PrimairHet aantonen van de non-inferieure antivirale activiteit van het overschakelen naar DTG + 3TC eenmaal daags in vergelijking met het voortzetten van TBR gedurende 48 weken bij proefpersonen met een HIV-1-infectie, ervaring met ART-therapie (…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
Synoniemen aandoening
Aandoening
HIV-1 infection
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Eindpunt van virologisch falen volgens de FDA-snapshotcategorie in week 48
Secundaire uitkomstmaten
1) Het aandeel proefpersonen met plasma <50 kopieën c/ml HIV-1-RNA in week 48
volgens het snapshotalgoritme voor de ITT-E-populatie
2) Eindpunt van virologisch falen volgens de FDA-snapshotcategorie in week 24,
96 and 144.Het aandeel proefpersonen met plasma <50 c/ml HIV-1-RNA in week 24
volgens het snapshotalgoritme voor de ITT-E-populatie
3) Verandering ten opzichte van de baseline in aantallen CD4+ cellen en in de
verhouding tussen de aantallen CD4+/CD8+ cellen in week 24 en 48, 96 en 144;
Incidentie van ziekteprogressie (met HIV-geassocieerde aandoeningen, AIDS en
overlijden) tot en met week 24 en 48, 96 en 144.
4) Incidentie en ernst van OG's en afwijkende laboratoriumresultaten tot en met
week 144; Aandeel proefpersonen die de behandeling stopzetten door OG's tot en
met week 144
5) Verandering ten opzichte van de baseline in het nuchtere lipidenprofiel in
week 24, 48, 96 en 144.
6) Incidentie van geobserveerde genotypische en fenotypische resistentie tegen
antiretrovirale middelen (ARV's) bij proefpersonen die voldoen aan criteria
voor virologische terugtrekking
7) Verandering ten opzichte van de baseline in nier- en botbiomarkers in week
24, 48, 96 en 144.
8) Verandering ten opzichte van de baseline in de gezondheidstoestand gemeten
met de EQ-5D-5L-vragenlijst in week 24, 48, 96 en 144 (of bij terugtrekking uit
het onderzoek)
Achtergrond van het onderzoek
Het onderzoek 204862 wordt uitgevoerd om te bepalen of volwassen proefpersonen
met een infectie van humaan immunodeficiëntievirus type 1 (HIV-1) met huidige
virologische suppressie op een dosisschema met >=3 geneesmiddelen op basis van
tenofovir alafenamide (TAF) (TBR) suppressie blijven vertonen na overschakeling
op een dosisschema met twee geneesmiddelen op basis van dolutegravir (DTG) 50
mg + lamivudine (3TC) 300 mg. Dit onderzoek zal ook belangrijke informatie
opleveren over de veiligheid van en de patiënttevredenheid over dit dosisschema
met twee geneesmiddelen. Dit onderzoek is opgezet om de non-inferieure
antivirale activiteit aan te tonen van overschakeling naar
DTG + 3TC eenmaal daags in vergelijking met het voortzetten van TBR gedurende
144 weken. Dit onderzoek zal ook de antivirale activiteit, verdraagbaarheid en
veiligheid op lange termijn van DTG + 3TC tot en met week 200 analyseren.
Doel van het onderzoek
Primair
Het aantonen van de non-inferieure antivirale activiteit van het overschakelen
naar DTG + 3TC eenmaal daags in vergelijking met het voortzetten van TBR
gedurende 48 weken bij proefpersonen met een HIV-1-infectie, ervaring met
ART-therapie (ART) en virologische suppressie
Secundair
- Het aantonen van de antivirale activiteit bij de overschakeling naar DTG +
3TC eenmaal daags vergeleken met het voortzetten van TBR gedurende 48 weken.
- Het aantonen van de antivirale activiteit bij de overschakeling naar DTG +
3TC eenmaal daags vergeleken met het voortzetten van TBR gedurende 24, 96 en
144 weken.
- Het beoordelen van de immuuneffecten van DTG + 3TC eenmaal daags in
vergelijking met het voortzetten van TBR gedurende 24, 48, 96 en 144 weken.
- Het beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van DTG + 3TC eenmaal
daags vergeleken met TBR na verloop van tijd
- Het beoordelen van de effecten op het nuchtere lipidenprofiel van DTG + 3TC
eenmaal daags vergeleken met TBR na verloop van tijd
- Het beoordelen van de virale resistentie bij proefpersonen die voldoen aan
criteria voor virologische terugtrekking
- Het beoordelen van biomarkers in de nieren (in urine en bloed) en de botten
(in bloed) bij proefpersonen behandeld met DTG + 3TC in vergelijking met TBR
-Het beoordelen van de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven voor
proefpersonen behandeld met DTG + 3TC vergeleken met TBR
Onderzoeksopzet
Dit is een 200 weken durend, gerandomiseerd, open-label, actief gecontroleerd,
multicentrisch fase 3-onderzoek met parallelle groepen ter beoordeling van de
non-inferieure antivirale activiteit en veiligheid van het vervangen van een
TBR met een dosisschema met twee geneesmiddelen op basis van DTG + 3TC bij
volwassenen met een HIV-infectie die virologische suppressie vertonen en
stabiel zijn op TBR. Het onderzoek omvat een screeningfase (tot en met dag 28),
een gerandomiseerde vroege overschakelingsfase (dag 1 tot week 148), een
gerandomiseerde late overschakelingsfase (week 148 tot week 200) en een
voortzettingsfase (na week 200) als DTG +3TC (FDC) nog niet is goedgekeurd en
nog niet beschikbaar is. Er worden ongeveer 550 volwassenen met een
HIV-1-infectie die stabiel zijn op TBR gerandomiseerd in een verhouding van 1:1
om over te schakelen naar DTG + 3TC eenmaal daags (DTG + 3TC-groep) voor
maximaal 200 weken of om hun TBR-inname voort te zetten gedurende 148 weken,
waarna deze proefpersonen, indien er in week 144 (of bij een nieuwe test in
week 148) <50 c/ml HIV-1-RNA aanwezig zijn, worden overgeschakeld naar DTG +
3TC tot en met week 200. Voor proefpersonen die worden gerandomiseerd naar de
TBR, zijn er maatregelen voorzien om, indien nodig en na overleg met het
onderzoeksteam, patiënten te assisteren hun TBR te verkrijgen tijdens het
onderzoek.
Voor proefpersonen die over schakelen naar DTG + 3TC in week 148, is een
separate late overschakelingsfase overzicht in sectie 7.1.2 te vinden omdat
deze proefpersonen gedurende 24 weken na de overgang nauwkeurig zullen worden
gemonitoord.
De overzicht voor proefpersonen die op DTG + 3TC blijven is te vinden in sectie
7.1.3.
Het primaire eindpunt voor het onderzoek is het aandeel deelnemers die voldoen
aan de snapshotcriteria voor virologisch falen in week 48 aan de hand van de
Intention-To-Treat Exposed-populatie (ITT-E-populatie). Proefpersonen
gerandomiseerd naar DTG + 3TC ontvangen DTG + 3TC tot en met week 200.
Proefpersonen gerandomiseerd naar TBR krijgen een afspraak voor overschakeling
in week 148, waardoor er een periode is van ongeveer 4 weken voor proefpersonen
met een virale belasting van >=50 c/ml in week 144 om vóór overschakeling een
nieuwe test te ondergaan. Het onderzoek duurt minstens 200 weken.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Het onderzoek omvat een screeningfase (tot en met dag 28), een gerandomiseerde vroege overschakelingsfase (dag 1 tot week 148), een gerandomiseerde late overschakelingsfase (week 148 tot week 200) en een voortzettingsfase (na week 200). Proefpersonen gerandomiseerd naar DTG + 3TC ontvangen DTG + 3TC tot en met week 200. Proefpersonen gerandomiseerd naar TBR blijven hun huidige dosisschema ontvangen tot week 148, waarna ze, indien er in week 144 (of bij een nieuwe test in week 148) <50 c/ml HIV-1-RNA zijn, overschakelen naar DTG + 3TC tot en met week 200. De randomisering wordt gestratificeerd volgens de klasse van het derde middel bij de baseline (proteaseremmer [PI], integraseremmer [INI] of non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer [NNRTI]).
Inschatting van belasting en risico
Belasting:
- Columbia Suicidality Severity Rating Scale: elke visite, behalve screening,
wk 148, wk 200 en follow up
- ECG: 1x
- Willingness to switch treatment: 1x
- EQ-5D-5L: 7x
- Bloedafname: elke visite, behalve wk 148
- Urine sample: minimaal 6x
- Zwangerschapstest: elke visite, behalve follow up
Zie ook protocol sectie 7 (Time and Events Table) van protocol
Dolutegravir (DTG)
De volgende bijwerkingen komen zeer vaak voor (kunnen optreden bij 1 op 10
personen of meer):
• Hoofdpijn
• Misselijkheid
• Diarree of losse stoelgang
Deze bijwerkingen komen vaak voor (kunnen optreden bij 1 op 10 tot 1 op 100
personen):
• Huiduitslag
• Jeuk
• Braken
• Maagpijn en -ongemak
• Slaapproblemen; abnormale dromen
• Duizeligheid
• Depressie
• Vermoeidheid
• Angst
• Winderigheid
• Verhoging van de concentratie leverenzymen
• Verhoging van de concentratie enzymen geproduceerd in de spieren
Deze bijwerkingen komen soms voor (kunnen optreden bij 1 op 100 tot 1 op 1000
personen):
• Allergische reactie: vaak met symptomen als misselijkheid, uitslag, koorts,
vermoeidheid, soms zwelling van het gezicht of de mond die de ademhaling
bemoeilijkt, blaren, mondzweren, oogpijn en spier- of gewrichtspijn. Als u een
van deze symptomen ervaart, moet u onmiddellijk uw onderzoeksarts bellen. De
arts kan besluiten aanvullende testen uit te voeren of u opdragen te stoppen
met het innemen van DTG.
• Levertoxiciteit: als u levertoxiciteit ervaart, kan uw onderzoeksarts
besluiten de toediening van DTG aan u te stoppen. Uw onderzoeksarts zal uw
toestand in de gaten houden en beslissen of en wanneer de behandeling met het
onderzoeksgeneesmiddel opnieuw kan worden gestart, of uw
HIV-1-geneesmiddelentherapie wijzigen. Als de behandeling met het
onderzoeksgeneesmiddel opnieuw wordt gestart, wordt u gevraagd een aanvullend
schriftelijk toestemmingsformulier te ondertekenen.
• Ontstekingsaandoening die zich kan ontwikkelen naarmate het immuunsysteem
sterker wordt (immuunreconstitutiesyndroom of *IRIS*)
• Zelfmoordgedachten en -gedrag (hoofdzakelijk bij patiënten die eerder
depressie of geestelijke gezondheidsproblemen hebben gehad)
• Spierpijn
• Gewrichtspijn
• Gewichtstoename
Andere bijwerkingen die aan het licht kunnen komen tijdens bloedonderzoeken
(frequentie onbekend):
• Verhoging van bilirubine (pigment geproduceerd door de afbraak van rode
bloedcellen)
• Toename van enzymen die worden geproduceerd in de nieren (creatinine)
Lamivudine (3TC)
De volgende bijwerkingen komen vaak voor (kunnen optreden bij 1 op 10 tot 1 op
100 personen):
• Hoofdpijn
• Misselijkheid of braken
• Maagpijn
• Diarree of losse stoelgang
• Huiduitslag
• Haarverlies
• Gewrichts - en spierpijn
• Vermoeidheid
• Algemeen gevoel van onwelbevinden
• Hoge temperatuur
Lamivudine (3TC)
Deze bijwerkingen komen soms voor (kunnen optreden bij 1 op 100 tot 1 op 1000
personen):
• Laag aantal witte bloedcellen
• Anemie (laag aantal rode bloedcellen)
• Verminderde hoeveelheid bloedplaatjes
• Verhoogde leverenzymspiegel
• Verhoogde hoeveelheid vetzuren of suiker in het bloed
Deze bijwerkingen komen zelden voor (kunnen optreden bij 1 op 1.000 tot 1 op
10.000 personen):
• Alvleesklierontsteking
• Toename van het enzym amylase in het bloed
• Ernstige allergische reactie die zwelling van het gezicht, de tong of de keel
veroorzaakt en het slikken of ademen kan bemoeilijken
• Spierafbraak
• Melkzuuracidose: levensbedreigende aandoening, veroorzaakt voor de
opeenhoping van melkzuur in het bloed en weefsel. Enkele niet-specifieke
symptomen die zouden kunnen duiden op melkzuuracidose, zijn: onverklaarbaar
gewichtsverlies, onbehaaglijk gevoel in de maag, misselijkheid, braken,
vermoeidheid, krampen, spierpijn, zwakte, duizeligheid en kortademigheid.
Deze bijwerkingen komen zeer zelden voor (kunnen optreden bij minder dan 1 op
10.000 personen):
• Onvermogen van het beenmerg om nieuwe rode bloedcellen te produceren
• Tinteling of doof gevoel in armen, benen, handen of voeten
Andere mogelijke risico's verbonden aan deelname aan dit onderzoek:
• Bij het afstaan van bloed kunt u zich flauw voelen of last krijgen van lichte
pijn, blauwe plekken, irritatie of roodheid op de prikplaats. In zeldzame
gevallen kunt u een infectie oplopen.
• Tijdens het afnemen van een elektrocardiogram kunt u last krijgen van jeuk of
huidirritatie op de plaats waar de sensoren van de machine worden aangebracht.
• Het is ook belangrijk dat u tijdens uw deelname aan het onderzoek geen andere
op recept of vrij verkrijgbare geneesmiddelen inneemt zonder vooraf te
overleggen met uw arts(en) of onderzoeksverpleegkundige. Er bestaat een risico
op ernstige en/of levensbedreigende bijwerkingen wanneer andere geneesmiddelen
worden ingenomen in combinatie met de onderzoeksgeneesmiddelen.
• Bij elk geneesmiddel voor HIV bestaat het risico dat het virus in uw lichaam
resistent wordt, hetgeen betekent dat het geneesmiddel minder of geen effect
meer heeft op uw HIV. De hoogte van het risico dat deelname aan dit onderzoek
ertoe zal leiden dat uw HIV resistent wordt tegen het onderzoeksgeneesmiddel is
onbekend en is afhankelijk van hoe goed de geneesmiddelen die u inneemt werken
tegen uw virus en hoe nauwgezet de instructies voor het innemen van
onderzoeksgeneesmiddelen worden opgevolgd.
Publiek
Great West Road 980
Middlesex TW8 9GS
GB
Wetenschappelijk
Great West Road 980
Middlesex TW8 9GS
GB
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
LEEFTIJD
1. 18 jaar of ouder (of ouder waar vereist door regelgevende instanties) ten tijde van het ondertekenen van de schriftelijke toestemming.;TYPE PROEFPERSOON EN DIAGNOSE, WAARONDER ERNST VAN DE AANDOENING
2. Mannen of vrouwen met HIV-1.
3. Gedocumenteerd bewijs van minimaal twee plasma HIV-1 RNA-metingen <50 c/ml in de 12 maanden voorafgaand aan de screening: één meting binnen de 6 tot 12 maanden en één meting binnen 6 maanden voorafgaand aan de screening.
4. Plasma HIV-1 RNA <50 c/ml op het moment van screenen.
5. Moet minimaal 6 maanden voorafgaand aan de screening onafgebroken ART toegediend hebben gekregen. Alleen de volgende dosisschema's zijn toegestaan:
a. Proefpersonen met een dosisschema op basis van TAF gedurende minimaal 6 maanden na het eerste dosisschema, of
b. Proefpersonen die van een eerste TDF-dosisschema zijn overgeschakeld op TAF zonder veranderingen in de andere medicatie van hun dosisschema en die minimaal 3 maanden voorafgaand aan de screening op een dosisschema op basis van TAF hebben gestaan, d.w.z. dat er alleen is overgeschakeld van TDF naar TAF. Deze overschakeling mag alleen zijn uitgevoerd vanwege verdraagbaarheid/veiligheid, toegang tot medicatie of gemakshalve/vereenvoudiging en NIET vanwege vermoedelijke of vastgestelde fouten in de behandeling. Een overschakeling van een PI versterkt met ritonavir naar dezelfde PI versterkt met cobicistat is toegestaan (en vice versa).;GESLACHT
6. Man of vrouw
Een vrouw komt voor deelname als proefpersoon in aanmerking als zij niet zwanger is [zoals vastgesteld met een negatieve hCG-serumtest (humaan choriongonadotropine) tijdens de screening en een negatieve hCG-urinetest bij randomisering (een lokale
hCG-serumtest bij randomisering is toegestaan als die test kan worden uitgevoerd en de resultaten binnen 24 uur voorafgaand aan de randomisering beschikbaar zijn)], geen borstvoeding geeft en er ten minste aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. Niet in staat tot voortplanting gedefinieerd als:
• Premenopauzale vrouwen met een van de volgende kenmerken:
o Gedocumenteerde tubaligatie
o Gedocumenteerde procedure van een hysteroscopische tuba-occlusie met een daarop volgende bevestiging van sterilisatie
o Hysterectomie
o Gedocumenteerde bilaterale oöforectomie;• Postmenopauzaal gedefinieerd als 12 maanden spontane amenorroe [in twijfelachtige gevallen is er een bloedstaal nodig met het simultane follikelstimulerend hormoon (FSH) en estradiole spiegels die consistent zijn met de menopauze (raadpleeg de referentiebereiken van het laboratorium voor bevestigingsspiegels)]. Vrouwen die worden behandeld met een hormoonsubstitutietherapie (HRT) en bij wie er twijfel is over hun menopauzale toestand, moeten een van de zeer doeltreffende anticonceptiemethoden gebruiken om tijdens het onderzoek verder te kunnen gaan met hun HRT. Anders moeten zij stoppen met HRT om hun postmenopauzale toestand voorafgaand aan de inschrijving voor het onderzoek te kunnen laten bevestigen.
b. In staat tot voortplanting en akkoord om een van de volgende methoden te volgen uit de gewijzigde lijst met zeer doeltreffende anticonceptiemethoden voor vrouwen die nog zwanger kunnen worden (zie Protocol) vanaf 30 dagen voorafgaand aan de eerste dosis van de onderzoeksmedicatie en voor tenminste 2 weken na de laatste dosis van studie medicatie.
De onderzoeker is er verantwoordelijk voor dat de vrouwelijke proefpersonen begrijpen hoe zij de anticonceptiemethoden goed moeten gebruiken.
Alle proefpersonen die aan het onderzoek meedoen, moeten worden gewezen op veilig vrijen, waaronder het gebruik en de voordelen/risico's van barrièremethoden (bijvoorbeeld condooms) en de gevaren van het met HIV besmetten van een gezonde partner.;SCHRIFTELIJKE TOESTEMMING
7. In staat zijn om de schriftelijke toestemming zoals beschreven in sectie 10.2, te ondertekenen. Deze toestemming behelst onder andere de naleving van de eisen en beperkingen zoals die op het toestemmingsformulier en in dit protocol staan omschreven. Proefpersonen die in aanmerking komen, of hun wettelijke voogden, moeten een schriftelijk toestemmingsformulier ondertekenen alvorens er protocolspecifieke beoordelingen mogen worden uitgevoerd.;OVERIGE
8. Proefpersonen die in Frankrijk worden ingeschreven, moeten een sociale verzekering hebben of een begunstigde van een sociale verzekering zijn.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
AANDOENINGEN/MEDISCHE VOORGESCHIEDENIS
1. Vrouwen die borstvoeding geven of zwanger willen worden, of die tijdens het onderzoek borstvoeding moeten geven.
2. Elke blijk van een actieve Centers for Disease Control and Prevention (CDC) fase
3-aandoening [CDC, 2014], UITGEZONDERD cutaan Kaposi-sarcoom waarvoor geen systemische behandeling nodig is. Historische of huidige aantallen CD4-cellen minder dan 200 cellen/mm3 leiden NIET tot uitsluiting.
3. Proefpersonen met een sterk afgenomen leverfunctie (klasse C), zoals bepaald door de Child-Pugh-classificering (zie sectie 13.4).
4. Instabiele leverziekte (zoals door de aanwezigheid van ascites, encefalopathie, coagulopathie, hyperalbuminemie, slokdarm- of maagvarices of hardnekkige geelzucht), cirrose, bekende galblaasafwijkingen (uitgezonderd het syndroom van Gilbert of asymptomatische galstenen).
5. Aanwijzingen voor een infectie door het hepatitis B-virus (HBV) op basis van de resultaten van de test tijdens het screenen op het hepatitis-B-oppervlakteantigeen (HBsAg), hepatitis-B-core-antigeen (anti-HBc), antistof hepatitis-B positief oppervlakteantigeen (anti-HBs) en HBV DNA zijn als volgt:
• Proefpersonen die positief worden getest op HBsAg, mogen niet aan het onderzoek deelnemen.
• Proefpersonen die negatief testen op anti-HBs maar positief op anti-HBc (negatieve HBsAg-status) en positief op HBV DNA, mogen niet deelnemen aan het onderzoek.
Opmerking: Proefpersonen die positief testen op anti-HBc (negatieve HBsAg-status) en positief op anti-HBs (vorige of huidige aanwijzingen), zijn immuun voor HBV en mogen deelnemen aan het onderzoek. Anti-HBc moet totale anti-HBc of anti-HBc immunoglobuline G (IgG) en NIET anti-HBc IgM zijn.
6. Noodzaak voor een behandeling tegen het hepatitis C-virus (HCV) gedurende de eerste 48 weken van het onderzoek of noodzaak voor een HCV-behandeling op basis van interferon of geneesmiddelen die bij onderlinge wisselwerking met de onderzoeksmedicatie bijwerkingen kunnen veroorzaken, gedurende de hele onderzoeksperiode.
7. Een niet-behandelde syfilisinfectie (positieve RPR-test (rapid plasma reagin) tijdens de screening zonder duidelijk bewijs van behandeling). Proefpersonen bij wie de behandeling minimaal 7 dagen eerder is beëindigd, komen in aanmerking.
8. Medische voorgeschiedenis of aanwezigheid van een allergie of het niet kunnen verdragen van de onderzoeksgeneesmiddelen of de bestanddelen van die geneesmiddelen of geneesmiddelen uit die klasse. ;9. Aanhoudende maligniteit anders dan cutaan Kaposi-sarcoom, basaalcelcarcinoom of resectie van niet-invasief, cutaan plaveiselcelcarcinoom, of intra-epitheliale neoplasie van de vagina, anus of penis.
10. Proefpersonen die volgens de onderzoeker sterke zelfmoordneigingen hebben. ;UITSLUITINGSBEHANDELINGEN VOORAFGAAND AAN SCREENING OF DAG 1
11. Behandeling met een HIV-1 immunotherapeutisch vaccin binnen 90 dagen van de screening
12. Behandeling met een van de volgende therapieën binnen 28 dagen van de screening
• bestralingstherapie
• cytotoxische chemotherapeutische middelen
• elke systemische immuunonderdrukker
13. Blootstelling aan een experimenteel geneesmiddel of een experimenteel vaccin binnen 28 dagen, 5 halfwaardetijden van het testmiddel of twee keer de duur van het biologische effect van het testmiddel (afhankelijk van welke van deze het langst duurt) voorafgaand aan de eerste dosis van IP.
14. Gebruik van een dosisschema bestaande uit een enkele of een dubbele ART.;LABORATORIUMWAARDEN OF KLINISCHE BEOORDELINGEN OP HET MOMENT VAN SCREENEN
15. Elke aanwijzing van een belangrijke NRTI-mutatie of aanwezigheid van een belangrijke INSTI resistente mutatie [Wensing, 2017] in elk beschikbaar eerder resultaat van een onderzoekstest naar resistente genotypen, indien bekend, moet na het screenen en voorafgaand aan de randomisering worden aangeleverd aan ViiV ter beoordeling van ViiV Virology. Raadpleeg hiervoor de nieuwste versie van de IAS-richtlijnen, SRM en sectie 7.2.1 (Beoordelingen van de screening) voor meer informatie.
16. Elk afwijkend laboratoriumresultaat van niveau 4.
17. Alanine-aminotransferase (ALT) >= 5 keer hoger dan de bovengrens van normaal (ULN) of ALT >= 3 x ULN en bilirubine >= 1,5 x ULN (met >35% directe bilirubine).
18. Creatinineklaring van <50 ml/min/1,73 m2 via de CKD-EPI-methode.;EXCLUSIECRITERIA VOORAFGAAND AAN SCREENING OF DAG 1
19. Binnen de 6 tot 12 maanden voorafgaand aan de screening en na de bewezen suppressie tot <50 c/ml, elke plasma HIV-1 RNA-meting >200 c/ml.
20. Binnen de 6 tot 12 maanden voorafgaand aan de screening en na de bewezen suppressie tot <50 c/ml, 2 of meer plasma HIV-1 RNA-metingen >= 50 c/ml.
21. Binnen de 6 maanden voorafgaand aan de screening en na de bewezen suppressie tot <50 c/ml bij het huidige ART-dosisschema, elke plasma HIV-1 RNA-meting >= 50 c/ml.
22. Elke stopzetting van de toediening van het geneesmiddel gedurende de 6 maanden voorafgaand aan de screening, uitgezonderd korte perioden (korter dan 1 maand), waarbij alle ART werd gestopt vanwege verdraagbaarheid en/of uit veiligheidsoverwegingen.;23. Elke overschakeling naar een ander dosisschema in het verleden, gedefinieerd als verandering van een enkel geneesmiddel of meerdere geneesmiddelen tegelijk, vanwege virologisch falen van de therapie (gedefinieerd als bewezen plasma
HIV 1 RNA >= 400 c/ml. ;LANDSPECIFIEKE VEREISTEN
24. Proefpersonen die worden ingeschreven in Frankrijk (of in andere landen conform de lokale regelgeving of de Ethics Committee/Institutional Review Board [IRB]) die:
• hebben deelgenomen aan een onderzoek met een onderzoeksgeneesmiddel of -vaccin tijdens de vorige 60 dagen of 5 halfwaardetijden, of twee keer de duur van het biologische effect van het experimentele geneesmiddel of vaccin (afhankelijk van welke van deze het langst duurt) voorafgaand aan de screening voor het onderzoek, of
• tegelijkertijd deelnemen aan een ander klinisch onderzoek.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2015-004401-17-NL |
CCMO | NL62030.078.18 |