Deel 1 - geblindeerde behandelingsperiode:Primaire doelstelling: Het evalueren van de effectiviteit van stikstofmonoxide voor inhalatie (iNO) ten aanzien van inspanning met gebruikmaking van de "afgelegde afstand tijdens de 6-minuten-wandeltest…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Longvaataandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Deel 1 (geblindeerde behandelingsperiode):
Primair eindpunt: De effectiviteit van iNO zoals gemeten door de voor placebo
gecorrigeerde verandering in 6MWD vanaf baseline t/m Week 18.
Deel 2 (open-label periode):
Primair eindpunt: De incidentie van ongewenste voorvallen (AE*s) en ernstige
ongewenste voorvallen (SAE*s) bij langdurige behandeling
Secundaire uitkomstmaten
Deel 1 (geblindeerde behandelingsperiode):
Secundaire eindpunten:
1. TTCW: De tijd (in dagen) vanaf het begin van de behandeling tot het eerste
voorval (de eerste dag waarop het voorval wordt opgemerkt), met iNO in
vergelijking met placebo, gemeten vanaf baseline tot en met Week 18. Een
TTCW-voorval wordt gedefinieerd als één of meer van de volgende:
a. Overlijden (overlijden ongeacht de oorzaak)
b. Atriale septostomie
c. Ziekenhuisopname als gevolg van verergering van PAH (officieel vastgesteld)
d. Begin van een nieuwe behandeling speciaal voor PAH
(endothelinereceptorantagonisten [ERA's], fosfodiësterase type-5 [PDE-5]
-remmers of prostanoïden), verhoging van de dosis van een ERA of PDE-5,
verhoging van de dosis of frequentie van een prostanoïde voor inhalatie, of
verhoging van de dosis van een intraveneuze of subcutane prostanoïde van >10%.
e. Afname van >15% ten opzichte van baseline of > 30% in vergelijking met de
laatste onderzoeksgerelateerde meting van 6MWD die moet worden bevestigd door
een herhalingsmeting die ten minste 14 dagen later wordt uitgevoerd
f. Verergering van functionele klasse volgens de indeling van de WHO (bijv.
van klasse II naar klasse III of IV, OF van klasse III naar klasse IV); die
moet worden bevestigd door een herhalingsbeoordeling die ten minste 14 dagen
later wordt uitgevoerd
2. Verandering in functionele klasse volgens de indeling van de WHO, met iNO
in vergelijking met placebo, vanaf baseline t/m Week 18.
Tertiaire eindpunten:
1. Verandering in gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (met behulp van
SF-36 Health Survey, versie 2), met iNO in vergelijking met placebo, vanaf
baseline t/m Week 18
2. Verandering in pulmonale hemodynamiek (d.w.z. hartdebiet [CO], hartindex
[CI], gemiddelde druk in de longslagaders [mPAP], gemiddelde pulmonale
capillaire wiggedruk [mPCWP], systolische druk in de longslagaders [sPAP],
diastolische druk in de longslagaders [dPAP], pulmonale vaatweerstand [PVR], en
zuurstofverzadiging gemeten met een pulsoximeter [SpO2], gemengd veneus O2, en
druk in het rechter atrium [RAP]), gemeten door middel van katheterisatie van
de rechterkant van het hart (RHC), met iNO in vergelijking met placebo, vanaf
baseline t/m Week 18, bij een subgroep van proefpersonen (ongeveer 50), in
geselecteerde centra
3. Verandering in echocardiogrammetingen van de functie van het
rechterventrikel (met inbegrip van fractionele oppervlakteverandering van het
rechter ventrikel, systolische druk in de longslagaders [sPAP], TAM (tricuspid
annular motion)/TAPSE (tricuspidale annulaire plane systolic excursion), TASV
(tricuspid annular systolic velocity), en Tei-index) en de functie van het
linkerventrikel (met inbegrip van ejectiefractie van het linkerventrikel
[LVEF], grootte van het linker ventrikel, en verbetering in vroege diastolische
relaxatiesnelheidsnelheid van het linker ventrikel), met iNO in vergelijking
met placebo, vanaf baseline t/m Week 18, bij een subgroep van proefpersonen
(ongeveer 50), in geselecteerde centra
4. Verandering in NT-proBNP, met iNO in vergelijking met placebo, vanaf
screening t/m Week 18.
5. Verandering in Borg-score voor dyspneu onmiddellijk na 6MWT, met iNO in
vergelijking met placebo, vanaf baseline t/m Week 18
6. Verandering in 6MWD in verband met de mate van therapietrouw, met iNO in
vergelijking met placebo, vanaf baseline t/m Week 18
7. Het aantal proefpersonen met een onbevredigende klinische respons, met iNO
in vergelijking met placebo, vanaf baseline t/m Week 18. Gedefinieerd als:
Symptomen van functionele klasse III of IV volgens de indeling van de WHO
zonder verbetering in 6MWD
8. Aantal proefpersonen dat een hart-long- of longtransplantatie ondergaat,
aantal proefpersonen dat op de wachtlijst staat voor een transplantatie, en
aantal proefpersonen dat overlijdt tijdens het wachten op een transplantatie,
vanaf baseline t/m Week 18
9. Gebruik van medische middelen, met iNO in vergelijking met placebo, vanaf
baseline t/m Week 18
Veiligheidseindpunten:
1. Incidentie en ernst van ongewenste voorvallen (AE's)
2. Incidentie van apparatuurstoring en/of apparatuurdefect die/dat leidt tot
een AE
3. Incidentie van rebound pulmonale hypertensie (PH)
4. Klinisch significante veranderingen in het volgende:
a. Klinische laboratoriumtests
b. Longfunctietests
c. Vitale functies
Deel 2 (open-label periode) Secundaire eindpunt: Het evalueren van de
verandering in 6MWD bij proefpersonen die overschakelen van behandeling met
placebo naar behandeling met de werkzame stof na 4 maanden 8 maanden en 12
maanden behandeling
Achtergrond van het onderzoek
PAH gaat samen met een verstoring van NO productie, deels door een verminderde
activiteit van stikstofoxide synthase in het endotheel van longslagaders.
Dientengevolge kan chronische toediening van iNO beschouwd worden als
vervangingstherapie in bepaalde patienten en maakt het een logische keuze voor
klinisch onderzoek.
Doel van het onderzoek
Deel 1 - geblindeerde behandelingsperiode:
Primaire doelstelling:
Het evalueren van de effectiviteit van stikstofmonoxide voor inhalatie (iNO)
ten aanzien van inspanning met gebruikmaking van de "afgelegde afstand tijdens
de 6-minuten-wandeltest (6MWD)" bij proefpersonen met pulmonale arteriële
hypertensie (PAH) die op dit moment achtergrondmedicatie voor PAH en langdurige
zuurstoftherapie (LTOT) krijgen.
Secundaire doelstellingen:
1. Het evalueren van de TTCW-gegevens (tijd tot klinische verergering)
2. Het evalueren van de verandering in functionele klasse volgens de indeling
van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
Veiligheidsdoelstellingen:
1. Het evalueren van de veiligheid en verdraagbaarheid van iNO
Tertiaire doelstellingen:
1. Het evalueren van veranderingen in de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van
leven met behulp van de SF-36 (Short Form-36 Health Survey, versie 2)
2. Het evalueren van de impact van iNO op de pulmonale hemodynamiek in een
subgroep van proefpersonen
3. Het evalueren van veranderingen in de functie van het rechterventrikel (RV)
en het linkerventrikel (LV) zoals gemeten met behulp van echocardiografie, in
een subgroep van proefpersonen
4. Het evalueren van veranderingen in NT-proBNP-waarden (N-terminal of the
prohormone brain natriuretic peptide)
5. Het evalueren van de verandering in de Borg-score voor dyspneu onmiddellijk
na de 6-minuten-wandeltest (6MWT)
6. Het evalueren van de verandering in de 6MWD in verband met de mate van
correlatie tussen therapietrouw en klinische effectiviteitsmetingen
7. Het evalueren van proefpersonen met een onbevredigende klinische respons
8. Het evalueren van de impact van iNO op de frequentie van hart-long- of
longtransplantatie en overlijden tijdens het wachten op transplantatie
9. Het evalueren van de impact van iNO op het gebruik van medische middelen
Deel 2 (open-label periode):
Primaire doelstelling:
1. Het evalueren van de veiligheid en verdraagbaarheid van iNO op lange termijn
Secundaire doelstelling:
2. Het evalueren van de verandering in inspanningstolerantie bij proefpersonen
die overschakelen van de placebo naar de actieve behandeling
Onderzoeksopzet
Dit is een Fase 3, gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek
met parallelle groepen ter beoordeling van de effectiviteit, veiligheid en
verdraagbaarheid van gepulseerde iNO in vergelijking met placebo bij
symptomatische proefpersonen met PAH. Deel 1 (geblindeerde behandelingsfase):
Proefpersonen zullen in Week 0 worden gerandomiseerd (1:1) naar ofwel placebo
met een dosisinstelling van 75 mcg/kg ideaal lichaamsgewicht (IBW)/uur, of iNO
met een dosisinstelling van 75 mcg/kg IBW/uur.
Na randomisatie volgt er voor de proefpersonen een 2-weekse aanloopperiode.
Proefpersonen die gerandomiseerd worden naar placebo krijgen placebo en
proefpersonen die gerandomiseerd worden naar actieve NO krijgen een lage dosis
iNO van 15 mcg/kg IBW/uur. Proefpersonen die tijdens de aanloopperiode niet
voldoen aan het vereiste gebruik van het experimentele
INOpulse-toedieningsapparaat (hierna INOpulse-apparaat genoemd) voor gemiddeld
12 uur per dag of langer, worden uit het onderzoek gehaald. Degenen die
daarvoor in aanmerking komen, gaan over naar de geblindeerde
behandelingsperiode van Deel 1, in het cohort waarnaar zij in Week 0 zijn
gerandomiseerd. Randomisatie wordt gestratificeerd naar het gebruik van
prostanoïden bij baseline.
Deel 2 (open-label periode):
Nadat proefpersonen de geblindeerde behandeling van 18 weken hebben voltooid en
alle onderzoeken van Deel 1 hebben ondergaan, wordt aan hen open-label
behandeling aangeboden met iNO 75 mcg/kg IBW/uur.
Onderzoeksproduct en/of interventie
- Catherisatie rechter harthelft - Venapunctie - Echocardiogram
Inschatting van belasting en risico
Voor het onderzoeksmiddel (stikstofmonoxide voor inhalatie): Stikstofmonoxide
voor inhalatie (iNO) is een kleurloos gas. De bekende mogelijke risico's die
gepaard gaan met het inademen van iNO zijn:
- Rebound pulmonale hypertensie
Als bij ernstig zieke patiënten, zoals op de afdeling Intensieve Zorg, die aan
een beademingsapparaat (een machine die iemand helpt ademen) liggen, de toevoer
van stikstofmonoxide voor inhalatie plotseling wordt stopgezet, kan de
bloeddruk in de longen plotseling toenemen wat kan resulteren in een daling van
het zuurstofgehalte in het bloed (zuurstofdesaturatie of hypoxemie), lage
bloeddruk in het lichaam (hypotensie) of, in zeer ernstige gevallen,
hartstilstand of overlijden. Dit syndroom wordt "rebound pulmonale hypertensie"
genoemd. De behandeling bestaat uit het opnieuw toedienen van het
onderzoeksmiddel, het toedienen van zuurstof en het behandelen van de
symptomen.
Bij PAH-patiënten die niet in ernstig zieke toestand op de afdeling Intensieve
Zorg liggen en die geen kunstmatige beademing nodig hebben, is het syndroom
"rebound pulmonale hypertensie" niet gemeld. Ook bij PAH-patiënten met een
katheterisatie van de rechterkant van het hart die gedurende 5-10 minuten een
acute vasodilatatie-test (een test om vast te stellen of de druk in uw
longslagaders kan dalen met stikstofmonoxide voor inhalatie of een ander
geneesmiddel) ondergaan, is rebound pulmonale hypertensie niet waargenomen.
Als zich symptomen van rebound pulmonale hypertensie voordoen wanneer de
toevoer van het onderzoeksmiddel plotseling stopt (bijvoorbeeld als het
onderzoeksapparaat niet goed functioneert of wanneer u het verwijdert) of op
enig moment wanneer u het gebruik van het onderzoeksmiddel beëindigt, moet u
onmiddellijk het onderzoeksmiddel weer gaan gebruiken en de onderzoeksarts
waarschuwen. Deze symptomen kunnen bestaan uit: lage bloeddruk, trage of snelle
hartslag, flauwvallen (syncope) of een laag zuurstofgehalte in uw bloed.
- Methemoglobinemie
Het gedurende langere perioden inademen van grote hoeveelheden stikstofmonoxide
kan leiden tot de productie van methemoglobine (een afwijkende vorm van
hemoglobine in het bloed; hemoglobine is een stofje in het bloed dat zuurstof
transporteert), waardoor het zuurstofgehalte in het bloed nog verder kan dalen.
De doses onderzoeksmiddel die in dit onderzoek worden gebruikt, zijn lager dan
de doses waarvan gebleken is dat ze bij gezonde personen verhoogde
methemoglobinewaarden veroorzaken. In dit onderzoek zullen uw
methemoglobinewaarden periodiek worden gecontroleerd. Als u methemoglobinemie
zou ontwikkelen, is voor de verhoogde methemoglobinewaarden geen behandeling
nodig. Zodra u stopt met het gebruik van het onderzoeksmiddel zullen de waarden
weer normaal worden.
Longirritatie of longontsteking: Stikstofmonoxide voor inhalatie kan reageren
met zuurstof onder vorming van stikstofdioxide (NO2). NO2 kan longirritatie of
longontsteking veroorzaken. Het onderzoeksapparaat is uitgerust met
veiligheidsvoorzieningen die voorkomen dat NO2 wordt gevormd.
- Voor het onderzoeksapparaat (INOpulse): Het grootste risico van het
onderzoeksapparaat is dat het niet goed functioneert vanwege een defect of
beschadiging. Als dit gebeurt, wordt het onderzoeksmiddel niet op de juiste
wijze toegevoerd. In dit soort gevallen moet u het aan u verstrekte
reserve-apparaat gebruiken en uw onderzoeksarts bellen.
- Voor de neuscanule: U kunt last krijgen van roodheid, bloedingen of, in
ernstige gevallen, zweren in uw neus als gevolg van irritatie door de slang of
de constante stroom van gas door uw neus.
Voor de bloedafname (venapunctie): We zullen bloed afnemen uit uw arm. U kunt
wat pijn voelen wanneer bij u bloed wordt afgenomen. Er is een kleine kans dat
de naald een bloeding, bloeduitstorting of een infectie zal veroorzaken.
Voor zwangerschap/Risico voor het ongeboren kind (voor vrouwen): Als u
borstvoeding geeft of als u zwanger bent, kunt u niet aan het onderzoek
deelnemen, omdat we niet weten welke invloed het onderzoeksmiddel heeft op een
ongeboren kind of een kind dat borstvoeding krijgt. Als u seksueel actief bent
en zwanger zou kunnen worden, moeten u en uw mannelijke partner(s) twee
efficiënte anticonceptiemethoden gebruiken, zoals anticonceptiepillen,
Depo-Provera, Norplant, een spiraaltje, een pessarium of een condoom met een
zaaddodend middel, of onthouding. U moet instemmen met het gebruik van twee
anticonceptiemethoden voor de gehele duur van uw deelname aan dit onderzoek.
Als u tijdens het onderzoek zwanger raakt, vertel dit dan onmiddellijk aan de
onderzoeksarts en aan uw zorgverlener. U zult dan uit het onderzoek worden
gehaald. Er zijn geen onderzoeken bekend naar de effecten van langdurige
inhalatie van NO op de voortplantings- en ontwikkelingstoxicologie, en
blootstelling aan NO tijdens de zwangerschap en lactatie moet worden vermeden.
Omdat er geen informatie is over het effect van het onderzoeksmiddel op een
zwangerschap of het ongeboren kind, zal de onderzoeksarts of een
onderzoeksmedewerker tijdens het verloop van uw zwangerschap contact met u
opnemen en vragen of zij de uitkomst van de zwangerschap en de toestand van uw
baby mogen volgen.
- Voor zwangerschap/Risico voor het ongeboren kind (voor mannen): Als u een
seksueel actieve man bent en een vrouw zwanger zou kunnen maken, moet u er
zeker van zijn dat uw vrouwelijke partner(s) een efficiënte
anticonceptiemethode gebruikt/gebruiken, zoals anticonceptiepillen,
Depo-Provera, Norplant, een spiraaltje of een pessarium met een zaaddodend
middel. Zelf moet u tijdens de geslachtsgemeenschap een condoom met een
zaaddodend middel gebruiken. Onthouding is ook een efficiënte
anticonceptiemethode. U moet twee anticonceptiemethoden gebruiken voor de
gehele duur van uw deelname aan dit onderzoek. Een vasectomie is een
aanvaardbare anticonceptiemethode voor dit onderzoek. Als uw seksuele partner
toch zwanger raakt tijdens het wetenschappelijk onderzoek, vertel dit dan
onmiddellijk aan de onderzoeksarts en vraag uw partner om dit onmiddellijk aan
haar zorgverlener te vertellen. Omdat er geen informatie is over het effect van
het onderzoeksmiddel op een zwangerschap of het ongeboren kind, zal de
onderzoeksarts of een onderzoeksmedewerker tijdens het verloop van de
zwangerschap contact met u opnemen en vragen of zij de uitkomst van de
zwangerschap en de toestand van uw baby mogen volgen.
- Voor mogelijke wisselwerkingen tussen geneesmiddelen: Er zijn verscheidene
geneesmiddelen (op recept verkrijgbaar en vrij verkrijgbaar) die problemen
kunnen opleveren wanneer zij samen met het onderzoeksmiddel worden gebruikt. De
onderzoeksarts zal alle geneesmiddelen die u gebruikt zorgvuldig doornemen
voordat u het onderzoeksmiddel krijgt. Als andere zorgverleners nieuwe
geneesmiddelen aan u voorschrijven tijdens uw deelname aan dit onderzoek,
vertel dit dan aan uw onderzoeksarts voordat u het nieuwe geneesmiddel gaat
gebruiken. U zou ook kunnen vragen of die zorgverlener met de onderzoeksarts
wil overleggen voordat hij/zij het nieuwe geneesmiddel voorschrijft. U mag
gedurende het onderzoek geen nieuwe vrij verkrijgbare geneesmiddelen gaan
gebruiken, tenzij u ze eerst door de onderzoeksarts hebt laten controleren.
Publiek
Liberty Corner Road Suite 302 184
Warren, New Jersey 07059
US
Wetenschappelijk
Liberty Corner Road Suite 302 184
Warren, New Jersey 07059
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Deel 1 geblindeerde behandelingsperiode:
1. Ondertekend formulier voor geïnformeerde toestemming (en instemming indien van toepassing) voorafgaand aan de start van onderzoeksgerelateerde procedures of beoordelingen
2. Een bevestigde diagnose van PAH Groep 1 met ofwel idiopathische PAH (IPAH), erfelijke PAH, geneesmiddelen- en toxinegeïnduceerde PAH, geassocieerde PAH (APAH) met bindweefselziekten (CTD), APAH met aangeboren hartziekte (niet-gecorrigeerd of ten minste 1 jaar vóór de screening gecorrigeerd), APAH met infecties door het humaan immunodeficiëntievirus (hiv-infectie), of APAH met portale hypertensie
3. Proefpersonen krijgen ten minste één PAH-specifieke therapie (ERA of PDE-5-remmer, of prostacycline of een prostacycline-analoog (voor inhalatie, subcutaan of intraveneus)) waarbij proefpersonen gedurende ten minste 3 maanden vóór de screening dezelfde therapie moeten hebben en gedurende 4 weken vóór de screening een stabiele dosering moeten hebben. (Proefpersonen zouden de optimale therapie moeten krijgen in overeenstemming met de ernst van de ziekte)
4. Proefpersonen gebruiken zuurstoftherapie via een neuscannule gedurende ten minste 4 weken vóór de screening
5. De diagnose PAH is in de voorgaande 5 jaar bevestigd door middel van katheterisatie van de rechterkant van het hart (RHC), in overeenstemming met de volgende definities:
• PVR >= 400 dynes.sec.cm-5 (5 Wood-eenheden)
• mPAP >= 25 mmHg
• PCWP of LVEDP <= 15 mmHg
• Proefpersonen die verder voldoen aan alle inclusiecriteria en aan geen van de exclusiecriteria, maar in de afgelopen 5 jaar geen RHC hebben ondergaan, komen in aanmerking voor het onderzoek als zij een RHC ondergaan en vervolgens voldoen aan het criterium van pulmonale hemodynamiek
6. 6MWD >= 100 meter en <= 450 meter vóór randomisatie
7. Functionele klasse II-IV volgens de indeling van de WHO. Proefpersonen met een functionele klasse IV volgens de indeling van de WHO moeten worden behandeld met prostacycline of een prostacycline-analoog (subcutaan of intraveneus), plus ten minste één aanvullende PAH-specifieke therapie (ERA of PDE-5), indien deze beschikbaar is voor de proefpersoon en vergoed wordt door de ziektekostenverzekering
8. Leeftijd van 18 t/m 85 jaar
9. Bereid om het INOpulse-toedieningsapparaat gedurende ten minste 12 uur per dag te gebruiken
10. Bereid om het onderzoeksmiddel te blijven gebruiken totdat de proefpersoon de beoordelingen van Week 18 heeft ondergaan
11. Vrouwelijke vruchtbare proefpersonen moeten voorafgaand aan de behandeling een negatieve zwangerschapstest (in serum of urine) hebben. Alle vrouwelijk proefpersonen moeten adequate voorzorgsmaatregelen nemen om zwangerschap te vermijden. ;Deel 2 (open-label periode):
Inclusiecriteria Deel 2:
1. Verstrekken van formulier voor geïnformeerde toestemming voordat met door het onderzoek voorgeschreven procedures of onderzoeken wordt begonnen
2. De proefpersoon moet de geblindeerde behandeling gedurende 18 weken hebben gevolgd en alle onderzoeken van Week 18 hebben ondergaan
3. De open-label behandeling is naar het oordeel van de onderzoeker in het belang van de proefpersoon nadat deze de 18 weken durende geblindeerde behandeling heeft voltooid.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Deel 1 (geblindeerde behandelingsperiode):
1. Proefpersonen met een bekende hiv-infectie die een voorgeschiedenis (in de afgelopen 3 maanden) hebben van een opportunistische longziekte (bijv. tuberculose, Pneumocystis carinii-pneumonie of andere longontstekingen) op het moment van de screening
2. Geassocieerde PAH met onbehandelde schildklierafwijkingen, glycogeenstapelingsziekte, ziekte van Gaucher, erfelijke hemorragische teleangiëctasie, hemoglobinopathieën, myeloproliferatieve ziekten of splenectomie
3. Proefpersonen met longaandoeningen die kunnen bijdragen aan PAH met inbegrip van, maar niet beperkt tot, chronische bronchiëctasieën, cystic fibrosis of een andere longaandoening waarvan de onderzoeker het mogelijk acht dat deze bijdraagt aan de ernst van de ziekte of dat deze de toediening van iNO belemmert als gevolg van een luchtwegaandoening
4. Proefpersonen die riociguat krijgen
5. Proefpersonen die orale prostanoïden als monotherapie krijgen
6. Geassocieerde PAH met significante veneuze of capillaire betrokkenheid, bekende of vermoede pulmonaal veneuze occlusieve ziekte, of pulmonale capillairhemangiomatosis
7. Elke proefpersoon met pulmonale hypertensie (PH) Groep 2, 3, 4 of 5 volgens de indeling van de WHO.
8. Proefpersonen met één of meer van de volgende hartafwijkingen:
a. Onderliggende cardiomyopathie of klinisch significant aorta- of mitraliskleplijden (naar het oordeel van de onderzoeker)
b. Systolische disfunctie van het linkerventrikel (LVSD), d.w.z. ejectiefractie van het linkerventrikel (LVEF) < 40% of verkortingsfractie van het linkerventrikel (LVSF) < 22%, zoals bepaald door lokale beoordeling
c. Huidige symptomatische kransslagaderziekte, myocardinfarct binnen 1 jaar, of een kransslagaderingreep binnen 6 maanden
9. Systemische hypertensie gedefinieerd als systolische bloeddruk (SBP) > 160 mmHg en/of diastolische bloeddruk (DBP) > 100 mmHg aanhoudend tijdens de screening na een periode van rust (behandeld of niet-behandeld)
10. Bij proefpersonen met een voorgeschiedenis van diep-veneuze trombose, longembolie/-infarct of protrombotische stoornis moet chronische tromboembolische pulmonale hypertensie (CTEPH) zijn uitgesloten door middel van een ventilatie-/perfusie (V/Q) -scan van de longen
11. Ernstige obstructieve longziekte zoals gedefinieerd als een geforceerd expiratoir volume in 1 seconde/geforceerde vitale capaciteit (FEV1/FVC) < 70% plus FEV1 < 55% van de voorspelde waarde
12. Matige tot ernstige restrictieve longziekte: totale longcapaciteit (TLC) < 60% van voorspelde waarde; als TLC 60% tot 70% van voorspelde waarde is, een CT-scan met hoge resolutie die diffuse ziekte of meer dan milde onbetrouwbare ziekte laat zien
13. Elke proefpersoon die een PCWP > 20 mmHg ontwikkelt of heeft ontwikkeld tijdens acute vasodilatatie-tests (AVT)
14. Systemische hypotensie gedefinieerd als SBP < 90 mmHg aanhoudend tijdens de screening na een periode van rust
15. Matige tot ernstige leverinsufficiëntie, d.w.z., Child-Pugh Klasse B of C
16. Dialysepatiënten
17. Een acute of chronische lichamelijke beperking (anders dan dyspneu als gevolg van PAH) die een belemmering zou kunnen vormen voor het vermogen om te voldoen aan de onderzoeksprocedures of voor de therapietrouw (d.w.z. 6MWT), met inbegrip van het volgens het onderzoeksprotocol (mee)dragen van het INOpulse-toedieningsapparaat, of één of meer medische problemen die waarschijnlijk een belemmering vormen voor voltooiing van het onderzoek
18. Vrouwen die op het moment van de screening zwanger zijn of borstvoeding geven
19. Toediening van L-arginine binnen 1 maand vóór de screening
20. Bekende gelijktijdig optredende ziekte met een levensverwachting van minder dan 1 jaar
21. Atriale septostomie binnen 3 maanden vóór randomisatie
22. Gelijktijdig gebruik van het INOpulse-apparaat en een CPAP (continuous positive airway pressure), BiPAP (bilevel positive airway pressure) of een ander overdrukapparaat
23. Gebruik van experimentele geneesmiddelen of apparaten binnen 1 maand vóór de screening (anders dan acute vasodilatatie-tests met iNO)
24. Elke onderliggende medische of psychiatrische aandoening die naar het oordeel van de onderzoeker de proefpersoon tot een ongeschikte kandidaat maakt voor het onderzoek
25. Elke proefpersoon die ingeschreven is geweest voor eerdere klinische onderzoeken waarbij NO voor inhalatie gepulseerd werd toegediend. ;Exclusiecriteria Deel 2 (open-labelperiode):
1. Proefpersoon is begonnen aan behandeling met riociguat
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2015-005223-90-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT02725372 |
CCMO | NL56626.029.16 |