Op het moment dat de uitgezaaide borstkanker resistent is geworden voor de anti-hormonale therapie, volgt vaak behandeling met chemotherapie. Omdat de tumorcellen met een ESR1 mutatie ongevoelig zijn voor anti-hormonale therapie, en blijven groeien…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Borstneoplasmata maligne en niet-gespecificeerd (incl. tepel)
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
In deze studie willen we de vraag beantwoorden of patiënten met een ESR1
mutatie, gemeten in het bloed van patiënten
met uitgezaaide hormoongevoelige borstkanker, baat hebben bij taxaan-bevattende
chemotherapie.
Secundaire uitkomstmaten
Daarnaast willen we onderzoeken of 1) het meten van de ESR1 mutatie in het
bloedplasma, op verschillende momenten gedurende de behandeling, kan dienen om
te bepalen in hoeverre de chemotherapie goed werkt; en 2) of chemotherapie de
ESR1 mutatie, en dus de hormoon-resistente cellen, kan laten verdwijnen.
Achtergrond van het onderzoek
Voor patiënten met uitgezaaide hormoongevoelige borstkanker, is het geven van
anti-hormonale therapie één van de belangrijkste behandelingen. Door
anti-hormonale therapie te geven, wordt de levensverwachting en de kwaliteit
van leven van deze vrouwen doorgaans verbeterd, met relatief weinig bijwerking
ten opzichte van een behandeling met chemotherapie. Helaas treedt bij alle
vrouwen, ook bij degenen die eerst baat hadden bij anti-hormonale therapie,
uiteindelijk resistentie op tegen deze behandeling. Op het moment dat de
uitgezaaide borstkanker ongevoelig is geworden
voor de anti-hormonale behandeling, is de kanker vaak ook agressiever geworden
wat uiteindelijk leidt tot een kortere overleving.
De resistentie voor anti-hormonale therapie wordt deels verklaard door recent
ontdekte mutaties in het oestrogeenreceptor (ER) gen, de zogenaamde ESR1
mutaties. Deze ESR1 mutaties zorgen voor resistentie tegen anti-hormonale
therapie door de ER te activeren zonder dat hier oestrogeen voor nodig is.
Hoewel anti-hormonale therapie ervoor zorgt dat er minder oestrogeen aanwezig
is, kan in patiënten met een ESR1 mutatie de tumor toch blijven groeien,
ondanks deze behandeling. Inmiddels is bekend dat patiënten met een ESR1
mutatie minder baat hebben bij anti-hormonale therapie, met name
aromataseremmers, en daarnaast een kortere overleving hebben. Op dit moment is
het nog niet duidelijk welke behandeling het meest effectief is voor patiënten
met een ESR1 mutatie. Uit recent onderzoek is gebleken dat patiënten met deze
mutatie mogelijk wel baat kunnen hebben van behandeling met een ander soort
anti-hormonale therapie, namelijk fulvestrant. Echter is het nog niet duidelijk
welke behandeling nu het meest effectief is bij uitgezaaide ESR1 gemuteerde
borstkanker en in welke volgorde behandelingen het beste gegeven kunnen worden.
Doel van het onderzoek
Op het moment dat de uitgezaaide borstkanker resistent is geworden voor de
anti-hormonale therapie, volgt vaak behandeling met chemotherapie. Omdat de
tumorcellen met een ESR1 mutatie ongevoelig zijn voor anti-hormonale therapie,
en blijven groeien in afwezigheid van oestrogeen, gaan we er vanuit dat deze
ESR1 gemuteerde tumorcellen een groeivoordeel hebben ten opzichte van de cellen
zonder een ESR1 mutatie. Aangezien chemotherapie aangrijpt op snel delende
cellen, is de hypothese van het huidige onderzoek dat met name de cellen met
een ESR1 mutatie zullen sterven als gevolg van een behandeling met
chemotherapie. Als dit inderdaad zo is, zal er een selectief verlies van de
tumorcellen met
een ESR1 mutatie optreden. Hierdoor veronderstellen wij dat patiënten met de
ESR1 mutatie goed zullen reageren op chemotherapie. Als blijkt dat
chemotherapie inderdaad effectief blijkt voor deze patiënten zal in een
volgende studie onderzocht gaan worden welke behandeling beter is:
chemotherapie of anti-hormonale therapie met fulvestrant. Op deze manier wordt
onderzocht welke therapie het meest effectief is voor deze patiënten met als
doel het optimaliseren van de kwaliteit van leven.
Onderzoeksopzet
In de huidige opzet willen wij patiënten met uitgezaaide hormoongevoelige
borstkanker, die reeds behandeld zijn met antihormonale therapie (ten minste
met een aromataseremmer), in de tijd hormoonresistent geworden zijn, en
behandeld zullen worden met chemotherapie, vragen deel te nemen aan dit
onderzoek. Bij patiënten die toestemming geven voor deelname aan dit onderzoek
nemen wij bloed af om daarin de ESR1 mutatie te bepalen in bloedplasma.
Patiënten zullen 7 keer gevraagd worden om bloed af te staan: 1) voor start van
de chemotherapie; 2) na 2-3 weken behandeling; 3) na 6 weken
behandeling; 4) na 3 chemokuren 5) na afronden van de chemokuren 6) 6 maanden
na start van de therapie en 7) bij ziekteprogressie.
Het onderzoek heeft verder geen invloed op de behandeling van de patiënt.
Inschatting van belasting en risico
De bloedafnames die in het kader van de studie zullen plaatsvinden, zullen bij
voorkeur plaatsvinden gedurende een reguliere bloedafname. Buiten deze extra
buisjes bloed is de behandeling en controle van patienten geheel gelijk aan die
van patienten die niet aan dit onderzoek meedoen. Het risico van de
bloedafnames wordt als verwaarloosbaar risico ingeschat.
Publiek
Wytemaweg 80
Rotterdam 3015CN
NL
Wetenschappelijk
Wytemaweg 80
Rotterdam 3015CN
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Vrouwen met uitgezaaide borstkanker met een ER-positieve, HER2-negative primaire tumor;
2. Eerdere behandeling met ten minste een aromatase remmer in ofwel de adjuvante dan wel gemetastaseerde setting.
3. Falen van eerdere behandeling met op zijn minst een type aromatase remmer voor uitgezaaide borstkanker;
4. Fit genoeg om behandeld te worden met taxaan-bevattende chemotherapie; ofwel als eerste lijns chemotherapie of wel als tweede lijns chemotherapie als de tijd tussen afronden van de eerste lijn chemotherapie en inclusie meer dan 3 jaar geleden is.
5. Intentie om te starten met of paclitaxel of docetaxel
6. Patiënt met meetbare ziekte
7. CT-thorax/abdomen niet ouder dan 42 dagen oud op de geplande start van de behandeling
8. Leeftijd 18 jaar of ouder
9. WHO performance status 0-2;
10. Getekend informed consent
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Eerdere behandeling met chemotherapie voor uitgezaaide borstkanker korter dan 3 jaar geleden;
2. Patienten met lokaal vergevorderde ziekte, primair niet in geschikt voor resectie of radiotherapie met curatieve intentie;
3. (neo)adjuvante chemotherapie binnen 6 maanden voor start van de studie;
4. Anti-hormonale behandeling binnen 2 weken voor start van de studie;
5. Symptomatische hersenmetastasen
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL62417.078.17 |