Het doel van dit onderzoek is te evalueren of het implementeren van een systematische en gerichte screening op valrisico bij zelfstandig wonende kwetsbare ouderen in de eerstelijnszorg leidt tot meer verwijzingen naar bestaande evidence-based…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
Synoniemen aandoening
Aandoening
gevolgen van vallen (zeer divers; bv. gebroken heup, hersenletsel, kan ook gevolgen hebben op sociaal leven)
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Het doel van dit onderzoek is te evalueren of het implementeren van een
systematische en gerichte screening op valrisico bij zelfstandig wonende
kwetsbare ouderen in de eerstelijnszorg leidt tot meer verwijzingen naar
bestaande evidence-based valpreventieve zorg. Dit wordt onderzocht met behulp
van het RE-AIM model van Glasgow et al. (1999): Bereik, Effectiviteit, Adoptie,
Implementatie en Behoud. Evaluatie zal plaatsvinden op het niveau van de
eerstelijns zorgverlener (implementatie index) in Onderdeel 1 van het onderzoek
en op het niveau van de patiënt (patiënt-gerelateerde uitkomstmaten) in
Onderdeel 2 van het onderzoek.
In Onderdeel 1 van dit onderzoek zal het bereik van de implementatie strategie
op het niveau van de eerstelijns zorgverlener worden geëvalueerd door de
volgende uitkomstmaten :
1. Het percentage van kwetsbare ouderen gescreend voor valpreventieve zorg
2. Het percentage gescreende kwetsbare ouderen dat geschikt is voor een
valpreventie programma
3. Het percentage geschikte ouderen voor een valpreventie programma dat
toestemt met doorverwijzing naar een valpreventie programma
4. Het percentage kwetsbare ouderen dat daadwerkelijk het valpreventie
programma start
5. Het percentage kwetsbare ouderen dat het valpreventie programma voltooid.
In Onderdeel 2 van dit onderzoek worden de effecten van de valpreventie
implementatie strategie op patiëntniveau beoordeeld. Als de patiënt een
verhoogd valrisico heeft dan zal de huisarts, praktijkondersteuner of
thuiszorgverlener een passend behandelbeleid inzetten zoals bijvoorbeeld
behandeling voor urine incontinentie, aanpassing van medicatie of
doorverwijzing naar een oefenprogramma. In dit onderzoek worden de patiënten
die een oefenprogramma krijgen van een fysio-of oefentherapeut groep 1 genoemd.
De patiënten die door de huisarts worden behandeld voor bijvoorbeeld urine
incontinentie worden groep 2 genoemd. Patiënten in beide groepen kunnen
meerdere valpreventieve behandelingen krijgen, maar patiënten in groep 1 hebben
altijd een oefenprogramma en patiënten in groep 2 hebben dat niet (zie Figuur 1
Protocol). In dit project worden de patiënten van groep 1 intensiever opgevolgd
dan de patiënten van groep 2.
Bij de patiënten van groep 1 worden de uitkomstmaten bepaald bij baseline (T0),
aan het einde van de interventie (T1) en na 12 maanden (T2) (zie Figure 2.
Timeline assessment group 1, in het Protocol). De volgende vier fysieke testen,
zes korte vragenlijsten en val-kalender worden afgenomen/gegeven door de
huisarts, praktijkondersteuner, thuiszorgverlener en fysio- of oefentherapeut:
1. De Functional Reach Test (FRT): De patiënt wordt geïnstrueerd om naast de
muur te staan maar deze niet aan te raken. Zijn/haar arm is gepositioneerd in
een 90 graden hoek van schouderbuiging met een gesloten vuist. De start positie
wordt gemeten op een maatstaf. De patiënt wordt gevraagd om zo ver mogelijk
naar voren te reiken zonder een stap te nemen. Het verschil tussen start
positie en eind positie op de maatstaf is de score. De test wordt drie keer
uitgevoerd en het gemiddelde van de laatste twee wordt genoteerd (Weiner,
1992).
2. De Timed-Get-Up-and-Go-Test (TUG): Deze test wordt gebruikt om de
mobiliteit van de patiënt te meten. De patiënt wordt gevraagd om op te staan
van een stoel, 3 meter te lopen, om te draaien, terug te lopen naar de stoel en
weer te gaan zitten. De fysio- of oefentherapeut zal benodigde tijd van de
patiënt bijhouden met een stopwatch. Drie testen worden gedaan en het
gemiddelde van de laatste twee wordt genoteerd (Podsiadlo, 1991).
3. De Timed Chair Stand test (TCS): Deze test wordt gebruikt om de spierkracht
van de patiënt te bepalen. De patiënt wordt gevraagd om zo snel mogelijk vijf
keer te gaan zitten en staan zonder de armleuning te gebruiken. De fysio- of
oefentherapeut zal de tijd bijhouden met behulp van een stopwatch.
4. De Tandem Stance test (TS): Deze test wordt gebruikt om de balans te bepalen
van de patiënt. De patiënt wordt gevraagd om in drie posities (die toenemen in
moeilijkheid) te staan gedurende 10 seconden. De fysio-of oefentherapeut zal
noteren welke posities de patiënt kon uitvoeren en de daarvoor benodigde tijd.
5. De Valgeschiedenis Vragenlijst: Bestaat uit 5 vragen over de
valgeschiedenis, verwondingen n.a.v. een val en de gezondheid van de patiënt.
6. Short Falls Efficacy Scale-Internationl (Short FES-I): Een vragenlijst van 7
items over angst om te vallen en self-efficacy bij dagelijkse activiteiten
(Kempen, 2007).
7. EQ-5D-5L: Een standaard test voor gezondheidsstatus bestaande uit 5
meerkeuze vragen over mobiliteit, zelf-zorg, dagelijkse activiteiten,
pijn/ongemak en angst/depressie. Daarnaast heeft het een schaal van 0 tot 100
betreffende de gezondheid op die dag (Van Reenen & Janssen, 2015)
8. Impact Intervention questionnaire: Deze vragenlijst bestaat uit 5 vragen
passend bij de EQ-5D-5L standaard test. De vragen gaan over of de patiënt zich
beter, gelijk of slechter voelt met betrekking tot mobiliteit, zelf-zorg,
dagelijkse activiteiten, pijn/ongemak en angst/depressie.
9. Activiteiten Vragenlijst: Deze vragenlijst bestaat uit 5 vragen over
woonomgeving, mobiliteit, vrije tijd en sociaal contact.
10. Val-kalender: Patiënt ontvangt een 'val-kalender' voor 1 jaar om zelf bij
te houden of hij/zij is gevallen. Op deze kalender vullen de patiënten een *N*
in voor niet gevallen en een *V* voor gevallen. Aan het eind van elke maand kan
de patiënt de pagina van die maand afscheuren en opsturen naar het
onderzoeksteam. Er staan geen persoonsgegevens op de kalender en de patiënt
hoeft geen postzegel te gebruiken.
Indien de patiënt is gevallen, zal de onderzoeker de patiënt telefonisch
benaderen om te informeren over de oorzaak van de val, gerelateerde
verwondingen en ziekenhuisopname n.a.v. de val.
11. Vragenlijst Behandeling Valrisico: Deze vragenlijst bestaat uit 3 vragen
over welke interventies/behandelingen de patiënt heeft ontvangen met betrekking
tot zijn/haar valrisico.
De patiënten van groep 2 krijgen een vragenlijsten bij baseline (T0) en een
vragenlijst na 12 maanden (T2) (zie Figure 3. Timeline assessments group 2, in
het Protocol). Aan deze patiënten wordt ook gevraagd om gedurende deze 12
maanden de valincidentie bij te houden met een valkalender. De volgende 2
vragenlijsten en val-kalender worden afgenomen/gegeven door de huisarts,
praktijkondersteuner of thuiszorgverlener:
1. De Valgeschiedenis Vragenlijst: Bestaat uit 5 vragen over de
valgeschiedenis, verwondingen n.a.v. een val en de gezondheid van de patiënt.
2. Val-Kalender: Patiënt ontvangt een 'val-kalender' voor 1 jaar om zelf bij
te houden of hij/zij is gevallen. Op deze kalender vullen de patiënten een *N*
in voor niet gevallen en een *V* voor gevallen. Aan het eind van elke maand kan
de patiënt de pagina van die maand afscheuren en opsturen naar het
onderzoeksteam. Er staan geen persoonsgegevens op de kalender en de patiënt
hoeft geen postzegel te gebruiken.
Indien de patiënt is gevallen, zal de onderzoeker de patiënt telefonisch
benaderen om te informeren over de oorzaak van de val, gerelateerde
verwondingen en ziekenhuisopname n.a.v. de val.
3. Vragenlijst Behandeling Valrisico: Deze vragenlijst bestaat uit 3 vragen
over welke interventies/behandelingen de patiënt heeft ontvangen met betrekking
tot zijn/haar valrisico.
Secundaire uitkomstmaten
n.v.t.
Achtergrond van het onderzoek
Vallen is een belangrijk probleem bij een toenemend aantal kwetsbare ouderen
die thuis wonen. Een verdere toename wordt verwacht door het toenemende aantal
zelfstandig wonende oudere mensen (VeiligheidNL, 2015). Er zijn valpreventieve
behandelingen beschikbaar die enigszins zijn onderbouwd met bewijs voor
effectiviteit. Oefentherapie en het bewustmaken van risico factoren in de thuis
omgeving lijken het meest belovend. Deze behandelingen zijn ook beschikbaar in
Nederland echter een systematische implementatie van deze behandelingen is er
niet. Een risicoanalyse van de bevolking vindt niet plaats om het probleem in
kaart te brengen. Daarnaast is er onvoldoende dekking van valpreventieve
behandelingen aangeboden door gekwalificeerde fysio- en oefentherapeuten in de
regio terwijl deze diensten juist dichtbij huis zouden moeten zijn voor de
doelgroep kwetsbare ouderen. Er is dus een gat tussen aangetoond bewijs voor
potentieel effectieve valpreventieve behandelingen en de dagelijkse praktijk in
de eerstelijnszorg en de thuiszorg. Dit leidt tot de ongunstige situatie waarin
ouderen, voor wie deze behandelingen potentieel effectief zijn, deze
behandelingen niet ontvangen.
Doel van het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is te evalueren of het implementeren van een
systematische en gerichte screening op valrisico bij zelfstandig wonende
kwetsbare ouderen in de eerstelijnszorg leidt tot meer verwijzingen naar
bestaande evidence-based valpreventieve zorg.
Onderzoeksopzet
Deze prospectieve cohort studie bestaat uit twee onderdelen met verschillende
onderzoeksdesigns. In Onderdeel 1 wordt gebruik gemaakt van een
quasi-experimenteel design om de evaluatie strategie te evalueren op het niveau
van de eerstelijns zorgverlener. In Onderdeel 2 wordt gebruik gemaakt van een
pretest-posttest design om de evaluatie strategie te evalueren op het niveau
van de patiënt.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Een praktisch bruikbaar en gevalideerd valrisico screenings instrument wordt aangeboden aan de huisartsen, praktijkondersteuners en thuiszorgverleners. Zij zullen kwetsbare ouderen met een verhoogd valrisico identificeren. Als de patiënt een verhoogd valrisico heeft dan zal de huisarts, praktijkondersteuner of thuiszorgverlener een passend behandelbeleid inzetten zoals bijvoorbeeld behandeling voor urine incontinentie, aanpassing van medicatie of doorverwijzing voor een oefenprogramma. In dit onderzoek worden de patiënten die een oefenprogramma krijgen van een fysio-of oefentherapeut groep 1 genoemd. De fysio- of oefentherapeut zal de patiënt een evidence-based oefenprogramma voor valpreventie aanbieden (Zicht op Evenwicht, Vallen Verledentijd, Halt u Valt, In Balans, OTAGO). Deze behandeling wordt op maat aangeboden aan de patiënt. De patiënten die door de huisarts worden behandeld voor bijvoorbeeld urine incontinentie worden groep 2 genoemd. Patiënten in beide groepen kunnen meerdere valpreventieve behandelingen krijgen, maar patiënten in groep 1 hebben altijd een oefenprogramma en patiënten in groep 2 hebben dat niet (zie Figure 1. Overview procedures fall prevention implementation study, in het Protocol).
Inschatting van belasting en risico
Wij verwachten geen bijkomende nadelen of risico*s voor de oudere patiënten bij
deelname aan dit onderzoek, in vergelijking met reguliere zorg. De
behandelingen die worden aangeboden in dit onderzoek worden namelijk ook
aangeboden en toegepast in de reguliere zorg, alleen zijn deze behandelingen
nog niet (goed) genoeg geïmplementeerd in de reguliere zorg. De oudere
deelnemers in dit project worden begeleid door hun eigen huisarts,
praktijkondersteuner, thuiszorgverlener en fysio- of oefentherapeut zoals ook
gangbaar is in de reguliere zorg. Wij streven er alleen naar dat deze reguliere
zorg voor valpreventie vaker wordt ingezet. Het enige verschil met reguliere
zorg is dat er metingen worden gedaan. Tijdens dit onderzoek worden er vier
fysieke testen, zes korte vragenlijsten en een val-kalender afgenomen bij de
patiënt. De vier fysieke testen zijn in eerder onderzoek uitgevoerd en voor
zover bekend bij het onderzoeksteam, zijn er geen nadelen of risico*s bij het
uitvoeren van deze testen (behalve de tijd nodig om deze uit te voeren).
Hierdoor zijn de risico's voor deelname aan dit project niet groter dan die van
de reguliere zorg en hebben wij geen extra maatregelen ondernomen om het risico
bij deelname te verminderen.
Publiek
Laan van Nieuw Oost-Indië 334
Den Haag 2593 CE
NL
Wetenschappelijk
Laan van Nieuw Oost-Indië 334
Den Haag 2593 CE
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Patiënten van huisartsen, praktijkondersteuners of thuiszorgverleners die
kwetsbaar zijn en een verhoogd valrisico hebben.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Niet gekwalificeerd als 'kwetsbare' volgens de TFI,TRAZAG Startdocument,
eigen expertise of een ander kwetsbaarheid- screening instrument,
2. Deelname aan een andere valpreventieve interventie bij een fysio- of
oefentherapeut op hetzelfde moment,
3. Matige tot ernstige communicatie beperkingen,
4. Volgens de huisarts te ziek om deel te nemen aan de studie (bv.
levensverwachting 2< jaar), of
5. Heeft een ZorgZwaartePakket van 5 of hoger.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL61582.028.17 |