Primair:- Om de maximaal tolereerbare plasma AUC0-12h van sorafenib vast te stellen, wanneer dit wordt toegediend in een hoog-gedoseerd, wekelijks, pulsatiel schema. - Om de veiligheid en verdraagbaarheid van sorafenib vast te stellen toegediend in…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Diverse en niet plaatsgespecif. neoplasmata, maligne en niet-gespecif.
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
- Om de maximaal tolereerbare plasma AUC0-12h van sorafenib vast te stellen,
wanneer dit wordt toegediend in een hoog-gedoseerd, wekelijks, pulsatiel
schema.
- Om de veiligheid en verdraagbaarheid van sorafenib vast te stellen toegediend
in een hoog-gedoseerd, wekelijks, pulsatiel schema.
Secundaire uitkomstmaten
- Om het farmacokinetisch gedrag van sorafenib and de belangrijkste actieve
metaboliet pyridine N-oxide vast te stellen, wanneer sorafenib wordt toegediend
in een wekelijks, pulsatiel schema.
- Om de aanbevolen fase II plasma AUC0-12h vast te stellen van sorafenib,
wanneer toegediend in een wekelijks, pulsatiel schema.
- Om een eerste indruk te verkrijgen van de effectiviteit van sorafenib te
verkrijgen toegediend op geleide van de maximaal tolereerbare plasma AUC0-12h
in een wekelijks, pulsatiel schema.
- Om de huid en intratumorale concentraties van sorafenib te bepalen en de
correlatie met de bloedconcentraties.
- Om 1-2 tijdspunten te selecteren vanuit de AUC0-12h data om met behulp van
een vingerprik de sorafenib exposure te kunnen bepalen in een wekelijks,
pulsatiel schema.
Achtergrond van het onderzoek
Preklinisch onderzoek heeft aangetoond dat een hoge dosering sorafenib in een
pulsatiel schema leidt tot een betere anti-tumor effectiviteit vergeleken met
het conventionele (lager gedoseerde) continue schema, door hogere piek
concentraties in de tumor. In deze fase I studie worden patiënten behandeld met
een hoge dosering sorafenib in een wekelijks, pulsatiel schema. Patienten
zullen worden behandeld in exposure escalatie cohorten, in plaats van in
conventionele doses escalatie cohorten. In exposure escalatie cohorten wordt de
dosering sorafenib aangepast op geleide van de individuele plasma sorafenib
AUC0-12h om de streef AUC0-12h van dat cohort te bereiken. Het effect van een
geneesmiddel is namelijk afhankelijk van de bereikte bloedspiegels en voor
sorafenib is aangetoond dat eenzelfde dosering tussen patiënten tot grote
verschillen in de plasma sorafenib AUC0-12h kan leiden.
Doel van het onderzoek
Primair:
- Om de maximaal tolereerbare plasma AUC0-12h van sorafenib vast te stellen,
wanneer dit wordt toegediend in een hoog-gedoseerd, wekelijks, pulsatiel
schema.
- Om de veiligheid en verdraagbaarheid van sorafenib vast te stellen toegediend
in een hoog-gedoseerd, wekelijks, pulsatiel schema.
Secundair:
- Om het farmacokinetisch gedrag van sorafenib and de belangrijkste actieve
metaboliet pyridine N-oxide vast te stellen, wanneer sorafenib wordt toegediend
in een wekelijks, pulsatiel schema.
- Om de aanbevolen fase II plasma AUC0-12h vast te stellen van sorafenib,
wanneer toegediend in een wekelijks, pulsatiel schema.
- Om een eerste indruk te verkrijgen van de effectiviteit van sorafenib te
verkrijgen toegediend op geleide van de maximaal tolereerbare plasma AUC0-12h
in een wekelijks, pulsatiel schema.
- Om de huid en intratumorale concentraties van sorafenib te bepalen en de
correlatie met de bloedconcentraties.
- Om 1-2 tijdspunten te selecteren vanuit de AUC0-12h data om met behulp van
een vingerprik de sorafenib exposure te kunnen bepalen in een wekelijks,
pulsatiel schema.
Onderzoeksopzet
Een monocentrisch, open-label, fase I studie met wekelijks, pulsatiel, hoge
dosis sorafenib toegediend in exposure escalatie cohorten. Door middel van
farmacokinetische monitoring wordt de dosering sorafenib aangepast op geleide
van een target plasma AUC0-12h. De escalatie cohorten bestaan uit 3-6 patiënten
per exposure niveau. Hierbij wordt gestart met een target plasma sorafenib
AUC0-12h van 25-50 mg/L/h. Na het vaststellen van de maximaal tolereerbare
AUC0-12h worden 10 additionele patiënten geïncludeerd in een expansiecohort. In
het expansiecohort worden patiënten behandeld met wekelijks, pulsatiel
sorafenib op geleide van de maximaal tolereerbare AUC0-12h voor nadere
beoordeling va de veiliheid en om een eerste indruk te verkrijgen van de
klinische effectiviteit.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Bij alle patienten in het expansiecohort wordt voor behandeling en tijdens behandeling een biopsie verricht, het tweede biopt samen met een huidbiopt op dag 15 van de behandeling. Dit is om meer inzicht te verkrijgen in de biologische effecten van het medicijn. Deze biopten zijn optioneel voor patienten in het escalatiecohort. Verder worden venpuncties verricht voor farmacokinetische analyse en ook vingerprikken met als doel de farmacokinetische analyse te versimpelen.
Inschatting van belasting en risico
De meest voorkomende bijwerkingen van sorafenib (vastgesteld bij minstens 10%
van de patiënten) in klinische studies waren hoge bloeddruk, vermoeidheid,
diarree, misselijkheid, braken, ontsteking van het mondslijmvlies,
haarveranderingen, huidveranderingen (rode huiduitslag, hand-voet huidreactie),
ontsteking van de slokdarm of maagwand, smaakverandering en verlies van eetlust.
De venapuncties en eventuele vingerprikjes, huid- en tumorbiopten kunnen
pijnlijk zijn kunnen patiënten als belastend of pijnlijk ervaren. Eventuele
risico*s zijn afhankelijk van de aard en de plaats van de punctie/biopsie. In
het algemeen geldt dat een bloeding of ontsteking kan optreden. Literatuur
vermeldt een risico van <1% op ernstige complicaties bij biopten van de
primaire tumor.
Publiek
De Boelelaan 1117
Amsterdam 1081 HV
NL
Wetenschappelijk
De Boelelaan 1117
Amsterdam 1081 HV
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Histologische of cytologische documentatie van een ongeneeslijke lokaal gevorderde of gemetastaseerde solide maligniteit waarvoor er geen standaard therapieën (meer) zijn.
2. Patiënten die meedoen met het expansiecohort moeten bereid zijn tumor- en huidbiopten te ondergaan, terwijl tumor- en huidbiopten optioneel zijn voor patiënten die geïnculeerd zijn in het escalatiecohort. De primaire tumor of een metastase moet toegankelijk zijn voor een biopsie. Botmetastasen zijn uitgesloten als locatie voor het tumorbiopt.
3. Evalueerbare ziekte volgens RECIST version 1.1. (zie appendix III; ten minste 1 target of non-target laesie voor patienten in het escalatiecohort, ten minste 1 target laesie voor patiënten in het expansiecohort).
4. Patienten moeten radiologisch of klinisch gedocumenteerde progressieve ziekte hebben.
5. Leeftijd * 18 jaar.
6. Eastern Cooperative Oncology Group (ECOG) performance status * 1 (appendix IV).
7. Normaal 12-afleidingen ECG (klinisch niet-significante afwijkingen zijn toegestaan), en linker ventrikel ejectie fractie (LVEF) > 50% geëvalueerd met een multigated acquisition scan (MUGA) of echo cor.
8. Normale of gereguleerde schildklierfunctie - medicijnen voor schildkliersuppletie of -blokkade zijn hierbij toegestaan.
9. Urine analyse: geen klinisch significante afwijkingen.
10. Albumine hoger dan 25 g/L.
11. Adequate beenmerg-, lever- en nierfunctie zoals vastgesteld m.b.v. de volgende laboratoriumcriteria verricht * 14 dagen van screening:
a. Hemoglobine * 5,6 mmol/L
b. Absoluut neutrofielengetal (ANC) * 1,5 x 10*9/l
c. Bloedplaatjes * 100 x 10*9/l
d. Totaal bilirubine * 1.5 x de bovengrens van normaal (ULN). Patienten die de ziekete van Gilbert hebben kunnen worden geincludeerd indien zij een bilirubine * 3x ULN hebben.
e. ALAT en ASAT * 2.5 x ULN (in het geval van levermetastasen: * 5 x ULN).
f. Creatinine * 1.5 x ULN of creatinineklaring * 50 ml/min (gebaseerd op het MDRD).
g. PT-INR/PTT < 1.5 x ULN, tenzij coumarinederivaten worden gebruikt.
h. APTT < 1.25 x ULN (therapeutische anticoagulantia zijn toegestaan therapy is allowed, als dit onderbroken kan worden voor een biopsie zoals beoordeeld door de behandelend arts).
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Aanwijzingen voor een significante, oncontroleerbare bijkomende ziekte zoals een hart- en vaatziekte (bijvoorbeeld een CVA, New York Heart Association Klasse III of IV hartziekte of een myocardinfarct binnen 6 maanden van screening, instabiele ritmestoornissen, klinisch significante hartklepafwijkingen en instabiele angina pectoris); ziekten van het centraal zenuwstelsel, longziekten (zoals COPD of astma), nierziekten, leverziekten, endocriene zieketen, gastrointestinale ziekten of ernstige niet-helende wonden of fracturen.
2. Radiotherapie ter plaatse van buik of thorax of in > 3 wervels (indien er een lang interval bestaat tussen eerdere radiotherapie of indien het radiotherapie van * 3 wervels betrof, zal de mogelijkheid tot inclusie van een patient op individuele basis worden beoordeeld door de hoofdonderzoeker(s).
3. Slecht gereguleerde hypertensie ondanks adequaat gebruik van antihypertensiva. De bloeddruk moet * 160/95 mmHg zijn bij screening (eventueel m.b.v. een stabiel gebruik van antihypertensiva). De bloeddruk moet stabiel zijn bij ten minste 2 aparte metingen.
4. Epileptische aandoeningen waarbij het gebruik van anti-epileptica noodzakelijk is.
5. Grote operaties, anders dan diagnostische operaties, binnen 4 weken voor dag 1 van de studie, waarbij er geen volledig herstel heeft plaatsgevonden.
6. Bekende infecties met bacterieen, virussen, schimmels, mycobacterieen of andere infecties (zoals HIV of atypische mycobacterieen, maar schimmelinfecties van het nagelbed vallen hier niet onder).
7. Bekende hypersensitiviteit voor sorafenib of hulpstoffen in de tabletten.
8. De aanwezigheid van iedere significante aandoening van het CZS of psychiatrische aandoening die de compliantie van de patient belemmerd.
9. Drugs- of alcoholmisbruik
10. Iedere aanwijzing voor een ziekte of aandoening die de compliantie met het onderzoeksprotocol, de interpretatie van de onderzoeksresultaten of veiligheid van de patient bij deelname aan het onderzoek zou kunnen belemmeren.
11. Onwil of onvermogen om te voldoen aan de studie en follow-up procedures.
12. Het gebruik van chemotherapie, radiotherapie of biologicals in de afgelopen 4 weken; nitrosoureumderivaten of mitomycin C in de afgelopen 6 weken of experimentele therapieen in de afgelopen 4 weken.
13. Klinisch significante leverziekte, met inbegrip van virale hepatitis, alcoholabusus, of cirrhose.
14. Onbehandelde of actieve tumoren van het centraal zenuwstelsel (progressief of waarbij anti-epileptica of corticosteroïden noodzakelijk zijn voor de behandeling van symptomen).
15. Patienten met behandelde metastasen in het centrale zenuwstelsel kunnen worden geincludeerd mits zij aan alle volgende criteria voldoen:
a. Aanwezigheid van evalueerbare of meetbare ziekte buiten het centraal zenuwstelsel.
b. Radiologische stabiele ziekte na afronden van de laatste behandeling van de metastasen in het centraal zenuwstelsel en geen aanwijzingen voor progressie tussen afronden van de behandeling van de metastasen in het centraal zenuwstelsel en screening voor deze studie.
c. Radiotherapie is * 8 weken voor screening afgerond.
d. Corticosteroiden en anticonvulsaiva moeten * 4 weeks voor screening zijn gestaakt.
16. Zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven. Bij fertiele vrouwen moet een zwangerschapstest een negatieve uitslag tonen binnen 7 dagen voorafgaand aan de start van de studie. Zowel de mannen als vrouwen die geincludeerd zijn in deze studie moeten adequate anticonceptiva gebruiken (zoals condoom of pessarium) gedurende de studie. Alleen orale anticonceptie is in deze studie onvoldoende aangezien door een mogelijke farmacokinetische interactie met de studiemedicatie. Naast orale anticonceptie wordt daarom ook het gebruik van barrière anticonceptie geadviseerd. Anticonceptiva zijn noodzakelijk gedurende minimaal 6 maanden na gebruik van sorafenib.
17. Potentiële pro-arritmogene co-medicatie (zoals sotalol, haloperidol en flecainide) is niet toegestaan tijdens de studie.
NB: Eerder gebruik van sorafenib is geen exclusiecriterium.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2015-001379-37-NL |
CCMO | NL53039.029.15 |