Dit onderzoek is opgezet om na te gaan hoe veilig en effectief het nieuwe geneesmiddel conbercept toegediend door middel van intravitreale injecties (*onderzoeksmedicatie*) is in vergelijking met Eylea®-injecties bij patiënten met neovasculaire…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Oogaandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Het primaire doel is bepalen of 0,5 mg of 1,0 mg conbercept niet-inferieur is
aan aflibercept 2,0 mg, zoals gemeten via de verandering van de best
gecorrigeerde visuele acuïteit (BCVA) ten opzichte van baseline, bij het bezoek
in week 36 door middel van een onderzoeksmethode voor vroege behandeling van
diabetische retinopathie (ETDRS).
Het primaire eindpunt is de gemiddelde verandering ten opzichte van baseline
van de ETDRS BCV-letterscore voor het onderzoeksoog in week 36.
Secundaire uitkomstmaten
De secundaire doelstellingen van het onderzoek zijn:
1. Het evalueren van het verschil in werkzaamheid tussen conberceptdoses en
aflibercept, met betrekking tot het volgende:
* Percentage proefpersonen met visusbehoud (d.w.z. verlies van < 15 ETDRS
BCVA-letters) vanaf baseline tot week 36;
* Percentage patiënten dat * 15 ETDRS BCVA-letters vanaf baseline tot week 36
erbij krijgt;
* Gemiddelde verandering ten opzichte van baseline van de centrale retinale
dikte (µm) door SD-OCT in week 36;
* Percentage proefpersonen met visusbehoud (d.w.z. verlies van < 15 ETDRS
BCVA-letters) vanaf baseline tot week 48;
* Gemiddelde verandering ten opzichte van baseline van de ETDRS BCA-letterscore
in week 96
2. Het vergelijken van de veiligheid en verdraaglijkheid van conberceptdoses en
aflibercept en het evalueren van de farmacokinetiek en immunogeniciteit van
conberceptdoses, indien mogelijk
Achtergrond van het onderzoek
AMD is de belangrijkste oorzaak van ernstig en irreversibel (onomkeerbaar)
verlies van gezichtsvermogen bij mensen ouder dan 65 jaar oud. De beschikbare
therapieën zijn niet bijzonder effectief. Het belangrijkste kenmerk van natte
AMD is een toegenomen bloedvatgroei die leidt tot maculabloedingen en ophoping
van vocht in het netvlies (netvliesoedeem), evenals tot schade aan het
netvliesweefsel, en die uiteindelijk kan leiden tot littekenvorming en verlies
van het gezichtsvermogen. Een belangrijke factor bij de toegenomen
bloedvatvorming is een eiwit met de naam *vasculaire endotheliale groeifactor*
(VEGF). Anti-VEGF-onderzoeksmedicatie (zoals Eylea® en het onderzoeksmiddel)
werkt door te stoppen dat dit eiwit in het oog wordt aangemaakt
Doel van het onderzoek
Dit onderzoek is opgezet om na te gaan hoe veilig en effectief het nieuwe
geneesmiddel conbercept toegediend door middel van intravitreale injecties
(*onderzoeksmedicatie*) is in vergelijking met Eylea®-injecties bij patiënten
met neovasculaire 'natte' leeftijdsgerelateerde maculadegeneratie (AMD) die
hiervoor niet eerder zijn behandeld.
Het onderzoeksmiddel is *experimenteel*, wat betekent dat dit niet is
goedgekeurd door de autoriteiten van de Europese Unie (EU) of door de
Amerikaanse FDA. De onderzoeksmedicatie is goedgekeurd voor gebruik bij
patiënten met natte AMD in China.
Eylea® is op dit moment één van de behandelingsopties in de standaardzorg voor
natte AMD en zal voor onderzoeksdoeleinden bij proefpersonen aan wie het middel
is toegewezen in het onderzoeksoog worden geïnjecteerd als actief
vergelijkingsmiddel (of controlemiddel).
Onderzoeksopzet
Multicenter, multinationaal, dubbelblind, actiefgecontroleerd, gerandomiseerd
onderzoek met parallelle groepen en verschillende doses.
Duur:
Een screeningsperiode van minder dan of gelijk aan 14 dagen, gevolgd door een
behandelingsperiode van 92 weken (laatste evaluatie na 96 weken) met primaire
werkzaamheidsanalyse na 36 weken
Onderzoeksproduct en/of interventie
Toedienings/behandelingsfrequentie: In het onderzoek worden ongeveer 1140 proefpersonen gerandomiseerd in een verhouding van 1:1:1 om IVT-injecties van 0,5 mg conbercept, 1,0 mg conbercept of 2,0 mg aflibercept te krijgen toegediend. Proefpersonen die zijn gerandomiseerd naar de conberceptbehandelingsarmen krijgen een IVT-injectie van 0,5 mg of 1,0 mg conbercept met een tussenperiode van 4 weken, op dag 1 van week 4 en week 8 (laadfase). Proefpersonen in de 0.5 mg conberceptbehandelingsarm beginnen met toediening elke 8 weken (q8w) na de eerste drie injecties. Proefpersonen in de 1.0 mg conberceptbehandelingsarm beginnen met toediening elke 12 weken (q12w) na de eerste drie injecties. Aflibercept wordt toegediend als een IVT-injectie op dag 1 van week 4 en week 8 en elke 8 weken (q8w) daarna. Alle proefpersonen krijgen een schijnprocedure bij bezoeken tussen de geplande IVT-injecties om eventuele verschillen in toedieningsfrequentie te maskeren. Controle: Aflibercept 2,0 mg/oog, maandelijkse IVT (in een 4-wekelijkse interval) gedurende de eerste 12 weken (laadfase) gevolgd door toediening elke 8 weken (q8w) tot week 96
Inschatting van belasting en risico
Data verkregen uit klinische studies en gebruik van het onderzoeksmiddel bij
patienten met natte AMD in China tonen effectifiteit en een goed onderbouwd
veiligheids profiel. De belasting van het gebruik van het onderzoeksmiddel
wordt gelijk beschouwd als het gebruik van huidge standard medicatie bij natte
AMD.
Publiek
108 Shuxi Road, Jinniu District n/a
Chengdu 610036
CN
Wetenschappelijk
108 Shuxi Road, Jinniu District n/a
Chengdu 610036
CN
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Mannen en vrouwen van * 50 jaar oud tijdens het screeningsbezoek;, 2.
Vrouwen moeten minstens 1 jaar postmenopauzaal zijn, of chirurgisch zijn
gesteriliseerd of zij moeten, indien ze in staat zijn om kinderen te krijgen,
een negatieve zwangerschapstest hebben bij het screeningsbezoek;, o Vrouwen die
in staat zijn om kinderen te krijgen moeten instemmen om een zeer doeltreffende
anticonceptiemethode te gebruiken gedurende het gehele onderzoek (zie de
volledige lijst in de handleiding van de onderzoeksprocedures);, 3. Geen
eerdere behandeling hebben gekregen voor neovasculaire LMD, inclusief
laserfotocoagulatie en/of fotodynamische therapie (PDT) en/of IVT
VEGF-antagonisten (behandelingsnaïef) en;
4. Actieve subfoveale CNV-laesies hebben secundair aan LMD (inclusief
polypoïdale choroïdale vasculopathie (PCV)) aangetoond door subfoveale
FA-lekkage, of vastgesteld subfoveaal vocht door SD-OCT in het onderzoeksoog
bij screening;, 5. Een CNV hebben die ten minste 50% van de totale
laesiegrootte in het onderzoeksoog is bij screening;, 6. Een ETDRS
BCVA-letterscore van 78 tot 25 (ongeveer 20/32 tot 20/320 equivalent) hebben
voor het onderzoeksoog tijdens screening;, 7. Voldoende heldere oculaire media
(lens, hoornvlies, glasachtig lichaam) hebben om fundusfotografie van hoge
kwaliteit te kunnen ondergaan;, 8. Bereid en in staat zijn om het
toestemmingsformulier (ICF) voor het onderzoek te ondertekenen.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Een eerdere oculaire of systemische behandeling (experimenteel of
goedgekeurd) hebben ondergaan of chirurgie voor het behandelen van
neovasculaire LMD in het onderzoeksoog, met uitsluiting van
voedingssupplementen of vitamines;
2. Als proefpersoon hebben deelgenomen aan een klinisch interventieonderzoek,
binnen een maand (30 dagen) voor het baselinebezoek;
3. Een totale laesieomvang hebben die groter is dan twaalf schijfoppervlakten
(30,5 mm2), inclusief bloed, fibrose en neovascularisatie, zoals bepaald via FA
in het onderzoeksoog bij screening;
4. Een subretinale bloeding hebben die 50% of meer van het totale
laesie-oppervlak uitmaakt, of waarbij bloed zich onder de fovea bevindt en een
of meer circkeloppervlakken groot is (groter dan 2,5 mm2) in het onderzoeksoog
bij screening;
5. Littekens of fibrose in het onderzoeksoog hebben die meer dan 50% van de
totale laesie uitmaken op het moment van de screening; en/of littekens, fibrose
of atrofie in het midden van de fovea van het onderzoeksoog bij screening;
6. Scheuren of beschadigingen hebben in het retinaal pigmentepitheelweefsel in
het onderzoeksoog bij screening of bij het baseline-onderzoek;
7. Vitreale bloeding hebben in het onderzoeksoog bij het baselineonderzoek of
een voorgeschiedenis hebben van vitreale bloeding binnen acht weken vóór
screening;
8. Een andere oorzaak voor CNV hebben, inclusief pathologische myopie (in het
protocol gedefinieerd als sferisch equivalent van een dioptrie van -8 of meer),
oculair histoplasmosis syndroom, angioïde strepen, erfelijke
macula-dystrofieën, choroïdale breuk, uveïtis, gestippelde binnenste
choroïdepathie of multifocale choroïditis in het onderzoeksoog bij screening;
9. Voorgeschiedenis of klinisch bewijs hebben van significante diabetische
retinopathie die gevolgen kan hebben voor het bepalen van het zicht of die het
centrale zicht kan aantasten, diabetisch macula-oedeem of een andere vasculaire
aandoening anders dan LMD, inclusief een voorgeschiedenis of klinisch bewijs
van retinale aderafsluiting in het onderzoeksoog bij screening;
10. Eerdere pars plana vitrectomie in het onderzoeksoog;
11. Macula-gat van volledige dikte bij screening of bij het baselineonderzoek
of voorgeschiedenis van een macula-gat van volledige dikte in het onderzoeksoog;
12. Voorgeschiedenis van intra-oculaire of peri-oculaire chirurgie aan het
onderzoeksoog binnen drie maanden vóór baseline, behalve in het geval van een
ooglidoperatie, mits deze niet plaats heeft gevonden binnen één maand vóór
baseline en mits het onwaarschijnlijk is dat deze operatie de IVT-injectie
bemoeilijkt;
13. Eerdere trabeculectomie of andere filtratiechirurgie in het onderzoeksoog
hebben;
14. Ongecontroleerde glaucoom hebben (gedefinieerd als intra-oculaire druk
(IOD) groter dan of gelijk aan 22 mmhg bij baseline, ondanks behandeling met
meer dan twee anti-glaucoomgeneesmiddelen) in het onderzoeksoog;
15. Actieve intra-oculaire ontsteking in een van de ogen hebben bij screening
of bij het baselineonderzoek of een voorgeschiedenis hebben van uveïtis in een
van de ogen;
16. Actieve oculaire of peri-oculaire infectie hebben in een van de ogen, of
een voorgeschiedenis hebben van oculaire of peri-oculaire infectie in een van
beide ogen binnen twee weken vóór screening;
17. Voorgeschiedenis of aanwezigheid van scleromalacia in een van de ogen;
18. Afakie of pseudofakie hebben zonder achterste deel van het kapsel (behalve
indien dit optrad als gevolg van yttrium-aluminiumgranaat (YAG) na
capsulotomie) in het onderzoeksoog;
19. Eerdere therapeutische bestraling hebben gehad van het onderzoeksoog;
20. Voorgeschiedenis van corneatransplantatie of aanwezigheid van een corneale
dystrofie waardoor IOP-metingen of beeldvorming van het onderzoeksoog moeilijk
worden/wordt;
21. Significante media-opaciteiten, waaronder cataract, in het onderzoeksoog
waarvoor, volgens de onderzoeker, een medische of chirurgische ingreep nodig
zou kunnen zijn tijdens de onderzoeksperiode;
22. Een gelijktijdige oculaire aandoening in het onderzoeksoog hebben die,
volgens de onderzoeker, voor de proefpersoon tot een risico zou kunnen leiden
dat hoger is dan wat normaal gesproken wordt verwacht bij een
standaardprocedure voor intra-oculaire injecties, of die de injectieprocedure
of evaluatie van de werkzaamheid of veiligheid tijdens het onderzoek zou kunnen
beïnvloeden;
23. Aanwijzingen op basis van medische voorgeschiedenis, lichamelijk onderzoek
of klinisch laboratoriumonderzoek bij screening of baseline die leiden tot een
redelijk vermoeden van een ziekte of aandoening die een contra-indicatie vormt
voor het gebruik van de onderzoeksmedicatie (conbercept of aflibercept) of die
de interpretatie van de resultaten van het onderzoek zou kunnen beïnvloeden of
waardoor de proefpersoon een hoog risico loopt op complicaties tijdens de
behandeling;
24. Gebruik maken van langwerkende intra-oculaire steroïden, waaronder
implantaten, binnen zes maanden vóór dag 1, baseline;
25. Een bekende allergie hebben voor polyvinylpyrrolidonejodium of een bekende
ernstige allergie voor natriumfluoresceïne voor injectie in angiografie;
26. Een voorgeschiedenis hebben van bekende contra-indicaties zoals aangegeven
op het door de Food and Drug Administration (FDA) goedgekeurde label voor de
actieve controle;
27. Voor vrouwen: zwanger zijn (positieve zwangerschapstest met urine bij
screening) of borstvoeding geven
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2017-004825-34-NL |
CCMO | NL66004.028.18 |
Ander register | pending/ nog niet bekend |