Primair:Beoordelen van de werkzaamheid van een 48-weken durende behandeling met 2 x 0,5 mg/dag of 2 x 1 mg/dag budesonide bruistabletten versus placebo voor onderhoudstherapie van klinisch pathologische remissie bij volwassen patiënten met…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Maagdarmstelselinfecties
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
* Aantal patiënten zonder behandelingsfalen na 48 weken behandeling.
* Behandelingsfalen na 48 weken behandeling is *ja*, indien ten minste aan een
van de volgende criteria wordt voldaan op enig moment tijdens de DB
behandelingsfase:
- Klinisch recidief , d.w.z. dysfagie of pijn bij het slikken in de afgelopen 7
dagen (7-daagse recall periodee, met een ernst van *4 punten op een 0*10 NRS
voor resp. dysfagie of pijn bij slikken, bevestigd door een ernst van *4 punten
op ten minste 1 dag in de daaropvolgende week op de resp. 0 10 NRS voor
dysfagie of pijn bij slikken (24-uurs recall periode).
- Histologisch recidief, d.w.z. piek van *48 eos/mm2 hpf bij DB V6/EOT,
- Doormaken van een voedselimpactie waarvoor endoscopische interventie
noodzakelijk is,
- Noodzaak voor endoscopische dilatatie,
- Premature terugtrekking uit de studie om welke reden dan ook.
Secundaire uitkomstmaten
A priori gestelde hoofd-secundaire eindpunten (DB-fase):
* Percentage patiënten met histologisch recidief, gedefinieerd als een piek van
*48 eos/mm2 hpf in week , 48 DB
* Wijziging in de piek eos/mm2 hpf vanaf DB V1 tot week 48 DB,
* Percentage patiënten met klinisch recidief met voedselimpactie waarvoor
endoscopische interventie noodzakelijk was of waarvoor een endoscopische
dilatatie nodig was tijdens de DB behandelingsfase.
* Percentage patiënten met een totaal wekelijkse Eosinophilic Esophagitis
Activity Index (Eosinofiele Oesofagitis Activiteitsindex) * Patiënt-Reported
Outcome (EEsAI-PRO) score van *20 in week 48,
Verdere exploratieve secundaire eindpunten (DB-fase [48 weken]):
* Percentage patiënten met histologische remissie, gedefinieerd als een piek
van <16 eos/mm2 hpf in week 48 DB,
* Beloop en wijziging vanaf DBV1 in totaal gemodificeerd EEsAI endoscopisch
instrumentscore,
* Beloop en wijziging vanaf DB V1 in de "inflammatoire symptomen" subscore van
de gemodificeerde EEsAI endoscopische instrumentscore,
* Beloop en wijziging vanaf DB V1 in de "fibrotische symptomen" subscore van de
gemodificeerde EEsAI endoscopische instrumentscore,
* Percentage patiënten met geen of slechts lichte endoscopische bevindingen
(algehele beoordeling endoscopist van EoE activiteit), in week 48 DB,
* Beloop en wijziging vanaf DB V1 in eosinofiele bloedwaarden,
* Beloop en wijziging vanafDB V1 in de Physician*s Global Assessment of EoE
activity (0-10 NRS),
* Beloop en wijziging vanaf DB V1 in de dysfagie 7-daagse recall periode in de
week voorafgaand aan een bezoek,
* Beloop en wijziging vanaf DB V1 in de pijn tijdens slikken beoordeling (0 10
NRS, 7-daagse recall periode) in de week voorafgaand aan een bezoek,
* Percentage patiënten met een stijging van *3 punten vanaf DB V1 in de PatGA
wat betreft de ernst van EoE symptomen (0-10 NRS) in de loop van de DB
behandelingsfase,
* Percentage patiënten met een PatGA wat betreft de ernst van EoE symptomen van
*2 (0-10 NRS) in de loop van de DB behandelingsfase,
* Beloop en wijziging vanaf DB V1 in PatGA wat betreft de ernst van EoE
symptomen (0-10 NRS),
* Percentage patiënten met een totale wekelijkse EEsAI-PRO score van *20 in het
beloop van de DB behandelingsfase,
* Percentage patiënten met achteruitgang van de totale wekelijkse EEsAI-PRO
score van >20 punten in vergelijking met DB V1 gedurende ten minste 2
achtereenvolgende weken,
* Beloop en wijziging vanaf DB V1 in de totale wekelijkse EEsAI-PRO score en de
individuele componenten daarvan,
* Beloop en wijziging vanaf DB V1 in de Adult EoE-QoL vragenlijst (EoE-QoL-A),
* Beloop en wijziging vanaf DB V1 in de gemodificeerde Short Health Scale
(modSHS),
* Tijd in DB-fase,
* Tijd tot recidief (klinisch of histologisch), met een voedselimpactie
waarvoor endoscopische interventie of een endoscopische dilatatie noodzakelijk
was,
* Tijd tot behandelingsfalen,
* Tijd tot eerste optreden van klinisch recidief,
* Percentage patiënten met een voedselimpactie tijdens de DB behandelingsfase
waarvoor endoscopische interventie noodzakelijk was,
* Percentage patiënten waarbij endoscopische dilatatie nodig was tijdens de DB
behandelingsfase,
* Patiënt*s algehele tevredenheid aan het einde van de DB behandelingsfase,
* Beloop en wijziging vanaf DB V1 in oesofageale distensibiliteit (d.w.z.
minimale slokdarmdiameter bij 40 mmHg distensiedruk zoals gemeten door Endo
FLIP®),
* Beloop en wijziging vanaf DB V1 van potentiële biomarkers (bijv. eotaxin-3).
OLE-fase (indien van toepassing en optioneel tot 96 weken):
* Beloop en wijziging vanaf baseline van respectievelijk DB en OLE fase, in
bloed eosinofielentelling,
* Beloop en wijziging vanaf baseline van respectievelijk DB en OLE fase, in de
Physician*s Global Assessment of EoE activity (0-10 NRS),
* Beloop en wijziging vanaf baseline van respectievelijk DB en OLE fase, in de
dysfagia beoordeling (0 10 NRS, 7-dagen recallperiode) in de week voor een
bezoek,
* Beloop en wijziging vanaf baseline van respectievelijk DB en OLE fase, in de
pijn bij slikken beoordeling (0-10 NRS, 7-dagen recallperiode) in de week voor
een bezoek,
* Percentage patiënten met een klinisch recidief, endoscopische interventie of
een endoscopische dilatatie die noodzakelijk was tijdens de OLE
behandelingsfase,
* Percentage patiënten met stijging van *3 punten vanaf baseline van
respectievelijk DB en OLE fase, in de PatGA betreffende de ernst van EoE
symptomen (0-10 NRS) in de loop van de OLE behandelingsfase,
* Percentage patiënten met PatGA betreffende de ernst van EoE symptomen (0-10
NRS) van *2 punten (0-10 NRS) in de loop van de OLE behandelingsfase,
* Beloop en wijziging vanaf baseline van respectievelijk DB en OLE fase, in de
PatGA betreffende de ernst van EoE symptomen (0-10 NRS)),
* Percentage patiënten met een totale wekelijkse EEsAI-PRO score van *20 in de
loop van de OLE behandelingsfase,
* Beloop en wijziging vanaf baseline van respectievelijk DB en OLE fase, in de
totale wekelijkse EEsAI-PRO score en de individuele componenten daarvan,
* Percentage patiënten met achteruitgang in de totaal wekelijkse EEsAI-PRO
score van >20 punten vergeleken met baseline van respectievelijk DB en OLE
fase,
* Beloop en wijziging vanaf baseline van respectievelijk DB en OLE fase, in de
volwassen EoE-QoL-A,
* Beloop en wijziging vanaf baseline van respectievelijk DB en OLE fase, in de
modSHS,
* Tijd in OLE-fase,
* Tijd tot klinisch recidief, met een voedselimpactie waarvoor endoscopische
interventie of een endoscopische dilatatie noodzakelijk was
* Patiënt*s algehele tevredenheid bij OLE V4/EOT en OLE V8/EOT respectievelijk,
* Beloop en wijziging vanaf baseline van resp. DB en OLE fase, in potentiële
biomarkers,
* Percentage patiënten bij wie sprake is van een histologische relaps,
gedefinieerd als een piek van *48 eos/mm² hpf, bij B4/Einde behandeling in de
OLE-fase en B8/Einde behandeling in de OLE fase.
* Verandering in de piek eos/mm² hpf ten opzichte van baseline en (indien
beschikbaar) ten opzichte van baseline in de OLE-fase, respectievelijk van
B4/Einde behandeling in de OLE-fase en B8/Einde behandeling in de OLE-fase.
* Percentage patiënten bij wie sprake is van een histologische remissie,
gedefinieerd als een piek van <16 eos/mm² hpf, bij B4/Einde behandeling in de
OLE-fase en B8/Einde behandeling in de OLE fase.
* Verloop en verandering ten opzichte van baseline in de DB-fase en (indien
beschikbaar) ten opzichte van baseline in de OLE-fase, respectievelijk in de
totale gemodificeerde EEsAI-score voor endoscopische instrumenten.
* Verloop en verandering ten opzichte van baseline in de DB-fase en (indien
beschikbaar) ten opzichte van baseline in de OLE-fase, respectievelijk in de
totale subscore voor *tekenen van ontsteking* van de gemodificeerde EEsAI-score
voor endoscopische instrumenten.
* Verloop en verandering ten opzichte van baseline in de DB-fase en (indien
beschikbaar) ten opzichte van baseline in de OLE-fase, respectievelijke in de
subscore voor *fibrotische tekenen* van de gemodificeerde EEsAI-score voor
endoscopische instrumenten.
* Percentage patiënten met *geen* of slechts *milde* endoscopische bevindingen
(algemene beoordeling van de EoE-activiteit door de endoscopist) bij B4/Einde
behandeling in de OLE-fase en B8/Einde behandeling in de OLE-fase.
OLRI-fase:
* Percentage patiënten met verdwijnen van symptomen (d.w.z. geen of slechts
minimale problemen) gedefinieerd als een ernst van *2 punten (0-10 NRS, 7-dagen
recallperiode) voor dysfagie EN een ernst van *2 punten (0-10 NRS, 7-dagen
recallperiode) voor pijn bij slikken in de week voor OLRI V1/EOT (LOCF),
* Percentage patiënten met geen of slechts minimale problemen met dysfagie
gedefinieerd als een ernst van *2 punten (0-10 NRS, 7-dagen recallperiode) voor
dysfagie in de week voor OLRI V1/EOT (LOCF),
* Percentage patiënten met totaal wekelijkse EEsAI-PRO score van *20 punten bij
OLRI V1/EOT (LOCF),
* Percentage patiënten met klinische respons (daling van totaal wekelijkse
EEsAI-PRO score van *20 punten) bij OLRI V1/EOT (LOCF) vergeleken met
EOT/terugtrekking DB bezoek,
* Algehele tevredenheid patiënt (Patient*s Global Satisfaction) bij OLRI V1/EOT
(LOCF).
OLI-fase:
* Percentage patiënten met klinisch-pathologische remissie bij OLI V4/EOT
(LOCF),
* Percentage patiënten met histologische remissie, gedefinieerd als een piek
van <16 eos/mm2 hpf bij OLI V4/EOT (LOCF),
* Verandering in de piek eos/mm2 hpf vanaf OLI V1 tot OLI V4/EOT (LOCF),
* Percentage patiënten met verdwijnen van symptomen (d.w.z. geen of slechts
minimale problemen) gedefinieerd als een ernst van *2 punten (0-10 NRS, 24-uur
recallperiode) voor dysfagie EN een ernst van *2 punten (0-10 NRS, 24-uur
recallperiode) voor pijn tijdens slikken op elke dag in de week voorafgaand aan
OLI V4/EOT (LOCF),
* Beloop en wijziging vanaf OLI V1 in de Physician*s Global Assessment of EoE
activity (0-10 NRS),
* Percentage patiënten met PatGA wat betreft de ernst van EoE symptomen van *2
punten (0-10 NRS, 7-dagen recallperiode) in de loop van de OLI fase,
* Beloop en wijziging vanaf OLI V1 in de PatGA wat betreft de ernst van EoE
symptomen (0-10 NRS, 7-dagen recallperiode),
* Percentage patiënten met totaal wekelijkse EEsAI-PRO score van *20 bij OLI
V4/EOT (LOCF),
* Beloop en wijziging vanaf baseline in de totale wekelijkse EEsAI-PRO score en
de individuele componenten daarvan,
* Beloop en wijziging vanaf baseline in Tijd tot eten van normale maaltijd
(afgelopen 7 dagen; EEsAI Further Item),
* Percentage patiënten met Patiënt *s Response Assessment (PRA) van ten minste
respectievelijk: *Een beetje verbeterd*, *Matig verbeterd*, of *Veel
verbeterd* (op een 7-punts Likert schaal) vergeleken met OLI V1 in de loop van
de OLI-fase,Beloop en wijziging vanaf OLI V1in de volwassen EoE-QoL-A,
* Beloop en wijziging vanaf OLI V1 in de modSHS,
* Patiënt*s algehele tevredenheid bij OLI V4/EOT.
Achtergrond van het onderzoek
Uit recent onderzoek komt de aanwijzing naar voren dat het slikken van
budesonide effectief is bij EoE, en het ziektebeeld in remissie kan brengen en
mogelijk ook voor langere tijd in stand houden, terwijl de toxiciteit zoals die
voorkomt bij langdurig gebruik van systemische corticosteroïden, zich mogelijk
niet voordoet.
Doel van het onderzoek
Primair:
Beoordelen van de werkzaamheid van een 48-weken durende behandeling met 2 x 0,5
mg/dag of 2 x 1 mg/dag budesonide bruistabletten versus placebo voor
onderhoudstherapie van klinisch pathologische remissie bij volwassen patiënten
met eosinofiele oesofagitis (EoE).
Secundair:
* Onderzoeken van de veiligheid en verdraagbaarheid in de vorm van bijwerkingen
en laboratoriumparameters,
* Beoordeling van de kwaliteit van leven van de patiënten.
Open-label herinductie en open-label uitbreidingsfase:
* Onderzoek naar her-inductie van klinische respons bij patiënten met een
klinisch of histologisch recidief of patiënten met een voedselimpactie waarvoor
endoscopische interventie nodig was,
* Onderzoek naar onderhoud van klinische remissie bij patiënten die de
dubbelblinde fase zonder klinisch of histologisch recidief hebben afgerond.
Exploratief:
* Biomarkers in EoE onderzoeken.
Onderzoeksopzet
Dit is een dubbelblinde, gerandomiseerde, multicenter, placebo-gecontroleerde,
vergelijkende, bevestigende Fase III klinische trial met een 48-weekse
dubbelblinde (DB) behandelingsperiode.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De trial wordt uitgevoerd met drie behandelgroepen in de vorm van een parallelle groep vergelijking en dient ter vergelijking van ofwel 2 x 0,5 mg/dag of 2 x 1 mg/dag budesonide bruistabletten versus placebo voor onderhoud van remissie in EoE.
Inschatting van belasting en risico
lichamelijk onderzoek 3-9 keer
endoscopie van de slokdarm 2 keer
vragenlijsten gerelateerd aan klachten en ziektebeeld: 8 vragenlijsten, per
lijst wisselende frequentie
bloedonderzoek 12-21keer
urineonderzoek 9 -15 keer
oogonderzoek 4-6 keer
De bijwerkingen zijn kenmerkend voor steroïdenmedicatie en kunnen optreden
afhankelijk van de dosis, de behandelingsperiode, of de proefpersoon
behandeling ondergaat of heet ondergaan met andere cortisonenpreparaten, en de
individule gevoeligheid.
Publiek
Leinenweberstrasse 5
Freiburg 79108
DE
Wetenschappelijk
Leinenweberstrasse 5
Freiburg 79108
DE
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Ondertekende geïnformeerde toestemming,
2. Mannelijke of vrouwelijke patiënt, 18 tot 75 jaar,
3. Bevestigde klinisch pathologische diagnose van EoE volgens de vastgestelde diagnosecriteria volgens Liacouras e.a. [J Allergy Clin Immunol. 2011;128(1):3-20]:
(A) Voorgeschiedenis van symptomen van slokdarmdysfunctie (op zijn minst een van de volgende: dysfagie, pijn bij slikken, voorbijgaande of van zelf verdwenen voedselimpactie, pijn op de borst, epigastrisch ongemak, braken/rerurgitatie), en
(B) Voorgeschiedenis van maximum eosinofielen *15 in minstens 1 high power field (hpf; vergroting: 400x),
4. Klinisch pathologische remissie gedefinieerd als voldoend aan beide criteria bij EOT-bezoek van of de OLI-fase of BUL-2/EER-fase van de inductietest BUL 1/EEA:
(A) Histologische remissie, d.w.z. maximum van <16 eos/mm² hpf), EN (B) Resolutie van symptomen (d.w.z. geen of slechts minimale problemen) gedefinieerd als ernstig van *2 punten op een schaal van 0 tot 10-punten (0-10) numerieke ratingschaal (NRS) voor dysfagie EN met een ernst van *2 punten op 0-10 NRS voor pijn tijdens het slikken op elke dag van de week voorafgaand aan het EOT-bezoek,
5. Een gedocumenteerde test met protonpompremmers (PPI's) om PPI-responsieve slokdarm-eosinofilie uit te sluiten (PPI-REE; zie Uitsluitingscriteria DB),
6. Negatieve zwangerschapstest bij vrouwen die zwanger kunnen worden bij het baselinebezoek (DB V1),
7. Vrouwen die zwanger kunnen worden, gaan ermee akkoord om gedurende de volledige onderzoeksperiode een uiterst effectief middel voor geboortecontrole te gebruiken, dat wordt gedefinieerd door een laag faalpercentage (d.w.z. minder dan 1% per jaar) wanneer het constant en correct wordt gebruikt, zoals implantaten, injecties, gecombineerde orale contraceptieve methoden of bepaalde spiralen (IUD's), seksuele onthouding (werkelijke onthouding betekent niet hebben van heterosexuele gemeenschap gedurende de volledige studiperiode wanneer dit in lijn is met de gebruikelijke levenstijl van de deelnemer) of een gesteriliseerde partner. Vrouwen die niet zwanger kunnen worden, kunnen worden toegelaten als zij gesteriliseerd zijn (afbinden van eileiders of hysterectomie) of postmenopauzale vrouwen met minstens twee jaar lang geen spontane menstruatie. De onderzoeker is er verantwoordelijk voor te bepalen of de persoon de juiste geboortecontrole gebruikt om mee te kunnen doen aan het onderzoek.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Exclusiecriteria voor DB-onderhoudsfase:
1. Klinische symptomen (d.w.z. zure oprisping en/of maagzuur) en/of endoscopische symptomen (minstens de Los Angeles slokdarmclassificatiegraad A) van reflux gastro-oesofagitis (GERD),
2. Voorgeschiedenis (binnen de laatste zes maanden vóór het baselinebezoek) van afwijkende resultaten in het geval van een optioneel uitgevoerde pH-controle van de distale slokdarm,
3. Patiënten met PPR-REE, gedefinieerd volgens Liacouras e.a. [J Allergy Clin Immunol. 2011;128(1):3-20), bij wie *(1) typische EoE-symptomen zijn aangetoond, (2) bij wie een GERD-diagnose is uitgesloten, en (3) bij wie een klinisch pathologische respons voor PPR's is vastgesteld. Een *klinisch pathologische respons voor PPI's wordt gedefinieerd met oorspronkelijke symptomen van slokdarmstoornissen, met duidelijke verbetering van de symptomen en maximum eos <15/hpf na 4-8 weken behandeling met PPI*s. De PPR-dosering die ten minste vier weken wordt gebruikt, moet op zijn minst de standaarddosering volgens de toegestane SmPC van de respectievelijke PPR zijn (bijv. omeprazol 20 mg/dag, pantoprazol 40 mg/dag, esomeprazol 40 mg/dag, lansoprazol 30 mg/dag, of rabeprazol 20 mg/dag),
4. Achalasie, scleroderma slokdarm, of systemische sclerosis,
5. Andere klinisch duidelijke oorzaken dan EoE voor slokdarm-eosinofilie (d.w.z. ziekte van Crohn, eosinofiniele gastro-enteritis, bindweefselziekte, vasculitis, hypereosinofilie-syndroom, 'graft-versus-host-disease', overgevoeligheidsreactie op medicijnen, infestatie door parasieten [in de laatste drie maanden voorafgaand aan het baselinebezoek]),
6. Alle gelijktijdige slokdarmaandoeningen en relevante maag- en darmaandoeningen (abdominale aandoeningen, inflammatoire darmaandoening, orofarynx- of slokdarm-, virale, of onbehandelde of onvoldoende behandelde schimmelinfecties (candida oesafagitis]),
7. Alle relevante systemische ziekten (bijv. AIDS, actieve tuberculose),
8. Wanneer een zorgvuldige medische controle niet kan worden gegarandeerd: cardiovasculaire ziekte, diabetes mellitus, osteoporose, actieve maagzweer, glaucoom, cataract of infectie.
9. ALT of ALP > 2,5x bovengrens van normaal (ULN) bij EOT van OLI-fase van BUL-2/EER of de inductietest BUL 1/EEA,
10. Levercirrose of portale hypertensie,
11. Serum cystatine C >1,21 mg/l (voor alle patiënten * 50 jaar), of serum cystatine C > 1,55 mg/l (voor alle patiënten > 50 jaar) bij EOT van OLI-fase van BUL-2/EER of de inductietest BUL 1/EEA,
12. Alle ernstige gelijktijdige cardiovasculaire, renale, endocriene, of psychiatrische aandoeningen, die volgens de onderzoeker invloed kunnen hebben op de therapietrouw van de patiënt of de interpretatie van de resultaten.
13. Voorgeschiedenis van kanker in de afgelopen vijf jaar, m.u.v. niet-metastaserende kanker, zoals basaalcelcarcinoom
14. Voorgeschiedenis van slokdarm chirurgie, wanneer dan ook, of van procedures voor dilatatie van de slokdarm binnen de afgelopen acht weken voorafgaand aan het baselinebezoek.
15. Bloeding in het bovenste gedeelte van de maag en darmen binnen acht weken voorafgaand aan het baselinebezoek,
16. Gelijktijdige behandeling met systemische of topicale therapieën, ongeacht om welke reden, die van invloed kan zijn op de beoordeling van primaire en secundaire eindpunten en die niet kan worden gestopt bij laatste baseline,
17. Gelijktijdige therapie gedurende meer dan 30 dagen/jaar met CYP3A4-remmers, die misschien van invloed zijn op leverbiotransformatie,
18. Gelijktijdige therapie gedurende meer dan 30 dagen/jaar of herhaald gebruik in de drie weken voorafgaand aan het baselinebezoek met CYP3A4-remmers, die van invloed kunnen zijn op leverbiotransformatie.
19. Gelijktijdige behandeling met ethinylestradiol met een dosering die hoger is dan 30 µg/dag,
20. Invoeren van dieetbeperkingen binnen vier weken voorafgaand aan het baselinebezoek of gedurende de behandeling,
21. Innemen van voedsel of dranken waarin grapefruit zit gedurende de behandeling met Investigational Medicinal Product (IMP),
22. Bekende intolerantie/overgevoeligheid wat betreft IMP,
23. Voorgeschiedenis van intolerantie/overgevoeligheid voor propofol (wanneer propofol wordt gebruikt voor de verdoving tijdens de endoscopie).
24. Niet bereid om een endoscopie met biopsie te ondergaan van het bovenste gedeelte van het maag-darmkanaal aan het einde van het behandelingsbezoek van de DB-fase,
25. Een gegronde twijfel over de medewerking van de patiënt,
26. Klinisch vermoeden van verslaving aan alcohol en drugs,
27. Bestaande of beoogde zwangerschap of borstvoeding,
28. Deelname aan een ander klinisch onderzoek in de afgelopen 30 dagen (of *5 terminale eliminatie halveringstijd van voorafgaande IMP, welke van de twee langer is), voorafgaand aan het DB V1-baselinebezoek (met de uitzondering van deelname aan de BUL-1/EEA-test of aan de OLI-fase van BUL-2/EER-trial), simultane deelname aan een andere klinische onderzoek, of voorafgaande deelname aan de BUL-2/EER-trial en heeft dubbelblinde IMP gekregen.
Inclusiecriteria voor de OLI-fase:
1. Ondertekende geïnformeerde toestemming,
2. Mannelijke of vrouwelijke patiënt, 18 tot 75 jaar,
3. Bevestigde klinisch pathologische diagnose van EoE volgens de vastgestelde diagnosecriteria volgens Liacouras e.a. [J Allergy Clin Immunol. 2011;128(1):3-20]:
(A) Voorgeschiedenis van symptomen van slokdarmstoornis (op zijn minst een van de volgende: voorbijgaande of van zelf verdwenen voedselimpactie, pijn op de borst, epigastrisch ongemak, overgeven/oprisping), en (B) Maximum eosinofielen *15 in minstens 1 hpf (vergroting: 400x) bij screeningprocedure of vorige endoscopie,
4. Actieve symptomatische en histologische EoE die aan de volgende criteria voldoet:
(A) Er komt minstens één van de volgende klinische symptomen van slokdarmstoornis voor:
- Dysfagie (moeilijk slikken) op minstens één dag in de afgelopen zeven dagen voorafgaand aan het OLI V1 met een ernst van *4 punten op een schaal van 0 (geen moeilijkheden bij het slikken) tot 10-punten (zeer ernstige moeilijkheden bij het slikken) NRS,
OF
- Pijn tijdens het slikken op ten minste één dag in de afgelopen zeven dagen voorafgaand aan het OLI V1 met een ernst van *4 punten op een schaal van 0 (geen pijn tijdens het slikken) tot 10-punten (zeer sterke pijn tijdens het slikken) NRS, en
(B) Maximum eosinofielen *49/mm2 hpf in minstens 1 hpf (overeenkomend met *15 eos/hpf) op een totaal van 6 hpfs genomen uit zes proeven uit biopsie bij screening-endoscopie; elk twee van het proximale, middelste en distale deel van de slokdarm,
5. Minstens vier punten in PatGA - Patiënt 's Global Assessment betreffende de ernst van de EoE-symptomen (gebaseerd op de wekelijkse algemene beoordelingen, mede alle symptomen van EoE) op een schaal van 0 (geen symptomen) tot 10-punten (meest zware symptomen) NRS bij een OLI V1-bezoek,
6. Een gedocumenteerde test met protonenpompremmers (PPI's) om de PPI-responsieve slokdarm-eosinofilie uit te sluiten (PPI-REE; zie OLI-uitsluitingscriteria),
7. Negatieve zwangerschapstest bij vrouwen die zwanger kunnen worden bij OLI V1,
8. Vrouwen die zwanger kunnen worden, gaan ermee akkoord om gedurende de volledige onderzoeksperiode een uiterst effectief middel voor geboortecontrole te gebruiken, dat wordt gedefinieerd door een laag faalpercentage (d.w.z. dan 1% per jaar) wanneer het constant en correct wordt gebruikt, zoals implantaten, injecties, gecombineerde orale contraceptieve methoden of bepaalde spiralen (IUD's), seksuele onthouding (werkelijke onthouding betekent niet hebben van heterosexuele gemeenschap gedurende de volledige studieperiode wanneer dit in lijn is met de gebruikelijke levensstijl van de deelnemer) of een gesteriliseerde partner. Vrouwen die niet zwanger kunnen worden, kunnen worden toegelaten als zij gesteriliseerd zijn (afbinden van eileiders of hysterectomie) of postmenopauzale vrouwen met minstens twee jaar lang geen spontane menstruatie. De onderzoeker is er verantwoordelijk voor te bepalen of de persoon de juiste geboortecontrole gebruikt om mee te kunnen doen aan het onderzoek.
Exclusiecriteria voor de OLI-fase:
1. Klinische symptomen (d.w.z. zure oprisping en/of maagzuur) en endoscopische symptomen (minstens de Los Angeles slokdarmclassificatiegraad A) van GERD,
2. Voorgeschiedenis (binnen de laatste zes maanden voor het OLI V1) van afwijkende resultaten in het geval van een optioneel uitgevoerde pH-controle van de distale slokdarm,
3. Patiënten met PPR-REE, gedefinieerd volgens Liacouras e.a. [J Allergy Clin Immunol. 2011;128(1):3-20), bij wie *(1) typische EoE-symptomen zijn aangetoond, (2) bij wie een GERD-diagnose is uitgesloten, en (3) bij wie een klinisch pathologische respons voor PPR's is vastgesteld.* Een 'klinisch pathologische respons voor PPI's' wordt gedefinieerd als het hebben van originele symptomen van slokdarmstoornissen, met duidelijke verbetering van de symptomen en maximum eos <15/hpf na 4-8 weken behandeling met PPI's. De PPI-dosering die ten minste vier weken wordt gebruikt, moet op zijn minst de standaarddosering zijn volgens de toegestane SmPC van de respectievelijke PPR (bijv. omeprazol 20 mg/dag, pantoprazol 40 mg/dag, esomeprazol 40 mg/dag, lansoprazol 30 mg/dag, of rabeprazol 20 mg/dag),
4. Achalasie, scleroderma slokdarm, of systemische sclerosis,
5. Andere klinisch duidelijke oorzaken dan EoE voor slokdarm-eosinofilie (d.w.z. ziekte van Crohn, eosinofiniele gastro-enteritis, bindweefselziekte, vasculitis, hypereosinofilie-syndroom, 'graft-versus-host-disease', overgevoeligheidsreactie op medicijnen, infestatie door parasieten [in de laatste drie maanden voorafgaand aan het screeningbezoek]),
6. Alle gelijktijdige slokdarmaandoeningen en relevante maag- en darmaandoeningen (abdominale aandoeningen, inflammatoire darmaandoening, orofarynx- of slokdarm-, virale, of schimmelinfecties (candida oesafagitis]),
7. Alle relevante systemische ziekten (bijv. AIDS, actieve tuberculose),
8. Wanneer een zorgvuldige medische controle niet kan worden gegarandeerd: cardiovasculaire ziekte, diabetes mellitus, osteoporose, actieve maagzweer, glaucoom, cataract of infectie.
9. ALT of ALP >2,5x ULN bij het screeningbezoek,
10. Levercirrose of portale hypertensie,
11. Serum cystatine C >1,21 mg/l (voor alle patiënten * 50 jaar), of serum cystatine C > 1,55 mg/l (voor alle patiënten > 50 jaar) bij het screeningbezoek,
12. Alle ernstige gelijktijdige cardiovasculaire, renale, endocriene, of psychiatrische aandoeningen, die volgens de onderzoeker een invloed kunnen hebben op de geschiktheid van de patiënt of de interpretatie van de resultaten.
13. Voorgeschiedenis van kanker in de afgelopen vijf jaar, m.u.v. niet-metastaserende kankers, zoals basaalcelcarcinoom.
14. Voorgeschiedenis van slokdarm chirurgie, wanneer dan ook, of van procedures voor dilatatie van de slokdarm binnen de afgelopen acht weken voorafgaand aan het screeningbezoek.
15. Bloeding in het bovenste gedeelte van de maag en darmen binnen de acht weken voorafgaand aan het screeningbezoek,
16. Gelijktijdige, of binnen vier weken voorafgaand aan het screeningbezoek, behandeling met systemische therapieën, ongeacht voor welke reden, die de beoordeling van primaire en secundaire eindpunten kan beïnvloeden.
17. Gelijktijdige, of binnen twee weken voorafgaand aan het screeningbezoek, behandeling met topicale therapieën, ongeacht voor welke reden, die de beoordeling van primaire en secundaire eindpunten kan beïnvloeden.
18. Gelijktijdige behandeling gedurende meer dan 3 dagen of herhaald gebruik in de drie weken voorafgaand aan het screeningbezoek met CYP3A4-remmers of CYP3A4-opwekkers, die van invloed kunnen zijn op leverbiotransformatie.
19. Gelijktijdige behandeling met ethinylestradiol in een dosering die hoger is dan 30 µg/dag,
20. Invoeren van dieetbeperkingen binnen vier weken voorafgaand aan het screeningbezoek of gedurende de behandeling,
21. Innemen van voedsel of dranken waarin grapefruit zit gedurende de behandeling met IMP,
22. Bekende intolerantie/overgevoeligheid wat betreft IMP,
23. Voorgeschiedenis van intolerantie/overgevoeligheid voor propofol (wanneer propofol wordt gebruikt voor de verdoving tijdens de endoscopie).
24. Niet bereid om een endoscopie met biopsie te ondergaan van het bovenste gedeelte van het maag-darmkanaal aan het einde van het screeningbezoek en OLI V4/EOT,
25. Een gegronde twijfel over de medewerking van de patiënt,
26. Klinisch vermoeden van verslaving aan alcohol en drugs,
27. Bestaande of beoogde zwangerschap of borstvoeding,
28. Deelname aan een ander klinisch onderzoek in de afgelopen 30 dagen (of *5 terminale eliminatie halveringstijd van voorafgaande IMP, welke van de twee langer is), voorafgaand aan het screeningbezoek, simultane deelname aan een ander klinisch onderzoek, of voorafgaande deelname aan het BUL-2/EER-onderzoek en heeft IMP gekregen.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2014-001485-99-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT02493335 |
CCMO | NL56616.041.16 |