Primaire doelstelling:Evaluatie van de werkzaamheid van VX-150 voor de behandeling van pijn die wordt veroorzaakt door dunnevezelneuropathieSecundaire doelstellingen:* Evaluatie van de veiligheid en verdraagbaarheid van VX-150* Evaluatie van de…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Perifere neuropathieën
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Verandering in week 6 ten opzichte van baseline in het wekelijkse gemiddelde
van de dagelijkse pijnintensiteit op de 11-punts numerieke beoordelingsschaal
(NRS), zoals gerapporteerd in het dagelijkse dagboek
Secundaire uitkomstmaten
* Percentage van de patiënten met een afname in week 6 van * 30% in het
wekelijkse gemiddelde van de dagelijkse pijnintensiteit op de 11-punts-NRS,
zoals gerapporteerd in het dagelijkse dagboek
* Percentage van de patiënten met een afname in week 6 van * 50%in het
wekelijkse gemiddelde van de dagelijkse pijnintensiteit op de 11-punts-NRS,
zoals gerapporteerd in het dagelijkse dagboek
* Verandering ten opzichte van baseline in week 6 in de Daily Sleep
Interference Scale (DSIS)
* Percentage van de patiënten die in week 6 worden gecategoriseerd als
verbeterd op de Patient Global Impression of Change (PGIC)
* Verandering ten opzichte van baseline in week 6 in de pijnintensiteit op de
11 punts-NRS, zoals gerapporteerd bij de onderzoeksbezoeken
* PK-parameters in plasma van VRT-1207355 en de metaboliet VRT-1268114
* Veiligheid en verdraagbaarheid op basis van de Columbia Suicide Severity
Rating Scale (C-SSRS), de incidentie en het type ongewenste voorvallen (AE's),
veranderingen ten opzichte van baseline in klinisch significante
laboratoriumtestwaarden, vitale functies en ECG's bij elk bezoek
Achtergrond van het onderzoek
Pijn is het meest voorkomende symptoom waarvoor patiënten naar de dokter gaan.
Pijn is een beschermingsmechanisme dat is bedoeld om letsel aan weefsel te
voorkomen. Maar wanneer pijn onnodig lang aanhoudt, wordt deze pathologisch. De
pijn kan dan slopend blijken. Huidige behandelingen tegen pijn werken vaak
slecht en gaan gepaard met een hoog risico op bijwerkingen. Zo kan bijvoorbeeld
lidocaïne (een niet-selectieve natriumkanaalblokker) pijn weliswaar effectief
verminderen, maar de bruikbaarheid ervan is beperkt vanwege hevige bijwerkingen
bij toediening in doses die nodig zijn voor pijnverlichting. Bij opioïde
pijnstillers bestaat er een grote kans op misbruik, met ongeveer 16.000
sterfgevallen per jaar in de VS en tussen de 10.000 en 20.000 sterfgevallen per
jaar in Europa als gevolg van overdosering. Daarnaast zorgt opioïdgeïnduceerde
hyperalgesie ook voor beperkingen wat betreft het langdurig gebruik van
opioïden. De incidentie van opioïdgeïnduceerde hyperalgesie is niet bekend,
maar deze vorm van hyperalgesie komt in de klinische praktijk regelmatig voor
en is een groot probleem bij pijnbestrijding. De beperkte behandelopties voor
pijn, in het bijzonder chronische pijn, en het toenemende besef van de risico*s
van de huidige zorgstandaarden onderstrepen de behoefte aan nieuwe
behandelingen ter bestrijding van pijn.
Spanningsafhankelijke natriumkanalen (Nav) spelen een cruciale rol in de
overdracht van pijnsignalen, zo blijkt uit klinische en niet-klinische
aanwijzingen. De cruciale rol van Nav*s bij pijnsensatie blijkt zowel uit
onderzoek naar de rol van deze kanalen in de normale fysiologie en de
pathologische toestanden bij mutaties in genen die coderen voor natriumkanalen
en in diermodellen, als uit de farmacologie van bekende
natriumkanaalmodulatoren. Het natriumkanaal Nav1.8 komt voornamelijk voor in
perifere neuronen die pijn waarnemen (bv. spinale ganglia) en het is bekend dat
dit kanaal betrokken is bij pijnsensatie en chronische pijn. Men vermoedt
bijvoorbeeld dat *gain-of-function*-mutaties in het gen voor Nav1.8 de directe
oorzaak zijn van chronische pijn bij sommige patiënten met pijnlijke
dunnevezelneuropathie. Dit kanaal is geïdentificeerd als doelwit voor analgesie
en selectieve Nav1.8-blokkers, die geschikt zijn voor de behandeling van
pijnindicaties waarbij het primaire pijnmechanisme bestaat uit
hyperexcitabiliteit van nociceptoren.
VX-150, een oraal biobeschikbare prodrug die snel in vivo wordt omgezet in het
werkzame deel VRT-1207355, wordt ontwikkeld voor de behandeling van pijn.
VRT-1207355 is een Nav1.8-blokker die in vergelijking met de andere
natriumkanaalsubtypen in hoge mate selectief is voor Nav1.8
Tot nu toe zijn er vier klinische fase 1-onderzoeken met VX-150 afgerond.
VX14-150-001 (onderzoek 001) was een *first-in-human*-onderzoek ter beoordeling
van enkelvoudige oplopende en meervoudige oplopende doses VX-150 bij gezonde
proefpersonen. In onderzoek VX15-150-002 (onderzoek 002) werd de
geneesmiddelinteractie (drug-drug interaction: DDI) tussen VX-150 en de
protonpompremmer esomeprazol beoordeeld en in onderzoek VX15-150-003 (onderzoek
003) de DDI tussen VX-150 en midazolam.
In onderzoek VX15-150-004 (onderzoek 004) is een beoordeling uitgevoerd van de
farmacodynamiek (PD) van VX-150 in een pijnmodel met capsaïcine. Momenteel
wordt in een vijfde fase 1-onderzoek, VX16-150-005 (onderzoek 005), de PK van
VX-150 beoordeeld na toediening van meerdere doses van 1250 en 1750 mg per dag
(qd) in capsulevorm aan gezonde proefpersonen.
In één fase 2a-onderzoek is de toediening voltooid; onderzoek VX15-150-101
(onderzoek 101) is een *proof of concept*-onderzoek ter beoordeling van de
werkzaamheid bij patiënten met pijn door artrose. In het algemeen werd VX-150
goed verdragen, zonder veiligheidsproblemen. Nadere bijzonderheden over het
ontwikkelingsprogramma voor VX-150 zijn te vinden in de onderzoekersbrochure
voor VX-150.
Dunnevezelneuropathie is een op zichzelf staande klinische aandoening die wordt
veroorzaakt door ziekten die dunne perifere zenuwvezels (A*- en C-vezels)
aantasten. Veelvoorkomende symptomen zijn onder andere brandende pijn in de
voeten en uitgelokte pijn (bv. allodynie door druk of aanraking). De diagnose
wordt gedefinieerd als mogelijk, waarschijnlijk of zeker op basis van de
combinatie van symptomen, klachten, met zenuwgeleidingsonderzoek (NCS)
aangetoonde functionele integriteit van dikke sensorische zenuwvezels en
afwijkende huidbiopten of kwantitatieve sensorische tests. Door remming van Na
1.8 in de perifere zenuwvezels kan
VX-150 mogelijk pijn als gevolg van hyperexcitabiliteit van de beschadigde of
zieke zenuwen bestrijden.
Onderzoek VX16-150-102 is een *proof of concept*-onderzoek ter beoordeling van
de werkzaamheid, veiligheid, verdraagbaarheid en farmacokinetiek (PK) van
VX-150 bij de behandeling van neuropathische pijn bij proefpersonen met
dunnevezelneuropathie.
Doel van het onderzoek
Primaire doelstelling:
Evaluatie van de werkzaamheid van VX-150 voor de behandeling van pijn die wordt
veroorzaakt door dunnevezelneuropathie
Secundaire doelstellingen:
* Evaluatie van de veiligheid en verdraagbaarheid van VX-150
* Evaluatie van de farmacokinetiek (PK) van VRT-1207355 en de metaboliet
VRT-1268114
Onderzoeksopzet
Dit is een fase 2-, gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd,
multicenter onderzoek met parallelle groepen. In totaal worden ongeveer 114
patiënten met dunnevezelneuropathie in een verhouding van 1:1 gerandomiseerd
naar VX 150 of een placebo. Randomisatie wordt gestratificeerd volgens geslacht
en diagnose van diabetes. Personen met diabetes zullen niet meer dan 60% van
het totale aantal proefpersonen overschrijden. Personen met diabetes en HbA1c *
8% en <11% bij screening zullen 20% van het totale aantal proefpersonen niet
overschrijden.
Tot dit onderzoek behoren:
Een inloopperiode van 7 dagen om een baseline NRS-pijnscore vast te stellen.
Een behandelperiode van 6 weken
Een follow-upperiode van 28 dagen voor de veiligheid
Onderzoeksproduct en/of interventie
Zie sectie E4 van ABR Form.
Inschatting van belasting en risico
Risico's van het gebruik van VX-150:
Op 15 november 2016 hadden ongeveer 141 gezonde proefpersonen en 124 patiënten
met een gewrichtsaandoening (artrose) ten minste één dosis VX-150 gekregen. Op
basis van de beperkte ervaring tot nu toe, zijn er geen bekende bijwerkingen
van het onderzoeksmiddel. Over het algemeen wordt het onderzoeksgeneesmiddel
goed door mensen verdragen. Er zijn enkele bijwerkingen opgetreden bij
patiënten die het onderzoeksmiddel of een inactieve placebo namen, maar we
weten niet of deze het gevolg waren van het onderzoeksmiddel of van andere
aandoeningen. Sommige van deze ongewenste voorvallen waren:
* Hoofdpijn
* Spier- of gewrichtspijn
* Uitslag
* Duizeligheid
* Vermoeidheid
* Loopneus
Er worden nog steeds (geblindeerde) analyses van de behandeling van 124
patiënten met artrose uitgevoerd. Tot de veiligheidsobservaties behoorden 5
ongewenste voorvallen bij 3 patiënten (pijn in de kaak met dyspneu
(kortademigheid), urineweginfectie, en urineweginfectie met sepsis (infectie in
het bloed)). De onderzoeker achtte deze voorvallen niet of waarschijnlijk niet
gerelateerd aan het onderzoeksgeneesmiddel. De vaakst voorkomende ongewenste
voorvallen die bij 4 of meer patiënten optraden, waren hoofdpijn (6 patiënten),
gewrichtspijn (6 patiënten), duizeligheid (4 patiënten), infectie van de
urinewegen (4 patiënten), nasofaryngitis (verkoudheid) (4 patiënten) en
huiduitslag (4 patiënten).
Het onderzoeksmiddel is bij laboratoriumdieren (ratten, honden en apen)
onderzocht. Op geen van de geteste dosisniveaus hebben zich schadelijke
bijwerkingen of toxiciteiten voorgedaan. Bij ratten die aan hoge doses van het
onderzoeksmiddel waren blootgesteld, werden een lager lichaamsgewicht en
afgenomen voedselconsumptie waargenomen. U moet er rekening mee houden dat deze
en mogelijk andere, nog onbekende bijwerkingen kunnen optreden tijdens het
onderzoek.
Onbekende bijwerkingen
Alle geneesmiddelen kunnen bijwerkingen veroorzaken. De mate waarin dit
voorkomt, varieert echter. U moet er rekening mee houden dat de hierboven
genoemde bijwerkingen en mogelijk andere, nog onbekende bijwerkingen kunnen
optreden tijdens het onderzoek. U moet het klinisch team laten weten als u
denkt dat u gezondheidsproblemen hebt, zelfs als u denkt dat de problemen geen
verband houden met uw deelname aan het onderzoek.
Bovendien is er net als met andere geneesmiddelen, met inbegrip van vrij
verkrijgbare geneesmiddelen, een klein, maar significant risico van allergische
reacties die in ernstige vorm dodelijk kunnen zijn. Dergelijke reacties kunnen
kort na inname van een geneesmiddel optreden in de vorm van jeuk of een rode
huid, zwelling van het gezicht, de lippen, de tong en de keel, of
ademhalingsproblemen die in sommige gevallen ernstig kunnen zijn. Als u een of
meer van deze reacties krijgt, moet u dit de onderzoeksverpleegkundige
onmiddellijk laten weten en moet u, als u al uit het ziekenhuis bent ontslagen,
naar de dichtstbijzijnde spoedeisende hulpafdeling gaan om te worden behandeld.
Risico's van het gebruik van paracetamol
Paracetamol heeft zelden bijwerkingen. In zeer zeldzame gevallen is melding
gemaakt van ernstige huidreacties. Er is melding gemaakt van bloedafwijkingen,
waaronder een stoornis in de bloedplaatjes die een verminderde bloedstolling
veroorzaakt en als gevolg daarvan tekenen van bloeduitstortingen in de huid,
onvermogen van rode bloedcellen om effectief zuurstof aan lichaamsweefsels af
te geven en een afname in de witte bloedcellen die infecties bestrijden, maar
deze bijwerkingen werden niet noodzakelijk door paracetamol veroorzaakt. Door
zeer hoge/toxische doses paracetamol kan de lever beschadigd worden.
Risico*s van wisselwerkingen tussen geneesmiddelen (geneesmiddelen die elkaar
versterken of tegenwerken) Bijna alle geneesmiddelen kunnen bijwerkingen
veroorzaken. De meeste daarvan zijn licht van aard, maar sommige kunnen soms
levensbedreigend worden als ze niet worden behandeld. De combinatie van het
onderzoeksgeneesmiddel met andere geneesmiddelen, voedingssupplementen,
natuurlijke remedies en vitaminen kan schadelijk voor u zijn. Daarom moet u
gedurende het onderzoek uw onderzoeksarts informeren over alle geneesmiddelen,
voedingssupplementen, natuurlijke remedies en vitaminen (of veranderingen
daarvan).
Onbekende risico's Er kunnen bijwerkingen optreden die nog niet bekend zijn. U
moet uw onderzoeksarts bellen als u denkt dat u een van de hierboven genoemde
problemen hebt en ook bij problemen die niet op deze lijst zijn vermeld.
Publiek
Northern Avenue 50
Boston MA 02210-1862
US
Wetenschappelijk
Northern Avenue 50
Boston MA 02210-1862
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. De patiënt ondertekent en dateert een formulier voor geïnformeerde toestemming (ICF)
2. Bereid en in staat zich te houden aan geplande bezoeken, het behandelplan, beperkingen die tijdens het onderzoek gelden, laboratoriumonderzoeken, richtlijnen met betrekking tot anticonceptie, en overige onderzoeksprocedures
3. Patiënten (mannen en vrouwen) in de leeftijd van 18 tot en met 80 jaar.
4. Body mass index (BMI) van >18,0 kg/m2
5. Diagnose van dunnevezelneuropathie, conform de richtlijnen van de European Federation Neurological Societies (EFNS)/American Academy of Neurology (AAN), met pijn gedurende ten minste 3 maanden voorafgaand aan de screening
6. Verlaagde waarden tot onder het 5e percentiel van voor geslacht en leeftijd gecorrigeerde normale waarden voor de epidermale zenuwvezeldichtheid in ponsbiopten van de distale plaats op het been, uitgevoerd tijdens of binnen 6 maanden van de screening
7. inbegrip van een normale respons van de n. suralis
8. Gemiddelde NRS-score * 4 en * 9, gemeld in het dagboek op dag -7 tot en met -1
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Voorgeschiedenis van maligniteit in de afgelopen 10 jaar, met uitzondering van plaveiselcelcarcinoom, basalecelcarcinoom en cervixcarcinoom in situ (stadium 0) (alle drie zonder recidief in de afgelopen 5 jaar)
2. Blootstelling aan neurotoxische geneesmiddelen (zoals chemotherapie) sinds de diagnose van dunnevezelneuropathie. Onbehandelde of ongecontroleerde bindweefselaandoeningen, sarcoïdose, sjögrensyndroom, amyloïdose, ziekte van Fabry, coeliakie, Lymeziekte, auto-immuunzieken (zoals geëvalueerd met behulp van anti-nucleaire antistoffen, reumatoïde factor, bezinkingssnelheid en/of lupusanticoagulans) inclusief myasthenia gravis en guillain-barrésyndroom, dat in de opinie van de onderzoeker de patient ongeschikt maakt voor inclusie in deze studie.
3. Een bekende of klinisch vermoede infectie met humaan immunodeficiëntievirus of hepatitis B- of C-virus
4. Huidige, klinisch significante lever- of nierdisfunctie
5. Huidige niet-gereguleerde schildklieraandoening
6. Proefpersonen met een diagnose van diabetes, die aan 1 van de volgende criteria voldoen:
- HbA1C >11 8% bij de screening
- zijn niet gestabiliseerd op orale hypoglycemics en / of subcutane insuline of dieet, naar de mening van de onderzoeker
-bewijs van ulcers of ernstige nefropathie als gevolg van hun diabetes
-geavanceerde retinopathie, gedefinieerd als groter dan stadium 3 (matige niet-proliferatieve diabetische retinopathie)
-geschiedenis van klinische atherosclerotische gebeurtenissen, zoals een hartinfarct of beroerte
7. Voorgeschiedenis van hartritmestoornissen waarvoor behandeling(en) met antiaritmica nodig is/zijn; of een voorgeschiedenis van of aanwijzingen voor afwijkende ECG's die naar het oordeel van de onderzoeker of medische monitor een beletsel vormen voor deelname van de patiënt aan het onderzoek
8. Een standaard 12-afleidingen-ECG bij de screening waaruit een QTc > 450 msec blijkt. Als QTc langer is dan 450 msec, moet het ECG nog 2 keer worden herhaald en het gemiddelde van de 3 QTc-waarden wordt gebruikt om te bepalen of de persoon in aanmerking komt voor deelname.
9. Gelijktijdige aandoeningen met hevige pijn (d.w.z. lage rugpijn, radiculopathie, ernstige botaandoeningen en aandoeningen aan het steun- en bewegingsapparaat) die zelfbeoordeling van de pijn als gevolg van dunnevezelneuropathie kunnen verstoren
10. Afwijkende laboratoriumuitslagen die wijzen op een belangrijke medische aandoening die, naar het oordeel van de onderzoeker, een beletsel vormt voor deelname van de patiënt aan het onderzoek
11. Andere ernstige acute of chronische medische of psychiatrische ziekte die, naar het oordeel van de onderzoeker, de veiligheid van de patiënt in gevaar kan brengen, de kans verkleint dat de patiënt in staat zal zijn het onderzoek te voltooien, en/of de doelstellingen van het onderzoek in gevaar kan brengen
12. Vrouwelijke proefpersonen die zwanger zijn, borstvoeding geven of van plan zijn zwanger te worden tijdens het onderzoek
13. Mannelijke patiënten met een vrouwelijke partner die zwanger is, borstvoeding geeft of van plan is zwanger te worden tijdens het onderzoek of binnen 90 dagen na de laatste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel
14. Gebruik van medicatie of voedsel waarvoor beperkingen gelden, binnen de opgegeven duur vóór de eerste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel
15. Misbruik van alcohol, analgetica/opioïden en/of drugs, zoals gedefinieerd in de DSM-5 (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, vijfde editie) van de American Psychiatric Association, in de laatste 12 maanden vóór de screening of een positieve drugstest bij de screening
* Een positieve test voor een bekend, gelijktijdig geneesmiddel dat niet anderszins uitsluitend is (bv. benzodiazepinen) maakt de patiënt niet ongeschikt; marihuana en marihuana-derivaten zijn echter niet toegestaan.
16. De patiënt, of een naast familielid van de patiënt, is de onderzoeker of een medeonderzoeker, onderzoeksassistent, apotheker, onderzoekscoördinator of andere onderzoeksmedewerker die direct betrokken is bij de uitvoering van het onderzoek in het betreffende centrum
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2017-001042-10-NL |
CCMO | NL62086.068.17 |