Primaire doelstelling:De primaire doelstelling van het onderzoek is het aantonen van het effect van een CZP-behandeling op de reductie van UA-exacerbaties bij patiënten met zowel actieve axSpA als een gedocumenteerde voorgeschiedenis van UA.…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Oogaandoeningen
- Gewrichtsaandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primaire werkzaamheidsvariabele:
De primaire werkzaamheidsvariabele is het aantal onmiskenbare episodes van
UA-exacerbaties gedurende de onderzoeksperiode.
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire werkzaamheidsvariabele:
De volgende secundaire werkzaamheidsvariabelen worden in week 48 en week 96
beoordeeld:
· Het aantal UA-exacerbaties per 100 patiëntjaren bij deelnemers met actieve
axSpA en een voorgeschiedenis van UA.
· Het aantal UA-exacerbaties per 100 patiëntjaren bij deelnemers met actieve
axSpA en ten minste 1 UA-episode binnen de 12 maanden voorafgaand aan de
baseline.
· Veranderingen in de ASDAS (Ankylosing Spondylitis Disease Activity Score)
t.o.v. de baseline.
· Veranderingen in de BASDAI-score (Bath Ankylosing Spondylitis Disease
Activity Index) t.o.v. de baseline.
· Beoordeling van de ASAS 20-, 40-, 5/6- en PR-responspercentages (partiële
remissie).
· Verandering t.o.v. de baseline van het aantal pijnlijke en gezwollen
gewrichten (44 gewrichten); aan de hand van de PhGADA (Physician*s Global
Assessment of Disease Activity).
· Verandering t.o.v. de baseline van de respectievelijke componenten van de
ASAS-responscriteria, beoordeeld aan de hand van:
o de PtGADA (Patient*s Global Assessment of Disease Activity);
o pijnbeoordeling (totaalaantal gevallen van pijn op een NRS [Numerical Rating
Scale]);
o functie (met de BASFI [Bath Ankylosing Spondylitis Functional Index]);
o ontsteking (het gemiddelde van BASDAI-vragen 5 en 6 over ochtendstijfheid en
de duur ervan).
De volgende overige werkzaamheidsvariabelen worden beoordeeld:
· De duur van de UA-exacerbaties.
· De ernst van de UA-exacerbaties.
· Verandering t.o.v. de baseline in ASDAS.
· Verandering t.o.v. de baseline in BASDAI
· ASAS 20-, 40-, 5/6- en PR-responspercentages
· Verandering t.o.v. de baseline van het aantal pijnlijke en gezwollen
gewrichten (44 gewrichten), PhGADA.
· Verandering t.o.v. de baseline van de respectievelijke componenten van de
ASAS-criteria, beoordeeld aan de hand van:
o PtGADA;
o pijnbeoordeling (totaalaantal gevallen van pijn op een NRS);
o functie (met de BASFI);
o ontsteking (het gemiddelde van BASDAI-vragen 5 en 6 over ochtendstijfheid en
de duur ervan).
· Verandering t.o.v. de baseline in ASDAS-ziekteactiviteit (CI [clinical
improvement; klinische verbetering], MI [major improvement; belangrijke
verbetering], ID [inactive disease; inactieve ziekte], CII [clinically
important improvement; klinisch belangrijke verbetering]) en BASFI) (inclusief
week 48 en 96).
· Verandering t.o.v. de baseline van de vermoeidheid (NRS) (uit BASDAI)
(inclusief week 48 en 96).
· Verandering t.o.v. de baseline in ASQoL (Ankylosing Spondylitis Quality of
Life; kwaliteit van leven bij AS) (inclusief week 48 en 96)
· Verandering t.o.v. de baseline in de ASAS GI-vragenlijst (gezondheidsindex)
(inclusief week 48 en 96).
· Verandering t.o.v. de baseline in de SF-36-vragenlijst (Short-Form
36-gezondheidsonderzoek) (inclusief week 48 en 96).
· Het aantal exacerbaties van inflammatoire darmziekte.
· Het aantal psoriasis-exacerbaties (bij deelnemers met gelijktijdige
psoriasis).
De te beoordelen veiligheidsvariabelen zijn:
* Ongewenste gebeurtenissen
* Bloeddruk
* Lichamelijk onderzoek
* Klinische laboratoriumwaarden (hematologie, biochemie en urineanalyse)
Achtergrond van het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is uitzoeken hoe effectief het geneesmiddel
certolizumab pegol (CZP) is op de reductie van exacerbaties van uveïtis
anterior (UA) bij patiënten met zowel actieve axSpA als een gedocumenteerde
voorgeschiedenis van UA.
Spondyloartritis (SpA) is de naam voor een familie van reumatische
infectieziekten die artritis veroorzaken, met name reumatoïde artritis (RA).
Axiale spondyloartritis (axSpA) is een chronische infectieziekte die vooral de
wervelkolom en de bekkengewrichten aantast, en die grote impact heeft op de
meeste patiënten.
Uveïtis is een algemene term voor een scala aan ontstekingsziekten die
zwellingen veroorzaken en oogweefsel kapot kunnen maken. Patiënten met axSpA
hebben hier vaak last van.
Certolizumab pegol is geregistreerd voor verschillende ontstekingsziekten in de
VS, in de Europese Unie en in verschillende andere landen. UCB Pharma SPRL
schat dat tienduizenden patiënten wereldwijd zijn behandeld met certolizumab
pegol vanaf zijn registratie in 2008.
Doel van het onderzoek
Primaire doelstelling:
De primaire doelstelling van het onderzoek is het aantonen van het effect van
een
CZP-behandeling op de reductie van UA-exacerbaties bij patiënten met zowel
actieve axSpA als een gedocumenteerde voorgeschiedenis van UA.
Secundaire doelstelling:
De secundaire doelstellingen van het onderzoek zijn het beoordelen van het
effect van een
CZP-behandeling op 1) de reductie van UA-exacerbaties bij patiënten met axSpA
en ten minste 1 gedocumenteerde voorgeschiedenis van UA in de 12 maanden
voorafgaand aan de baseline en 2) de axSpA-ziekteactiviteit.
Overige doelstellingen:
De overige doelstellingen bestaan uit het beoordelen van het effect van een
CZP-behandeling op het lichamelijk functioneren, de tekenen/symptomen van axSpA
(ochtendstijfheid, vermoeidheid en extra-articulaire manifestaties van axSpA)
en de duur en ernst van de
UA-exacerbaties. De veiligheidsdoelstellingen van het onderzoek bestaan uit een
evaluatie van de veiligheid en verdraagbaarheid van een CZP-therapie.
Onderzoeksopzet
AS0007 is een multicenter, open-label fase 4-onderzoek naar de effecten van
certolizumab pegol (CZP) op de incidentie van exacerbaties van uveïtis anterior
(UA) per jaar bij patiënten met zowel actieve axiale spondyloartritis (axSpA)
als een voorgeschiedenis van UA. Hiervoor wordt het aantal UA-exacerbaties dat
voorafgaand aan de behandeling met CZP is opgetreden vergeleken met het aantal
UA-exacerbaties dat tijdens de behandeling met CZP optreedt.
De onderzoeksduur vanaf de start van de behandeling is 96 weken vanaf de
baseline, met een follow-upbezoek in week 104; 10 weken na de laatste dosis in
week 94.
Het onderzoek bestaat uit 3 perioden:
· Periode 1 (screeningperiode): 1 tot 5 weken voorafgaand aan de baseline
De deelnemers krijgen informatie over het onderzoek en ondertekenen het
informatie- en toestemmingsformulier. De geschiktheid wordt geëvalueerd en er
worden beoordelingen uitgevoerd. De screeningperiode moet zo kort mogelijk
worden gehouden, maar kan worden verlengd tot 5 weken als er voor bepaalde
medicatie een wash-out is vereist of om informatie van de oogarts van de
patiënt te verkrijgen. Voor deelnemers die starten met een profylactische
behandeling voor een latente tuberculose-infectie kan de screeningperiode
worden uitgebreid tot 12 weken.
· Periode 2 (behandelingsperiode): week 0 t/m week 96
Patiënten die in aanmerking komen, krijgen een subcutane (sc) dosis van 400 mg
CZP op de baseline, in week 2 en week 4, gevolgd door 200 mg CZP sc elke 2
weken (Q2W) van week 6 tot week 94.
Voordat ze starten met het onderzoeksgeneesmiddel worden alle deelnemers
getraind in het zichzelf toedienen van het middel (de injecties mogen ook
worden gegeven door een familielid of een zorgverlener). Het injectieschema
voorziet in de reeks zelftoegediende injecties en bezoeken aan de instelling
inclusief injecties aldaar.
· Periode 3 (Follow-upperiode [FU]): 10 weken vanaf de laatst toegediende dosis
van het onderzoeksgeneesmiddel.
Alle deelnemers leggen een FU-bezoek af in week 104 (of eerder in het geval van
een vroegtijdige terugtrekking); dit is 10 weken na de laatste toediening van
CZP in het kader van het onderzoek.
In week 48 wordt een analyse uitgevoerd nadat alle deelnemers het FU-bezoek in
deze week hebben afgelegd (of zich eerder uit het onderzoek hebben
teruggetrokken). De definitieve analyse wordt uitgevoerd aan het eind van het
onderzoek, nadat alle onderzoeksgegevens zijn vergrendeld.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Cimzia 200 mg oplossing voor injectie
Inschatting van belasting en risico
Deelname aan het onderzoek kan in totaal maximaal 109 weken duren. Gedurende
die periode heeft de patiënt maximaal 14 afspraken met de onderzoeksarts.
Voor de risico's verbonden aan deze studie: zie ook de patiënteninformatie,
paragraaf 4.
Publiek
Allée de la Recherche 60
Brussel 1070
BE
Wetenschappelijk
Allée de la Recherche 60
Brussel 1070
BE
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
De onderzoekspopulatie zal bestaan uit patiënten *18 jaar, met een gedocumenteerde diagnose axSpA (eerste manifestatie op volwassen leeftijd) op basis van de ASAS-criteria (Assessment of SpondyloArthritis International Society) met een duur van de symptomen van ten minste 3 maanden, met de actieve ziekte zoals gedefinieerd door de BASDAI-score (Bath Ankylosing Spondylitis Disease Activity Index) *4, en pijn aan de wervelkolom met een score van *4 op een NRS (Numerical Rating Scale) van 0 t/m 10. Deelnemers zonder radiografisch bewijs moeten een CRP-score (C-reactief proteïne) boven de ULN (upper limit of normal; bovengrens van normaal) hebben en/of actueel bewijs van sacro-iliïtis op een MRI-scan gemaakt binnen de 3 maanden voorafgaand aan de baseline (geen bevestiging door centrale lezing) zoals gedefinieerd door de ASAS-criteria. Daarnaast moet er bij deelnemers met ankyloserende spondylitis (AS) volgens de onderzoeker bewijs van sacro-iliïtis zijn (aan de hand van een röntgenfoto die binnen 12 maanden voorafgaand aan de baseline is gemaakt) conform de mNY-criteria (modified New York). Deelnemers moeten een gedocumenteerde voorgeschiedenis van UA hebben waarin de diagnose van de ziekte is gesteld door een oogarts en ten minste 2 UA-exacerbaties in het verleden, waarvan er ten minste één zich in de 12 maanden voorafgaand aan de baseline heeft voorgedaan.
Bovendien moeten deelnemers HLA-B27-positief zijn (als dit vóór de screening al bekend is, hoeven er geen aanvullende tests te worden uitgevoerd; als hier niets over bekend is, moeten er tijdens de screening tests worden uitgevoerd, die op de baseline moeten worden gecontroleerd). Ook moeten deelnemers eerder ten minste 2 NSAID's (Nonsteroidal Anti-inflammatory drugs) hebben gekregen en deze niet hebben kunnen verdragen of er onvoldoende op hebben gereageerd. Een onvoldoende respons op een NSAID wordt gedefinieerd als het uitblijven van een respons tijdens een ten minste 14 dagen durende onafgebroken NSAID-therapie waarbij de maximaal getolereerde dosis van de betreffende NSAID wordt toegediend.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. De patiënt heeft eerder deelgenomen aan dit onderzoek of is eerder behandeld met CZP binnen of buiten het kader van een ander klinisch onderzoek. Opnieuw screenen is evenwel mogelijk als een profylactische behandeling voor een latente tuberculose-infectie (LTBI) had moeten worden gegeven, maar de screeningperiode de 12 weken overschrijdt.
2. De patiënt heeft in de voorafgaande 3 maanden deelgenomen aan een ander onderzoek naar een onderzoeksgeneesmiddel (of een medisch hulpmiddel) of neemt op dit moment deel aan een ander onderzoek naar een onderzoeksgeneesmiddel (of een medisch hulpmiddel).
3. De patiënt heeft een voorgeschiedenis van chronisch alcohol- of drugsmisbruik.
4. De patiënt heeft een medische of psychiatrische aandoening die naar het oordeel van de onderzoeker het vermogen van de patiënt om aan dit onderzoek deel te nemen in gevaar kan of zal brengen.
5. De patiënt heeft een bekende overgevoeligheid voor bestanddelen van CZP of een voorgeschiedenis van ongewenste reacties op polyethyleenglycol.
Uitsluitingen gerelateerd aan axiale spondyloartritis (axSpA)
6. Patiënten mogen geen andere inflammatoire artritis hebben (zoals reumatoïde artritis, systemische lupus erythematosis, sarcoïdose of fibromyalgie).
7. Patiënten mogen geen secundaire, niet-inflammatoire aandoening hebben die naar het oordeel van de onderzoeker voldoende symptomatisch is om de evaluatie van het effect van het onderzoeksgeneesmiddel op axSpA, de primaire diagnose van de patiënt, te verstoren.
Oogheelkundige uitsluitingscriteria
8. Elke voorgeschiedenis van uveïtis (zoals panuveïtis posterior), met uitzondering van UA die verband houdt met axSpA.
9. Elke aandoening of complicerende factor die de beoordeling van UA in de weg kan staan:
a. voorgeschiedenis van cataract operatie binnen de 6 maanden voorafgaand aan de baseline
b. vertroebeling van cornea of lens
c. proliferatieve of ernstige non-proliferatieve diabetische retinopathie, of een klinisch significant macula-oedeem als gevolg van diabetische retinopathie
d. neovasculaire/natte leeftijdsgebonden maculadegeneratie
e. voorgeschiedenis van scleritis
f. voorgeschiedenis van intraoculaire operatie, met uitzondering van phacoemulsificatie
10. De patiënt heeft binnen 3 jaar voorafgaand aan het baselinebezoek een glucocorticosteroïdenimplantaat gekregen (Retisert® of Iluvien®) of heeft complicaties gekregen die verband houden met dit hulpmiddel. Bij de patiënt is binnen 90 dagen voorafgaand aan het baselinebezoek een glucocorticosteroïdenimplantaat (Retisert of Iluvien) verwijderd of de patiënt heeft complicaties gekregen die verband houden met de verwijdering van dit hulpmiddel.
11. De patiënt heeft binnen 90 dagen voorafgaand aan het baselinebezoek intraoculaire of perioculaire corticosteroïden gekregen.
12. De patiënt heeft binnen 6 maanden voorafgaand aan het baselinebezoek een dexmethasonimplantaat (Ozurdex®) gekregen.
13. De patiënt heeft binnen 30 dagen voorafgaand aan het baselinebezoek cyclofosfamide gekregen.
14. De patiënt heeft binnen 90 dagen voorafgaand aan het baselinebezoek intravitreaal methotrexaat gekregen.
15. De patiënt heeft een intravitreale anti-vasculaire endotheliale-groeifactortherapie gekregen:
a. binnen 45 dagen van het baselinebezoek voor Lucentis® (ranibizumab) of Avastin® (bevacizumab);
of
b. binnen 60 dagen van het baselinebezoek voor anti-VEGF Trap Zaltrap® (aflibercept).
Uitsluitingen op basis van eerdere medicatie
16. Patiënten mogen geen van de onderstaande geneesmiddelen hebben gebruikt op de manier zoals beschreven in de uitsluitingscriteria in Tabel 6-1 (protocol blz 31).
Uitsluitingen op basis van eerdere klinische onderzoeken en eerdere behandelingen met biologicals
17. Patiënten mogen binnen of buiten het kader van een klinisch onderzoek in de 3 maanden voorafgaand aan het onderzoek, of binnen 5 halfwaardetijden van het geneesmiddel (als dit langer is), geen enkele behandeling met niet-biologicals voor axSpA hebben gekregen die niet in Tabel 1 worden vermeld.
18. Patiënten mogen geen enkele experimentele biological (gedefinieerd als die middelen die in de EU of de VS niet zijn goedgekeurd voor de behandeling van axSpA) hebben gekregen.
19. Patiënten mogen niet eerder zijn behandeld met een gepegyleerd geneesmiddel als dit heeft geleid tot een ernstige overgevoeligheidsreactie of een anafylactische reactie.
20. Patiënten mogen voorafgaand aan het baselinebezoek niet zijn blootgesteld aan meer dan één TNF antagonist (tumornecrosefactor) en een behandeling met een TNF-antagonist mag niet tot primair falen hebben geleid (gedefinieerd geen respons tijdens de eerste 12 weken van de behandeling met de TNF-antagonist).
Uitsluitingen op basis van de medische voorgeschiedenis
21. Vrouwelijke patiënten die tijdens het onderzoek of binnen 5 maanden (of langer, indien de lokale voorschriften die vereisen) na de laatste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel borstvoeding geven, zwanger zijn of proberen zwanger te worden.
22. Patiënten met een voorgeschiedenis van chronische of recidiverende infecties, met uitzondering van uveïtis (meer dan 3 episoden gedurende het voorafgaande jaar, waarvoor behandeling met antibiotica of antivirale middelen nodig was), een recente ernstige of levensbedreigende infectie binnen de 6 maanden voorafgaand aan het baselinebezoek (inclusief ziekenhuisopname voor een infectie in de laatste 6 maanden of huidige tekenen/symptomen die kunnen duiden op een infectie).
23. Patiënten met een voorgeschiedenis van een herpes-zosterinfectie binnen 6 maanden voorafgaand aan het baselinebezoek.
24. Patiënten met een bekende tbc-infectie (tuberculose), met een grote kans op het oplopen van een tbc-infectie, of LTBI (latente tuberculose-infectie).
a. Een bekende tbc-infectie (nu of in het verleden) is gedefinieerd als:
o een actieve tbc-infectie of klinische tekenen/symptomen die tbc (pulmonair of extrapulmonair) doen vermoeden;
o een voorgeschiedenis van een actieve tbc-infectie in willekeurig welk orgaan of bevindingen in andere organen passend bij een tbc-infectie;
o elk door röntgenonderzoek of andere vormen van beeldvorming verkregen bewijs dat consistent is met een eerdere actieve tbc-infectie die niet in het medisch dossier van de patiënt wordt vermeld.
b. Een grote kans op het oplopen van een tbc-infectie is gedefinieerd als:
o bekende blootstelling aan iemand met een actieve tbc infectie binnen de 3 maanden voorafgaand aan de screening;
o tijd doorgebracht in een zorgomgeving waar zich personen met een tbc-infectie bevinden en waar de kans op overdracht groot is.
c. Latente tbc-infectie (tenzij vóór de onderzoeksbehandeling wordt gestart met een geschikte profylaxe en de kuur volledig wordt afgemaakt) is gedefinieerd als:
o De afwezigheid van tekenen/symptomen (d.w.z. bewijs van betrokkenheid van een specifiek orgaan), of fysieke bevindingen die duiden op een tbc-infectie met een positieve IGRA (interferon-gamma release assay; of 2 onbepaalde IGRA-testresultaten) en een borstkasröntgenfoto (of een andere scan) zonder bewijs van een tbc-infectie. Als het resultaat van de IGRA onbepaald is, kan de betreffende IGRA nog één keer worden herhaald; als het resultaat van een herhaalde test positief of onbepaald is, kan de patiënt niet zonder aanvullende evaluatie, behandeling en overleg met de onderzoeksarts worden gerandomiseerd voor het onderzoeksgeneesmiddel, als LTBI is geïdentificeerd. (Als actieve tbc wordt vastgesteld, moet de patiënt de geschikte voor het onderzoek gespecificeerde terugtrekkingsprocedures doorlopen.) De herhaalde test moet worden uitgevoerd tijdens de in het protocol gedefinieerde screeningperiode.
Opmerking: respiratoire of andere monsters moeten, indien beschikbaar, negatieve sputum cultuur hebben voor tbc (diagnose LTBI gesteld door centra voor ziekteregulering, http://www.cdc.gov/TB/topic/testing/default.htm)
Er zal gedetailleerde informatie over de definitie, klinische tekenen, documentatie en behandeling van tbc in dit protocol worden opgenomen.
25. Patiënten met huidige acute of chronische virale hepatitis B of C of met een hiv-infectie (human immunodeficiency virus).
26. Patiënten met een huidige actieve infectie met Histoplasma, Coccidiodes, Paracoccidioides, Pneumocystis, niet-tuberculeuze mycobacteriën, Blastomyces of Aspergillus, of met een voorgeschiedenis hiervan.
27. Patiënten met een voorgeschiedenis van een geïnfecteerde gewrichtsprothese, ongeacht hoe lang geleden.
28. Patiënten die binnen de 8 weken voorafgaand aan de baseline een (verzwakt) levend vaccin hebben gekregen (bijvoorbeeld: geïnactiveerde influenza- en pneumokokkenvaccins zijn toegestaan, maar nasaal toegediende influenzavaccins niet).
29. Patiënten die naar het oordeel van de onderzoeker een grote kans op een infectie hebben (zoals patiënten met beenzweren, een geïmplanteerde urinekatheter en persistente of recidiverende borstinfecties, en patiënten die permanent bedlegerig of rolstoelgebonden zijn).
30. Patiënten met een voorgeschiedenis van een lymfoproliferatieve aandoening, waaronder lymfoom, of huidige tekenen/symptomen die duiden op een lymfoproliferatieve aandoening.
31. Huidige maligniteiten of een voorgeschiedenis van maligniteiten (hoewel patiënten met minder dan 3 volledig uitgesneden basocellulaire carcinomen of met een baarmoederhalscarcinoom in situ dat meer dan 5 jaar vóór de screening operatief is behandeld, wel kunnen deelnemen).
32. Patiënten met klasse III of IV congestief hartfalen, vastgesteld conform de criteria van de New York Heart Association uit 1964.
33. Patiënten met een voorgeschiedenis, of het vermoeden, van een demyeliniserende aandoening van het centrale zenuwstelsel (zoals multiple sclerosis of opticus neuritis).
34. Patiënten die binnen 8 weken voorafgaand aan de screening een ingrijpende operatie hebben gehad (inclusief gewrichtschirurgie) of waarvoor binnen 6 maanden na het screeningbezoek een operatie is gepland.
35. Patiënten met een voorgeschiedenis van, of een huidige, renale, hepatische, hematologische, endocrine, pulmonaire, cardiale of neurologische ziekte die naar het oordeel van de onderzoeksarts ernstig, progressief en/of niet onder controle is.
36. Patiënten met significante afwijkende laboratoriumwaarden tijdens de screening, inclusief maar niet beperkt tot:
o leverfunctietest >2,0 x de ULN (upper limit of normal);
o een geschatte glomerulaire filtratiesnelheid <60 ml/min/1,732 zoals gemeten door de Chronic Kidney Disease Epidemiology Collaboration (Levey et al, 2009);
o een witte bloedceltelling <3,0 x 109/l.
37. Patiënten met een andere aandoening waardoor zij naar het oordeel van de onderzoeker niet geschikt zijn voor deelname aan het onderzoek.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2016-000343-14-NL |
CCMO | NL58170.029.16 |