
korte vragenlijst meegegeven voor de leerkracht van het kind. Doordat de
vragenlijst ingevuld wordt door een onafhankelijke beoordelaar en deze zich
verhoudt tot een andere situatie (school), wordt een zo volledig mogelijk beeld
van het kind verkregen.
Inschatting van belasting en risico
De deelname van ouders is vrijwillig en ze zijn vrij om zich op elk moment
terug te trekken uit de studie zonder consequenties. Het onderzoek is geen
zware belasting voor de kinderen. Meestal vinden de kinderen de spelletjes en
het spelmateriaal erg leuk. Als het kind niet mee wil doen, of als de ouders
willen stoppen, wordt het onderzoek afgebroken. De tijdsinvestering voor het
kind is ongeveer 30 minuten voor de tweede meetronde en1* uur voor de derde
meetronde, wat resulteert in een totaal van 2 uur. Voor de ouders is de totale
tijdsinvestering ongeveer 6 uur: Er wordt hen gevraagd elke meetronde
vragenlijsten in te vullen (wat ongeveer 1 uur per meetronde in beslag neemt,
in totaal 3 uur) en ze begeleiden hun kind tijdens de twee lab-bezoeken (in
totaal 2 uur plus reistijd).
Wanneer ouders ook deelnemen aan de vierde meetronde, zal hen dit 30 minuten
extra tijd kosten.
De vijfde meetronde zal uit twee bezoeken bestaan. Bij het eerste bezoek worden
ouders en kind uitgenodigd in het laboratorium van de Universiteit Utrecht. Het
tweede bezoek vindt plaats (indien mogelijk en gewenst) op de basisschool van
het betreffende kind, waarbij de ouders niet aanwezig hoeven te zijn. De
tijdsinvestering voor het kind is ongeveer 1 uur voor het eerste bezoek en 1*
voor het tweede bezoek, wat resulteert in een totaal van 2* uur. Voor de ouders
beslaat de totale tijdsinvestering circa 1* uur per ouder. Tijdens het eerste
bezoek wordt hen gevraagd een samengestelde online vragenlijst in te vullen,
(circa 1 uur) en een opdracht te doen samen met hun kind (circa * uur). De
vragenlijst voor de leerkracht beslaat * uur.
Publiek
Heidelberglaan 1
Utrecht 3584 CS
NL
Wetenschappelijk
Heidelberglaan 1
Utrecht 3584 CS
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Matig te vroeg geboren kinderen:
- Gestatieduur bij de geboorte van 32.0-36.6 weken
Op tijd geboren kinderen:
- Gestatieduur bij geboorte van 37.0-42.0 weken
Extreem te vroeg geboren kinderen:
- Gestatieduur bij geboorte <32.0 weken
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
- dysmaturiteit (- NICU opname (niet voor de extreem premature kinderen)
- ernstige aangeboren afwijkingen
- antenataal alcohol en/of drugsmisbruik door moeder
- chronisch gebruik van psychofarmaca door moeder
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL34143.041.10 |