•Het evalueren van de werkzaamheid van ASP8302 in vergelijking met placebo bij proefpersonen met een onderactieve blaas •Het onderzoeken van de veiligheid en verdraagbaarheid van ASP8302 in vergelijking met placebo bij proefpersonen met een…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Blaas- en blaashalsaandoeningen (excl. stenen)
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
•Verandering in PVR van de baseline tot bezoek 4 na gestandaardiseerde
blaasvulling, gemeten aan de hand van katheterisatie (PVRC2)
Secundaire uitkomstmaten
•uitgeplast volume van het urineren na standaard blaasvulling (VVST)
•plasefficiëntie van de blaas C2 (d.w.z. plasefficiëntie van de blaas berekend
met PVRC2 en VVST)
Achtergrond van het onderzoek
De te onderzoeken ziekte van ASP8302 is een onderactieve blaas, welke een
hinderlijke chronische aandoening is die te wijten is aan het onvolledig
leegmaken van de blaas. Onderliggende mechanismen van opslagsymptomen zijn
divers en zijn vaak gerelateerd aan een significant rest urinevolume na het
legen.
Er zijn momenteel geen goedgekeurde geneesmiddelen voor een onderactieve blaas.
In een beperkt aantal landen is bethanechol beschikbaar voor gerelateerde
aandoeningen; de werkzaamheid wordt echter niet overtuigend aangetoond en
systemische cholinerge bijwerkingen komen vaak voor. Wanneer conservatieve
behandeling onvoldoende effectief is, is aanvullende behandeling vereist, welke
gericht is op blaasdrainage, d.w.z. schone intermitterende katheterisatie of
verblijfskatheters (urethraal of suprapubisch). Elke vorm van urine
katheterisatie is tijdrovend, sociaal beperkend, psychologisch belastend voor
de onderhavige katheterisatie kan complicaties van verschillende ernst
veroorzaken.
ASP8302 is een nieuwe positieve allostere modulator voor de muscarinische
M3-receptor. De
farmacologisch principe van positieve allosterische modulator is om activering
van het doelwit alleen te verbeteren wanneer het doelwit wordt gestimuleerd
door zijn endogene ligand, waardoor tonische cholinerge activering wordt
vermeden. Daarom ASP8302 zal naar verwachting de mictieproblemen verbeteren
door de samentrekking van de blaas te versterken tijdens de ledigingsfase van
de mictiecyclus. Het moet relatief inactief zijn tijdens de opslagfase, wat
resulteert in minder bijwerkingen en grotere werkzaamheid dan bestaande
cholinerge middelen.
Doel van het onderzoek
•Het evalueren van de werkzaamheid van ASP8302 in vergelijking met placebo bij
proefpersonen met een onderactieve blaas
•Het onderzoeken van de veiligheid en verdraagbaarheid van ASP8302 in
vergelijking met placebo bij proefpersonen met een onderactieve blaas
•Het onderzoeken van de farmacokinetiek van ASP8302 bij proefpersonen met een
onderactieve blaas
•Het ondersteunen van de ontwikkeling van het door de patiënt gemeld resultaat
(PRO) bij een onderactieve blaas
Onderzoeksopzet
Opzet
Dit is een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd fase 2a proof of
concept-onderzoek met parallelgroepen in meerdere centra in meerdere landen.
Het onderzoek zal bestaan uit een enkelvoudig blinde inloopperiode van 2 weken
met placebo, gevolgd door een gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde behandelingsperiode van 4 weken en een opvolgingsperiode
van 2 weken. Proefpersonen zullen de kliniek bezoeken bij de screening (bezoek
1), na een inloopperiode van 2 weken met placebo (bezoek 2), na 2 en 4 weken
dubbelblinde behandeling (respectievelijk bezoek 3 en 4) en na een
opvolgingsperiode van 2 weken (bezoek 5). Tijdens het onderzoek zullen de
bezoeken en beoordelingen worden uitgevoerd zoals beschreven in het
onderzoeksschema.
Screening
Voorafgaand aan de uitvoering van enige onderzoeksgerelateerde procedure zal
geïnformeerde toestemming worden verkregen. Proefpersonen zullen een screening
voor geschiktheid ondergaan, waaronder laboratoriumwaarden voor veiligheid,
zwangerschapstest bij vruchtbare vrouwen, vitale parameters, elektrocardiogram
(ecg), urineonderzoek en lichamelijk onderzoek. Het lichamelijk onderzoek bevat
bij vrouwen een beoordeling van prolapsus uteri en cystokèle en bij mannen een
transrectale echografie of transabdominale echografie voor meting van
prostaatvolume (PV). Als er recente urodynamische gegevens uit een urodynamisch
druk- en stromingsonderzoek (PFS) beschikbaar zijn (d.w.z. binnen 12 maanden
voorafgaand aan de screening), is de meting van PV niet nodig. Als de
proefpersoon bij bezoek 1 faalt voor exclusiecriterium 21 (urineweginfectie
[UTI]), kan de proefpersoon na geslaagde behandeling van de UTI (2 weken
behandeling) opnieuw worden gescreend en bij geschiktheid in het onderzoek
worden opgenomen.
Er zal een uroflowmetrie met urineren na natuurlijke, spontane blaasvulling
(d.w.z. wanneer wordt gevoeld dat de blaas vol is en er een duidelijk gevoel
van behoefte tot urineren is bij de proefpersoon) worden uitgevoerd om de flow,
het uitgeplast volume (VV) en het restvolume na het urineren (PVR) te meten.
PVR zal worden gemeten door transabdominale 2D-echografie (PVRUS1) na het
urineren. De functionele blaascapaciteit (BC) zal worden berekend (VV +
PVRUS1). De hoogste BC bij bezoek 1 en 2 zal ook worden gebruikt als vulvolume
voor gestandaardiseerde blaasvulling bij randomisatie (bezoek 2) en bij einde
van behandeling (EOB; bezoek 4), zie onder.
Inloopperiode
Proefpersonen die aan alle screeningcriteria voor geschiktheid voldoen, kunnen
deelnemen aan een enkelvoudig blinde inloopperiode van 2 weken met placebo.
Tijdens deze periode zullen proefpersonen het verzoek krijgen om in de 3 dagen
voorafgaand aan randomisatie (bezoek 2) een mictiedagboek bij te houden met
gegevens over plasfrequentie, urgentie, urinevolume en incontinentie.
Behandelingsperiode
Randomisatie
Tijdens bezoek 2 zullen de proefpersonen die aan de inclusie- en
exclusiecriteria voldoen in een verhouding 1:1 worden gerandomiseerd naar 1 van
de volgende dubbelblinde behandelingsgroepen:
•Eenmaal daags 100 mg ASP8302 (q.d.)
•Passend placebo (PTM)
Randomisatie zal worden gestratificeerd op basis van regio (Europa, Japan) en
geslacht.
Op de dag van bezoek 2 dient geneesmiddelinname na uroflowmetrie en
PVR-beoordelingen (en indien van toepassing PFS) plaats te vinden.
Tijdens bezoek 2 zal PVR op 4 manieren worden gemeten: na natuurlijke spontane
en gestandaardiseerde blaasvulling, met echografie en katheterisatie:
1. B2_PVR US1: PVR-meting met echografie na urineren en uroflowmetrie na
natuurlijke spontane blaasvulling, zoals bij de screening; ook B2_BC zal worden
berekend.
2. B2_PVRC1: PVR-meting met katheterisatie na B2_PVRUS1. Met dezelfde katheter
zal de blaas worden gevuld tot BC (hoogste BC van bezoek 1 en bezoek 2 [B1_BC
of B2_BC], d.w.z., gestandaardiseerde blaasvulling). De katheter die voor de
beoordeling van B2_PVRC1 wordt gebruikt, dient van klein kaliber (8 Ch/Fr) te
zijn om de effecten op de urinebuis en op de metingen met standaard
blaasvulling te verminderen (zie inclusiecriterium 12). Om dezelfde reden dient
de vulwaarde voor gestandaardiseerde blaasvulling de 20 ml/min niet te
overschrijden.
3. B2_PVR US2: PVR-meting met echografie na urineren en uroflowmetrie na
gestandaardiseerde blaasvulling (nadat katheter voor beoordeling van B2_PVRC1
verwijderd is) zullen worden gebruikt om de plasefficiëntie van de blaas (BVE)
te berekenen voor randomisatie (zie inclusiecriterium 13).
4. B2_PVRC2: PVR-meting met katheterisatie na B2_PVRUS2. Het VV van het
urineren na standaard blaasvulling (VVST) en de B2_PVRC2 zullen worden gebruikt
om de plasefficiëntie van de blaas (BVE) te berekenen voor randomisatie (zie
inclusiecriterium 13): B2_BVE = [VVST/(B2_PVRC2 + VVST)] x 100
Er zal bij maximaal 40 proefpersonen in ongeveer 7 geselecteerde centra (in
Europa en Japan) een PFS deelonderzoek naar druk en stroming worden uitgevoerd
voor evaluatie van urodynamische parameters. Er zal bij alle proefpersonen in
deze geselecteerde centra een gestandaardiseerd PFS
(details zullen worden beschreven in een aparte PFS-handleiding) worden
uitgevoerd bij randomisatie (baseline) en EOB. Er zal een
PFS-toetsingscommissie worden in plaats gesteld, bestaande uit urodynamische
experts, om na het onderzoek de PFS-resultaten te beoordelen.
Dubbelblinde behandelingsperiode
De duur van de dubbelblinde behandelingsperiode zal 4 weken zijn. Proefpersonen
zullen het verzoek krijgen om in de 3 dagen voorafgaand aan bezoek 3 (week 2)
en bezoek 4 (week 4) een mictiedagboek in te vullen.
Tijdens bezoek 3 zullen uroflowmetrie en meting van PVR enkel met echografie
worden uitgevoerd (B3_PVRUS1) na natuurlijke/spontane blaasvulling.
Beoordelingen bij einde van behandeling
Proefpersonen zullen in de 3 dagen voorafgaand aan bezoek 4 het verzoek krijgen
om hun mictiedagboek in te vullen, zoals hierboven beschreven.
Tijdens bezoek 4 zullen proefpersonen na het voltooien (of vroegtijdig
stopzetten) van de behandelingsperiode de beoordeling van het EOB-bezoek
uitvoeren. Uroflowmetrie en de 4 PVR-metingen zullen zoals tijdens bezoek 2
worden uitgevoerd, d.w.z. met urineren na natuurlijke/spontane blaasvulling
(beoordeling van B4_PVRUS1 en B4_PVRC1) en urineren na gestandaardiseerde
blaasvulling aan de hand van hetzelfde vulvolume en dezelfde vulwaarde als
tijdens bezoek 2 (beoordeling van B4_PVRUS2 en B4_PVRC2).
Uroflowmetrie en PVR-beoordelingen (en indien van toepassing PFS) dienen 2 tot
4 uur na de inname va het geneesmiddel plaats te vinden op de dag van bezoek 4.
Opvolgingsperiode
2 weken na bezoek 4 (EOB) zal er een opvolgingsbezoek (bezoek 5) worden
uitgevoerd. In de drie dagen voorafgaand aan het bezoek zal het mictiedagboek
worden ingevuld. Tijdens bezoek 5 zullen uroflowmetrie en meting van PVR worden
uitgevoerd met echografie na natuurlijke/spontane blaasvulling (d.w.z.
beoordeling van B5_PVRUS1).
Farmacokinetische analyse in de populatie
Tijdens bezoek 3 en/of 4 zullen er bloedmonsters voor farmacokinetiek in de
populatie (PPK) worden afgenomen.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Proefpersonen zullen eenmaal per dag elke keer 2 capsules (d.w.z. ASP8302 100 mg / of placebo) ontvangen voor een periode van 6 weken.
Inschatting van belasting en risico
Over het algemeen kunnen studiedeelnemers fysiek of psychologisch ongemak
ervaren door onderzoekstests, onderzoeksprocedures en vragenlijsten. Bovendien
kunnen proefpersonen bijwerkingen van de studiemedicatie ervaren.
De studielast bestaat uit (maximaal):
- Bezoeken aan de dokter: 5 bezoeken
- Lichamelijk examen: 3 keer
- ECG: 4 keer
- Vragenlijsten: 2 keer
- Voltooi het dagboek: 35 keer
- Venapunctie: 5 maal, en tijdens deze procedure kan bloed op verschillende
tijdstippen op een bezoek worden afgenomen via een canule.
- Urine monsters: 5 keer
- Meet urine vrije stroom: 5 keer
- Meet PVR: 5 keer
- Meet PFS: 2 keer (alleen van toepassing voor sommige ziekenhuizen)
Publiek
Sylviusweg 62
Leiden 2333BE
NL
Wetenschappelijk
Sylviusweg 62
Leiden 2333BE
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Bij het begin van het onderzoek - screening (bezoek 1):
1. Voorafgaand aan enige onderzoeksgerelateerde procedure (inclusief
stopzetting van verboden medicatie, indien van toepassing) dient een door de
institutionele beoordelingscommissie (IRB)/onafhankelijke ethische commissie
(IEC) goedgekeurde schriftelijke geïnformeerde toestemming van de proefpersoon
of de wettelijke vertegenwoordiger zijn verkregen, met een privacybescherming
volgens de landelijke wetgeving.
2. De proefpersoon wordt ten tijde van het ondertekenen van het formulier voor
toestemmingsformulier voor proefpersonen volgens de lokale voorschriften
volwassen geacht.
3. De proefpersoon heeft diagnose van een onderactieve blaas, gedefinieerd als
hinderlijke chronische incomplete blaasleging:
•de klinische aandoening is gedurende >= 6 maanden voorafgaand aan de screening
aanwezig en
•de proefpersoon heeft een PVR >= 75 ml (gemeten aan de hand van echografie na
uroflowmetrie; B1_PVRUS1).
4. Een proefpersoon met CIC dient ten minste 1 maand CIC te hebben gehad, in
staat te zijn om spontaan te urineren en niet geheel afhankelijk te zijn van
CIC.
5. Een vrouwelijke proefpersoon dient:
•Niet vruchtbaar te zijn:
o Postmenopauzaal (gedefinieerd als ten minste 1 jaar zonder menstruatie,
zonder andere duidelijke pathologische of fysiologische oorzaak) voorafgaand
aan de screening of
•Gedocumenteerd chirurgisch steriel te zijn (bijv. hysterectomie, bilaterale
salpingectomie, bilaterale oöforectomie). Of, indien vruchtbaar:
o Ermee in te stemmen om tijdens het onderzoek en gedurende 28 dagen na de
laatste dosis onderzoeksmiddel geen pogingen te doen om zwanger te worden
o Ermee in te stemmen om bij alle bezoeken een zwangerschapstest op serum te
ondergaan
o En bij het screeningsbezoek een negatieve zwangerschapstest op serum te hebben
o En, indien heteroseksueel actief, ermee in te stemmen om vanaf de screening,
gedurende de gehele onderzoeksperiode en tot 28 dagen na de laatste toediening
van het onderzoeksmiddel op consistente wijze 1 zeer effectieve
anticonceptiemethode* te gebruiken.
6. Een vrouwelijke proefpersoon dient vanaf de screening, gedurende de gehele
onderzoeksperiode en tot 28 dagen na toediening van de laatste dosis
onderzoeksmiddel af te zien van het geven van borstvoeding.
7. Een vrouwelijke proefpersoon dient vanaf de screening, gedurende de gehele
onderzoeksperiode en tot 28 dagen na toediening van de laatste dosis
onderzoeksmiddel geen eicellen te doneren.
8. Een seksueel actieve, mannelijke proefpersoon met (een) vruchtbare
vrouwelijke partner(s) komt in aanmerking als hij vanaf de screening, gedurende
de gehele onderzoeksperiode en tot 90 dagen na toediening van de laatste dosis
onderzoeksmiddel instemt met het gebruik van een mannencondoom.
9. Een mannelijke proefpersoon dient vanaf de screening, gedurende de gehele
onderzoeksperiode en tot 90 dagen na toediening van de laatste dosis
onderzoeksmiddel geen sperma te doneren.
10. Een mannelijke proefpersoon met (een) partner(s) die zwanger is (zijn) of
borstvoeding geeft (geven), dient tijdens de zwangerschap of
borstvoedingsperiode in te stemmen met onthouding of het gebruik van een
condoom, gedurende de gehele onderzoeksperiode en tot 28 dagen na toediening
van de laatste dosis onderzoeksmiddel.
*Tot de zeer effectieve anticonceptiemethoden behoren:
•Consequent en correct gebruik van geaccepteerde hormonale anticonceptiva die
de ovulatie remmen
•Ingebracht spiraaltje of intra-uterien systeem
•Bilaterale afbinding van de eileiders
•Vasectomie (een vasectomie is een zeer effectieve anticonceptiemethode mits de
afwezigheid van sperma bevestigd is; is dit niet het geval, dan dient een
aanvullende zeer effectieve anticonceptiemethode te worden gebruikt)
•Man is steriel vanwege bilaterale orchiëctomie
•Seksuele onthouding wordt enkel als een zeer effectieve methode beschouwd als
dit wordt gedefinieerd als het afzien van heteroseksuele gemeenschap gedurende
de gehele risicoperiode in verband met het onderzoeksmiddel. De betrouwbaarheid
van seksuele onthouding dient te worden beoordeeld in relatie tot de duur van
het onderzoek en de gekozen en normale levensstijl van de deelnemer.
11. De proefpersoon stemt ermee in om tijdens de behandeling niet deel te nemen
aan een ander interventioneel onderzoek., Bij randomisatie (bezoek 2):
12. De proefpersoon heeft een PVR >= 100 ml (gemeten aan de hand van
katheterisatie, d.w.z. PVRC2).
13. De proefpersoon heeft een VVST >= 50 ml en een BVE (V2_BVE) >= 10%. De VVST
en B2_PVRC2 zullen worden gebruikt voor de berekening B2_BVE = [VVST/(B2_PVRC2
+ VVST)] x 100
Vrijstelling van inclusiecriteria zal NIET worden toegestaan.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Bij het begin van het onderzoek - screening (bezoek 1):
Met betrekking tot lagere urinewegen:
1. De proefpersoon heeft aanzienlijke BOO:
•De proefpersoon heeft naar het oordeel van de onderzoeker klinisch
significante urinebuisvernauwing (bijv. met noodzaak voor operatie).
•De vrouwelijke proefpersoon heeft prolapsus uteri >= graad 2 volgens het
Shaw-systeem (tot aan of onder de introïtus), matige of ernstige cystokèle
(bereikt of uitpuilend buiten de introïtus).
•De mannelijke proefpersoon heeft >= 40 voor PFS volgens de index voor
obstructie van de blaasuitgang (BOOI) (uitgevoerd bij de screening of binnen 12
maanden na het screeningsbezoek) of, als PFS niet beschikbaar is, een PV > 40
ml (Europa) of > 30 ml (Japan) op echografie (uitgevoerd bij de screening of
binnen 6 maanden na het screeningbezoek). Opmerking: als PFS beschikbaar is en
PV zich boven de grenswaarde bevindt, dient de proefpersoon niet te worden
uitgesloten als BOOI < 40 is.
•Een andere aandoening die naar het oordeel van de onderzoeker een aanzienlijke
BOO vormt.
2. De proefpersoon heeft gekende urgente urine-incontinentie die naar het
oordeel van de onderzoeker klinisch significant is.
3. De proefpersoon heeft 1 of meer gekende blaasdivertikels die naar het
oordeel van de onderzoeker klinisch significant is/zijn.
4. De proefpersoon heeft gekende vesico-ureterale/renale reflux die naar het
oordeel van de onderzoeker klinisch significant is.
5. De proefpersoon heeft een urinekatheter in situ (inclusief suprapubische
katheters).
6. De proefpersoon heeft 1 van de volgende gekende aandoeningen als primaire
oorzaak van een onderactieve blaas of een aandoening die het
behandelingsresultaat mogelijk kan beïnvloeden:
•Neurologische laesie of aandoening, waaronder cerebrovasculair accident,
hernia van lumbale wervelschijf, ruggenmergletsel, multiple sclerose, ziekte
van Parkinson, guillain-barrésyndroom, pudendale, hypogastrische of
bekkenzenuwlaesie. Diabetes mellitus is toegestaan indien onder controle met of
zonder medische behandeling.
•Toenemende bekkenbodemspieractiviteit tijdens urineren (bijv. dyssynergische
gestrieerde sfincteractiviteit/sfincteractiviteit na urineren, fowlersyndroom
en bekkenbodemspierspasme)
•Eerdere blaasoperatie (bijv. blaasvergrotings- of -verkleiningsoperatie,
latissimus dorsi detrusor myoplastiek). Eerdere operatie voor benigne
prostaatobstructie is toegestaan als deze meer dan 6 maanden voorafgaand aan de
screening werd uitgevoerd.
•Eerdere implantatie-operatie voor incontinentie die nog steeds in situ is
(bijv. tape, band of kunstmatige sfincter)
•Significant actief urologisch pijnsyndroom
•Eerdere bestralingstherapie van het bekken
7. Afhankelijkheid van het gebruik van een handmatige hulpmethode voor het
verbeteren van blaasleging, zoals handgreep van Credé of suprapubisch kloppen.,
Met betrekking tot (eerder(e) of huidig(e)) behandeling en/of onderzoeksmiddel:
8. De proefpersoon ontvangt 1 of meer van de volgende
niet-geneesmiddelbehandelingen:
•Elektrostimulatiebehandeling.
•Intravesicale of injectiegebaseerde behandeling.
•Een lopend blaastrainingsprogramma en/of lopende bekkenbodemoefeningen dat/die
in de 6 weken voorafgaand aan bezoek 1 begon/begonnen.
•Uit spier verkregen stamcelinjectie in de blaas of urinebuis of
blaastransplantatie op enig moment voorafgaand aan de screening.
9. De proefpersoon gebruikt verboden medicatie of de proefpersoon gebruikt
beperkt toegestane medicatie in omstandigheden die verschillen met de
omstandigheden die in de paragraaf voor gelijktijdige medicatie worden
beschreven.
10. De proefpersoon heeft een gekende of vermoede overgevoeligheid voor ASP8302
of enig inactief bestanddeel ervan., Met betrekking tot gelijktijdige
aandoeningen:
(Houd er rekening mee dat deze exclusiecriteria geen specifieke diagnostische
evaluatie vereisen tijdens het screeningbezoek, tenzij de proefpersoon tekenen
en symptomen toont die op de aanwezigheid van deze conditie wijzen en deze niet
eerder aanwezig waren.)
11. De proefpersoon heeft gekende inflammatoire darmziekte of klinisch
significante diarree.
12. De proefpersoon heeft een gekende immuunstoornis vanwege aandoeningen als
humaan immunodeficiëntievirus/verworven immunodeficiëntiesyndroom of hepatitis
C.
13. De proefpersoon is in de 6 maanden voorafgaand aan bezoek 1
gediagnosticeerd met klinisch significante cardiovasculaire of
cerebrovasculaire ziekten, zoals myocardinfarct, onbeheerste angina/coronaire
hartziekte, significante ventriculaire aritmieën en hartfalen (klasse III/IV
volgens New York Heart Association).
14. De proefpersoon is gediagnosticeerd met klinisch significante astma,
chronische bronchitis en/of chronische obstructieve longziekte.
15. De proefpersoon heeft een gekende gemiddelde Fridericia-gecorrigeerd
QT-interval (QTcF) > 430 ms voor mannen of > 450 ms voor vrouwen, een eerder
aanwezig verlegd QT-syndroom of hypokaliëmie.
16. De proefpersoon heeft een klinisch significant afwijkende 12-kanaals ecg.
17. De proefpersoon heeft een huidige of eerdere maligne bekkenziekte.
Proefpersonen met voorgeschiedenis van kanker (niet van het bekken) worden als
geschikt beschouwd als de proefpersoon behandeling onderging en de proefpersoon
ten minste 5 jaar ziektevrij wordt geacht. Proefpersonen met volledig
verwijderd basaalcelcarcinoom of plaveiselcelcarcinoom van de huid en volledig
verwijderde cervixkanker in situ worden eveneens als geschikt beschouwd.
18. De proefpersoon heeft een gekende matige tot ernstige leverfunctiestoornis
(d.w.z. Child-Pugh-klasse B of C) [bijlage 12.2].
19. De proefpersoon heeft een gekende ernstige nierfunctiestoornis,
gedefinieerd als een geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) < 30
ml/min/1,73 m2.
20. De proefpersoon heeft gekend actueel alcohol- en of drugsmisbruik of
voorgeschiedenis in de laatste 24 maanden voorafgaand aan de screening.
21. De proefpersoon heeft een aangetoonde UTI, bevestigd door een urinekweek
met >100.000 kve/ml in de middenstroomportie van de urine. Als in het monster
van bezoek 1 een UTI bevestigd wordt, dient de inloopperiode te worden gestopt.
Na geslaagde behandeling van de UTI kan de proefpersoon opnieuw worden
gescreend en bij geschiktheid in het onderzoek worden ingeschreven.
22. De proefpersoon heeft één of meer van de volgende afwijkende lever- of
nierfunctieparameters (beoordeeld in het monster van bezoek 1):
•Alanine-aminotransferase (ALAT), aspartaataminotransferase (ASAT) of
bilirubine verhoogd tot > 1,5 keer de bovenlimiet van de normaalwaarde (ULN).
•Gamma-glutamyltransferase (γ-GT) verhoogd tot > 3 keer ULN.
•eGFR < 45 ml/min/1,73 m2 op basis van de formule voor aanpassing van dieet bij
nierziekte., Algemeen:
23. De proefpersoon ontving een experimentele behandeling in de 28 dagen of 5
halfwaardetijden voorafgaand aan de screening, afhankelijk van wat het langste
is.
24. De proefpersoon is medewerker van de Astellas Group, externe partijen die
betrokken zijn bij het onderzoek of het team van het klinisch onderzoekscentrum.
25. De proefpersoon heeft een gekende aandoening die de proefpersoon naar het
oordeel van de onderzoeker ongeschikt maakt voor deelname aan het onderzoek.
Bij randomisatie (bezoek 2):
26. De proefpersoon voldoet aan één of meer van de exclusiecriteria van bezoek
1.
27. De proefpersoon heeft ernstige OAB, d.w.z. 3 of meer urgentie-episodes
(graad 3 of 4 op de schaal voor patiëntperceptie van urgentie-intensiteit)
tijdens de 3-daagse mictiedagboekperiode voorafgaand aan bezoek 2.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2017-003693-13-NL |
CCMO | NL66244.028.18 |