Dit klinisch onderzoek heeft tot doel de veiligheid en de prestaties van het IASD-systeem II te evalueren bij de behandeling van hartfalenpatiënten met verhoogde linker atriale druk die symptomen blijven vertonen ondanks de juiste medische…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Falen van de hartfunctie
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Veiligheid: 'Major Adverse Cardiac and Cerebrovascular Events' (MACCE) en
systemische emboliën tijdens de procedure en binnen 6 maanden erna (met
uitzondering van pulmonale trombo-embolie).
Het primaire veiligheidseindpunt is het percentage van alle patiënten die Major
Adverse Cardiac and Cerebrovascular Events (MACCE) ervaren (deze worden
gedefinieerd als overlijden, beroerte of MI); of patiënten die een systemische
embolie ervaren (met uitzondering van pulmonale trombo-embolie); of patiënten
bij wie het implantaat binnen 6 maanden na implantatie moet worden verwijderd.
Prestaties van het apparaat
De primaire eindpunten wat de prestaties van het apparaat betreft zijn:
* Het percentage van alle patiënten bij wie het apparaat met succes is
geïmplanteerd (gedefinieerd als de plaatsing op de bedoelde plek tijdens de
indexprocedure)
* Het percentage van alle patiënten met verminderde pulmonale wiggedruk, en bij
wie na 6 maanden stroom van links naar rechts door het apparaat heen kan worden
waargenomen
Secundaire uitkomstmaten
1. Het aantal ernstige cardiale gebeurtenissen tijdens de 6 maanden na de
implantatie
2. Het aantal ernstige bijwerkingen ('Serious Adverse Events' of 'SAE's') van
alle aard tijdens de 6 maanden na de implantatie
3. Het aantal ziekenhuisopnamen in verband met alle oorzaken en specifiek in
verband met hartfalen; en het aantal ziekenhuisdagen en ICU-dagen tijdens de 6
maanden na de implantatie
4. Het aantal sterfgevallen in verband met alle oorzaken, met cardiovasculaire
oorzaken en met hartfalen tijdens de 6 maanden na de implantatie
5. Veranderingen in de invasieve en niet-invasieve hemodynamische meetwaarden
(verkregen tijdens rust, op de baseline en ook tijdens lichaamsbeweging)
volgens een 6 maanden na de implantatie door een kernlaboratorium in
vergelijking met de baseline uitgevoerde evaluatie
a. Het percentage van alle patiënten bij wie de pulmonale wiggedruk tijdens
rust en tijdens lichaamsbeweging tot beneden de baseline-waarde daalt;
b. Veranderingen in het longdebiet, in het systemisch hartdebiet en in de
longslagaderdruk
6. Verandering in BNP en/of NT-pro-BNP beoordeeld 6 maanden na de implantatie
in vergelijking met baseline
7. Veranderingen in de door de onderzoeksarts toegekende NYHA-classificatie
volgens een 6 maanden na de implantatie in vergelijking met de baseline
uitgevoerde evaluatie
8. Wijzigingen in de afmetingen, het volume en de functie van het RA, het LA,
het LV en het RV (gemeten met behulp van echocardiografie) volgens een 6
maanden na de implantatie door een kernlaboratorium in vergelijking met de
baseline uitgevoerde evaluatie
9. Verbetering in de levenskwaliteit op basis van de Minnesota Living with
Heart Failure Questionnaire (MLWHFQ) volgens een 6 maanden na de implantatie in
vergelijking met de baseline uitgevoerde evaluatie
10. Verbetering in de levenskwaliteit op basis van EQ-5D-3L volgens een 6
maanden na de implantatie in vergelijking met de baseline uitgevoerde evaluatie
11. Het aantal cerebrovasculaire gebeurtenissen tijdens de 6 maanden na de
implantatie
12. Het percentage van alle patiënten dat meer lichaamsbeweging aankan volgens
een 6 maanden na de implantatie op basis van de 6-minutenlooptest in
vergelijking met de baseline uitgevoerde evaluatie
13. Het aantal nieuwe gevallen van atriale aritmie tijdens de 6 maanden na de
implantatie
14. Het aantal gevallen van nieuwe of verergerde nierdysfunctie (gedefinieerd
als een vermindering in de eGFR van > 20 ml/min) tijdens de 6 maanden na de
implantatie
15. Implantaatembolisatie en klinisch significante migratie van het apparaat
(definitie: één of meer ernstige nadelige bijverschijnselen, die waarschijnlijk
verband houden met migratie van het apparaat)
Achtergrond van het onderzoek
Hartfalen wordt gedefinieerd als een pompfunctiestoornis van het hart met
daarbij behorende symptomen. De symptomen kunnen zeer uiteenlopend zijn doch in
ieder geval zijn moeheid en/of dyspnoe aanwezig.
De mortaliteit is hoog en afhankelijk van de ernst van het hartfalen. Vijftig
procent van de patiënten is overleden binnen 5 jaar (bij ernstig hartfalen al
binnen 1 jaar) na het stellen van de diagnose.
De prevalentie van hartfalen onder de bevolking is 2-2,5 %. Momenteel zijn er
in Nederland 200.000 patiënten met hartfalen. De prevalentie neemt sterk toe
met hogere leeftijd. Door toenemende vergrijzing in combinatie met verbeterde
medische technieken van zowel cardiale als niet-cardiale ziekten neemt de
prevalentie van hartfalen toe.
In dit onderzoek wil men nagaan of het gebruik van het nieuwe medisch
hulpmiddel (Inter-atriale septum Device (IASD) Systeem II) veilig en werkzaam
is. Het hulpmiddel zal permanent in het hart geïmplanteerd worden en dat dient
om de toegenomen druk te wijten aan hartfalen, te verminderen door een kleine
permanente opening tussen de twee bovenste kamers in het hart te maken.
Doel van het onderzoek
Dit klinisch onderzoek heeft tot doel de veiligheid en de prestaties van het
IASD-systeem II te evalueren bij de behandeling van hartfalenpatiënten met
verhoogde linker atriale druk die symptomen blijven vertonen ondanks de juiste
medische behandeling.
Onderzoeksopzet
Prospectief, niet-gerandomiseerd; niet-geblindeerd onderzoek. Tot 100 patiënten
in maximaal 30 onderzoekscentra zullen deelnemen, zodat er 50 patiënten
overblijven die gedurende 6 maanden nazorg ontvangen.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Percutane implantatie (permanent) van het IASD> Systeem II.
Inschatting van belasting en risico
Risico*s als gevolg van hartkatheterisatie
De belangrijkste risico*s van hartkatheterisatie zijn (dit is geen volledige
lijst):
* pijn op de plaats waar de katheter is ingebracht;
* een abnormale hartslag;
* overmatige bloedophoping op de inbrengplaats;
* koorts na de ingreep;
* een aanzienlijk hogere of lagere bloeddruk die soms medicatie noodzakelijk
maakt;
* bloedverlies die soms vervanging van het bloed noodzakelijk maakt;
* een allergische reactie op de kleurstof die gebruikt worden om beelden van
het hart te maken;
* het tijdelijk ophouden van de ademhaling;
* een reactie op de anesthesiemiddelen;
* het onopzettelijk creëren van een abnormale doorgang tussen een slagader en
een ader;
* obstructie van een bloedvat door een luchtbel;
* blokkering van een bloedvat door een bloedstolsel;
* letsel aan een zenuw op de inbrengplaats;
* het optreden van een uitpuiling in een bloedvat;
* het scheuren of prikken van een gaatje in een bloedvat of het hart.
Deze risico*s komen veel voor. Om de waarschijnlijkheid van deze risico*s te
verminderen, selecteert de opdrachtgever van het onderzoek zorgvuldig
onderzoeksartsen die aanzienlijke ervaring met vergelijkbare soorten ingrepen
hebben, leidt ze op en biedt ze ondersteuning.
Risico*s als gevolg van het onderzoekshulpmiddel en de implantatie
De belangrijkste risico*s als gevolg van de implantatie van het
onderzoekshulpmiddel zijn vergelijkbaar met bovenstaande risico*s als gevolg
van hartkatheterisatie.
Daarnaast zijn de volgende risico*s geïdentificeerd:
* kleine stolsels die zich op het implantaat zelf voordoen en die in uw
bloedsomloop terecht kunnen komen;
* beroerte;
* hartfalen;
* hartinfarct;
* overlijden;
* embolisatie van het onderzoekshulpmiddel: niet op zijn plaats blijven van het
onderzoekshulpmiddel en afdrijven ervan naar een ander deel van het hart of
naar een bloedvat;
* schuren tegen of prikken in een bloedvat of deel van het hart door van een of
meer van de armen van het onderzoekshulpmiddel; als dit gebeurt, kan het nodig
zijn een spoedoperatie uit te voeren om het hulpmiddel te verwijderen en de
scheur of het gaatje te herstellen;
* breuk van het onderzoekshulpmiddel: breken van een of meer van de armen van
het onderzoekshulpmiddel wanneer het zich in het hart bevindt;
* beschadigd weefsel;
* bloedstolsel;
* infectie;
* allergische reactie op het onderzoekshulpmiddel;
* hartritmestoornissen (bijv. een langzame hartslag);
* perforatie van het bloedvat of deel van het hart;
* vocht rondom het hart;
* uitblijven van verbetering van uw hartfalen gedurende het onderzoek, of
verslechtering van uw hartfalen.
* een operatie nodig zijn om het stukje en de rest van het defecte hulpmiddel
te verwijderen.
Naar verwachting zullen deze complicaties zich niet voordoen bij de patiënten
die in dit onderzoek ingeschreven zijn. Bijwerkingen zijn gewoonlijk van
tijdelijke aard en kunnen behandeld worden.
Risico*s als gevolg van de tests bij inspanning
De risico*s in verband met de stresstest bij inspanning zijn vermoeidheid,
spierpijn, onregelmatige hartslag, pijn op de borst, plotselinge hartaanval,
beroerte of overlijden. Om deze risico*s tot een minimum te beperken, zullen er
tijdens deze procedure opgeleide medische professionals aanwezig zijn. Voorts
wordt de hartslag gedurende de gehele test ononderbroken gecontroleerd. Ook
worden de bloeddruk en de door de proefpersoon waargenomen mate van belasting
gedurende de gehele test gecontroleerd.
Risico's als gevolg van echocardiogrammen
Naast de hierboven vermelde risico*s bestaan er mogelijke, hoewel uiterst
zeldzame, risico*s als gevolg van echocardiogrammen. Een mogelijk risico als
gevolg van het echocardiogram wanneer het slangetje in de slokdarm wordt
geplaatst, is een scheur in of doorprikken van de slokdarm, de baan die de mond
met de maag verbindt. Deze scheur zou een bloeding of een infectie kunnen
veroorzaken die mogelijk levensbedreigend is; in sommige gevallen kan het nodig
zijn operatief in te grijpen om de scheur te herstellen. Als de onderzoeksarts
tijdens de implantatie een intracardiaal echocardiogram gebruikt, zijn de
mogelijke risico*s het aanprikken van een bloedvat terwijl het implantaat
onderweg is naar het hart, of aanprikken van het hart zelf; beide kunnen
levensbedreigend zijn en kunnen een operatieve ingreep noodzakelijk maken om
dit te corrigeren. Om deze onwaarschijnlijke risico*s minder waarschijnlijk te
maken, worden deze procedures uitgevoerd door speciaal opgeleide artsen.
Risico*s als gevolg van bloedonderzoek
Er zijn sommige bijwerkingen die zich kunnen voordoen wanneer er bloed wordt
afgenomen. Dit zijn onder meer overmatige bloeding, flauwvallen of
lichthoofdigheid, hematoom (bloeduitstorting onder de huid), infectie (een
gering risico wanneer de huid wordt verbroken).
Belangrijke informatie voor vrouwen
Bij vrouwen kunnen deze ingreep en/of behandelingen onvoorziene risico*s voor
het embryo of de foetus met zich meebrengen, als zij ten tijde van de
behandeling zwanger zijn. Als de proefpersoon een vrouw op vruchtbare leeftijd
is en kinderen kan krijgen, wordt zij niet ingeschreven in het onderzoek.
Voordelen
Er is geen garantie dat de proefpersoon baat zal hebben bij deelname aan dit
onderzoek.
Mogelijke voordelen voor patiënten bij wie het hulpmiddel is geïmplanteerd,
zijn onder meer de volgende:
* vermindering van de kortademigheid;
* vermindering van het aantal ziekenhuisopnamen en/of dagen in het ziekenhuis;
* vermindering van het aantal bezoeken aan de spoedeisende hulp;
* vermindering van de medicatie;
* verbetering van de inspanningstolerantie;
* verbetering van de kwaliteit van leven;
* verbetering van de levensverwachting.
Het is dankzij dit type onderzoek dat betere behandelingen ter behandeling van
hartfalen kunnen worden ontwikkeld.
Publiek
One Highwood Drive, Suite 300, Tewksbury 300
Tewksbury MA 01876
US
Wetenschappelijk
One Highwood Drive, Suite 300, Tewksbury 300
Tewksbury MA 01876
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Kandidaten voor het onderzoek moeten aan AL de volgende criteria voor deelname voldoen:
1. Chronisch symptomatisch hartfalen (HF), gedocumenteerd op één of meer van de volgende manieren:
a. symptomen die in categorie II/III/ambulante categorie IV van de New York Heart Association (NYHA) vallen (paroxysmale nachtelijke dyspneu, orthopneu, dyspneu bij lichte of matige inspanning) tijdens het screeningbezoek; of symptomen (rhonchi na hoesten, röntgenfoto van de borst waarop pulmonale congestie zichtbaar is) tijdens de afgelopen 12 maanden;
b. één ziekenhuisopname tijdens de 12 maanden voorafgaand aan de deelname aan het onderzoek waarvoor HF een belangrijke reden was (transiënt hartfalen in de context van een myocardinfarct valt hier niet onder);
c. een lopende behandeling met aanbevolen medicatie voor hartfalen en comorbiditeiten gedurende enkele maanden volgens de richtlijnen (richtlijnen voor 2012 van de ESC voor diagnose en behandeling van acuut en chronisch hartfalen).
2. Leeftijd * 40 jaar
3. Linker ventriculaire ejectiefractie (met echocardiografie verkregen) * 40%
4. Verhoogde linker ventriculaire vuldruk met een met CVP vergelijkbare gradiënt, gedocumenteerd door:
a. PCWP (einde uitademing) of LVEDP (einde uitademing) tijdens rust * 15 mmHg en hoger dan CVP OF
b. PCWP (einde uitademing) tijdens gebruik ligfiets * 25 mmHg en CVP < 20 mmHg
5. De patiënt is op de aard van het onderzoek attent gemaakt, gaat akkoord met de regels ervan en heeft een schriftelijke, door de EG erkende geïnformeerde toestemming ondertekend
6. De patiënt is bereid om zich aan de procedures voor het klinisch onderzoek te houden en gaat ermee akkoord om terug te komen voor alle vereiste nazorgafspraken, tests en onderzoeken
7. Transseptale katheterisatie en toegang via de dijader zijn als mogelijk bevonden
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Kandidaten voor het onderzoek worden uitgesloten als er sprake is van ÉÉN OF MEER van de volgende omstandigheden:
1. MI en/of percutane hartinterventie tijdens de afgelopen 3 maanden; CABG tijdens de afgelopen 3 maanden of huidige indicatie voor revascularisatie van de kransslagader
2. De patiënt heeft tijdens de afgelopen 6 maanden cardiale resynchronisatietherapie ondergaan
3. Ernstig hartfalen, gedefinieerd als volgt:
a. hartfalen dat onder stadium D van de ACC/AHA/ESC valt of in de niet-ambulante categorie IV van de NYHA
b. hartindex < 2,0 l/min/m2
c. behoefte aan inotropische infusie (continu of afwisselend) tijdens de afgelopen 6 maanden
d. de patiënt staat op de harttransplantatiewachtlijst
4. De patiënt kan de looptest van 6 minuten niet uitvoeren
5. Bekende aanwezigheid van ernstige kransslagaderziekte (stenose van > 70%)
6. Geschiedenis van beroertes, transiënte ischemische aanvallen (TIA), diep-veneuze trombose (DVT) of longembolie tijdens de afgelopen 6 maanden
7. Bekende ernstige stenose van de halsslagader (> 70%)
8. De aanwezigheid van ernstige klepziekte, die met behulp van echocardiografie wordt gedefinieerd als:
a) mitraalklepregurgitatie met een niveau van > 2+ MR
b) tricuspidalisregurgitatie met een niveau van * 2+ TR
c) aortaklepziekte met een niveau van * 2+ AR of matige AS
9. Hypertrofische cardiomyopathie, restrictieve cardiomyopathie, constrictieve pericarditis, cardiale amyloïdose of andere infiltrerende cardiomyopathie (bijv. hemochromatose, sarcoïdose)
10. De behandeling van de patiënt met dubbele plaatjesremmende therapie of met warfarine of equivalent is gecontra-indiceerd, of de patiënt heeft een gedocumenteerde coagulopathie
11. Atriumfibrillatie bij rustende hartslag > 100 BPM
12. Arteriële zuurstofverzadiging < 95% van kamerlucht
13. Sterk verminderde leverfunctie, gedefinieerd als: 3X de bovenlimiet van normale niveaus voor transaminases, totale bilirubine of alkalinefosfatase
14. Rechter ventriculaire dysfunctie, gedefinieerd als:
a. Meer dan geringe rechter ventriculaire dysfunctie, bepaald op basis van TTE: OF
b. TAPSE < 1,4 cm; OF
c. RV volume * LV volume op echoschatting; OF
d. Echocardiografisch of klinisch bewijs van congestieve hepatopathie
15. Rustende CVD > 14 mmHg
16. Bewijs van pulmonale arteriële hypertensie met weerstand van de v. pulmonalis van > 4 Woods-eenheden (mmHg/L/min)
17. Chronische longziekte waarvoor zuurstof thuis nodig is OF ziekenhuisopname voor verergering tijdens de 6 maanden vóór deelname aan het onderzoek OF ernstige chronische longziekte gedefinieerd als ofwel FEV1 < 1 of naar de mening van de onderzoeksarts
18. De patiënt neemt momenteel deel aan een onderzoek in verband met een experimenteel geneesmiddel of apparaat. NB: onderzoeken met langdurige nazorg voor producten die indertijd experimenteel waren, maar sindsdien in de handel verkrijgbaar zijn geworden, worden niet als 'experimentele onderzoeken' beschouwd
19. De patiënt heeft een levensverwachting van minder dan 12 maanden vanwege niet-cardiovasculaire oorzaken
20. Echocardiografisch bewijs van intracardiale tumor, trombus of woekering
21. Bekende of vermoede allergie voor nikkel
22. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd
23. De patiënt heeft momenteel dialyse nodig; of e-GFR < 25 ml/min
24. SABP > 170, ondanks de juiste medische behandeling
25. Patiënten bij wie transoesofagale echocardiografie (TEE) gecontra-indiceerd is
26. Patiënten met bestaande atriale septale defecten. Patiënten met een open Foramen Ovale (PFO), die ondanks de PFO verhoogde vuldruk hebben, kunnen wel deelnemen
27. Patiënten die immunosuppressie of systemische steroïdenbehandeling ondergaan (> 10 mg prednison per dag)
28. Patiënten bij wie sclerodermie geconstateerd is
29. De patiënt is naar de mening van de onderzoeksarts geen geschikte kandidaat voor het onderzoek
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
ClinicalTrials.gov | NCT01913613 |
CCMO | NL46012.100.13 |