Transthoracale echocardiografie om hemodynamische veranderingen tijdens spinale anesthesie te beoordelen

Spinale anesthesie is een veelvuldig toegepaste anesthesiologische techniek. De
belangrijkste bijwerking is hypotensie, optredend in tot 85% van de gevallen.
Meestal wordt deze hypotensie opgevangen met het infunderen van vocht. Omdat
spinaal anesthesie ook vaak toegepast wordt bij oudere patienten met een groter
risicio op decompensatio cordis, is het toedienen van extra vocht niet geheel
zonder risico.
De effecten van spinale anesthesie op vullingsstatus en met name 'fluid
responsiveness' zijn niet volledig opgehelderd. Met transthoracale
echocardiografie kan hier een indruk van gekregen worden door naar de diameter
van de vena cava inferior te kijken, en de respiratoire variatie daarin
('collapsibility').

Dit onderzoek heeft als doel om de effecten van spinale anesthesie op de
diameter en respiratoire variatie van de vena cava inferior te beoordelen.
Bovendien willen we nagaan of dit in oorsprong cardiologische onderzoek goed
uit te voeren is door getrainde anesthesiologen, en de inter-observer
variabiliteit te onderzoeken.
Daarnaast wordt onderzocht of er een verband is tussen de (mate van)
respiratoire variatie van de vena cava inferior en het optreden (en de mate)
van hypotensie na het toedienen van spinale anesthesie.

observationeel onderzoek

de enige belasting voor deelnemende proefpersonen is het ondergaan van een
TTE-onderzoek. Dit is geen volledige TTE onderzoek, er wordt alleen gekeken
naar vena cava inferior. De peroperatieve zorg en het anesthesiologisch beleid
worden hier niet door beïnvloed.