1) Kan een Neurofeedback-interventie symptomen van impulsiviteit, middelengebruik en middelengerelateerd gedrag reduceren in een populatie van TBS-patiënten met middelenafhankelijkheid of - misbruik? 2) In welke mate kan een neurofeedback-…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
Synoniemen aandoening
Aandoening
Substance abuse disorder
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Hoofduitkomstmaat in deze studie zijn de mate van impulsiviteit, drugsgebruik
en drugsgerelateerd gedrag zoals gemeten met BIS-11, DAQ en een Cued Go/NoGo
taak en uitslagen op urine-controles, evenals veranderingen in resting-state
EEG.
Secundaire uitkomstmaten
Scores op het Instrument forensische behandelevaluatie (IFBE), even als
wekelijkse urine-controles.
Achtergrond van het onderzoek
Verslaving wordt gezien als een tot chroniciteit neigende aandoening van
biopsychosociale aard (Gezondheidsraad, 2002), die kan leiden tot ernstige
afwijkingen in cognitie en gedrag. Verslaving is een mentale aandoening die het
resultaat is van langdurig effecten die middelen op de hersenen hebben.
Ongeveer 70% van alle patienten die op dit moment een TBS-maatregele hebben
zijn gediagnosticeerd met middelenafhankelijkheid. Middelenafhankelijkheid
heeft een negatief effect op de voortgang van de behandeling van TBS-patienten.
Tevens hebeben patienten met een gecombineerde diagnose van
middelenafhankelijkheid en psychotische stoornis en/of persoonlijkheidsstoornis
een grotere kans op recidive. Verslavingsgerelateerd gedrag en middelenmisbruik
zijn tevens gerelateerd aan een toename in crimineel gedrag, terwijl
behandeling binnen een TBS-kader juist erop gericht is om de kans op recidive
te verminderen. Recente studies hebebn aangetoond dat neurofeedback kan helpen
om drugsgerelateerd gedrg te verminderen in patienten met een diagnose van
midelenafhankelijkheid. Deze studie is er daarom op gericht om drugsgerelateerd
gedrag te verminderen en onthoudingsgedrag te verbeteren, door
hersenfrequenties te moduleren die aan deze gedragingen ten grondslag liggen.
Doel van het onderzoek
1) Kan een Neurofeedback-interventie symptomen van impulsiviteit,
middelengebruik en middelengerelateerd gedrag reduceren in een populatie van
TBS-patiënten met middelenafhankelijkheid of - misbruik?
2) In welke mate kan een neurofeedback-interventie de mate van impulsiviteit,
zoals gemeten met de BIS-11, een Cued Go/NoGo taak verminderen, zoals
vergeleken met een sham-neurofeedback-interventie?
3) In welke mate kan een neurofeedback-interventie de mate van zucht naar
verslavende middelen (zoals gemeten met de DAQ) verminderen, zoals vergeleken
met een sham-neurofeedback-interventie?
4) In welke mate kan een neurofeedback-interventie helpen om terugval in
middelengebruik te verminderen, zoals gemeten met urine-controles?
Onderzoeksopzet
RCT design, waarbij 25 patienten de BIS-11 en DAQ invullen en een Cued Go/NoGO
taak verrichten, gevolgd door een resting-state EEG, gevolgd door 20 sessies
Neurofeedback, en 25 die de BIS-11 en DAQ invullen en een Cued Go/NoGo taak
verrichten, gevolgd door een resting-state EEG, zonder neurofeedback
interventie.
Gevolgd door een n-of-1 experimental design sub studie, waarin de effecten van
een echte neurofeedback-interventie worden vergeleken met de effecten van een
sham-neurofeedback-behandeling. In deze sub-studie volgen 4 patiënten uit de
controlegroep een A1B1A2B2 design, waarin de patiënt in een fase van
treatment-as-usual (zonder interventie, A1) twee keer per week de BIS-11 en DAQ
invult, gevolgd van dezelfde monitoring in combinatie met een
neurofeedback-interventie twee keer per week gedurende vier weken (B1), wederom
gevolgd door een fase van treatment-as-usual (zonder interventie, A2). Alleen
als er aan het einde van blok A2 blijkt dat de Neurofeedback-interventie
zodanig positieve effecten op de uitkomstmaten heeft opgeleverd wordt A2
gevolgd door een tweede blok neurofeedback B2.
2 patiënten zullen een echte neurofeedback-behandeling ontvangen, 2 patiënten
ontvangen een sham-neurofeedback-behandeling.
Voor een gedetailleerde uitleg van de design en interventie wordt verwezen naar
research protocol C1.1.
Onderzoeksproduct en/of interventie
RCT gedeelte: 20 sessies neurofeedback opgebouwd uit twee sessies per week a 60 minuten. N-of-1 experimental design sub-studie: 8 neurofeedback-sessies gedurende 4 weken (sessie vinden twee keer per week plaats), waarbij deze interventie maximaal twee keer wordt herhaald, resulterend in een maximum aantal van 16 sessies.
Inschatting van belasting en risico
Proefpersonen worden gevraagd om de BIS-11 en DAQ in te vullen, evenals het
verrichten van een Cued Go/No Go taak en een resting-state EEG. In het RCT
gedeelte volgen participanten 20 neurofeedback-sessies a 60 minuten (twee keer
per week), in de n-of-1 sub studie maximaal 16 sessies aan neurofeedback. De
uitslagen van regelmatige urine-controles zoals in het kliniekbeleid vastgelegd
zullen worden bijgehouden. 12 maanden na het voltooien van alle
neurofeedback-sessies en andere onderdelen zullen proefpersonen gevraagd worden
om opnieuw de testinstrumenten te voltooien, met uitzondering van de Cued Go/No
Taak.
Er zijn tot op heden geen significante negatieve bijwerkingen bij de
onderzoekers bekend, die in deze hoeveelheid neurofeedback-sessies gebruikelijk
zijn om op te treden.
Zoals op verschillende plekken in dit voorstel genoemd vormt
middelenafhankelijkheid een groot probleem binnen een TBS-kliniek, dat een
negatieve invloed heeft op de voortgang van de behandeling en het risico op
recidive kan verhoogen, terwijl een behandeling binnen een TBS-kliniek er juist
op gericht is om het recidiverisico te verminderen. Deze studie zou een
bijdrage kunnen leveren aan het verminderen van drugs-georienteerd gedrag, en
daardoor de kans op recidive op lange termijn kunnen helpen verminderen.
Publiek
Prof Cobbenhagenlaan 225
Tilburg 5037 DB
NL
Wetenschappelijk
Prof Cobbenhagenlaan 225
Tilburg 5037 DB
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1) DSM-IV-TR diagnose aan middelen gebonden gebonden stoornis (141)
2) In staat zijn om informed consent te geven
3) Geen acute psychose
4) Geen opgelopen/aangeboren hersenletsel
5) Geen sterke visuele or auditive beperkingen, IQ > 80
6) In staat om de nederlandse taal te begrijpen, spreken, lezen en schrijven
7) In staat en welwillend om aan de eisen van het onderzoek te voldoen, zoals het nakomen van afspraken, in staat zijn om 60 minuten stil te zitten
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1) Co-morbide neurologische stoornis
2) Floride psychose (zoals gemeten met de gemiddelde score op positive symptomen PANSS <4)
3) Sterke visuele en/of auditive beperkingen, IQ <80
4) niet in staat om de nederlandse taal te begrijpen, spreken, lezen en/of schrijven
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL46390.008.13 |